Uitspraak 202300854/1/A2


Volledige tekst

202300854/1/A2.
Datum uitspraak: 17 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 29 december 2022 in zaak nr. 22/4787 in het geding tussen:

[appellant]

en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2022 heeft het CBR [appellant] verplicht om medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid.

Bij besluit van 2 september 2022 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 29 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.S. Pot, advocaat te Amsterdam, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. S. Sheikchote, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       In deze zaak is tussen partijen in geschil of het CBR terecht aan [appellant] de verplichting heeft opgelegd om onderzoek te laten doen naar zijn rijgeschiktheid.

3.       In een mutatierapport van de politie Midden-Nederland van 10 maart 2022 is onder meer het volgende vermeld. De rapporteur reed achter [appellant] op de Hogering in Almere. [appellant] reed in een personenauto. Hij trok erg langzaam op van de verkeerslichten en bleef vervolgens langzaam rijden. Hij slaagde er bovendien niet in zijn auto binnen de voor hem geldende rijbaan te houden en slingerde meermaals een meter over de andere rijstrook. De rapporteur haalde [appellant] in en gaf hem een stopteken. De rapporteur nam de rechterafslag van de rotonde ter hoogte van de Stripheldenweg. [appellant] volgde hem niet en reed een ronde over de rotonde. Hierna nam [appellant] alsnog de bedoelde afslag. De rapporteur volgde [appellant] en gaf hem nogmaals een stopteken. [appellant] voldeed daaraan. [appellant] zat met trillende benen in de auto. Hij verklaarde dat hij medicijnen gebruikt, ter voorkoming van een hartaanval, maar dat dit geen invloed op zijn rijgedrag heeft. De rapporteur had geen aanwijzing dat [appellant] onder invloed van alcohol was.

4.       Op basis van het mutatierapport van 10 maart 2022 heeft de politie Midden-Nederland aan het CBR een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) gedaan van het vermoeden dat [appellant] niet of niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke rijgeschiktheid, vereist voor het besturen van een motorrijtuig. Naar aanleiding van die mededeling heeft het CBR [appellant] bij besluit van 10 mei 2022 een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd. Het CBR heeft daarbij verwezen naar artikel 131 van de Wvw 1994 en artikel 23, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling), gelezen in samenhang met de Bijlage van de Regeling.

Oordeel van de rechtbank

5.       De rechtbank heeft overwogen dat zij geen reden ziet om aan de bevindingen van de politie Midden-Nederland te twijfelen. De geobserveerde verkeersgedragingen en de verklaringen van [appellant], in combinatie met elkaar bezien, rechtvaardigen het vermoeden dat hij niet beschikt over de benodigde rijgeschiktheid. Dat er ook andere verklaringen zouden kunnen zijn voor de  geobserveerde gedragingen, zoals een beroerde rijstijl of dat [appellant] wellicht aan het telefoneren was, maakt die conclusie niet anders. [appellant] heeft tijdens de controle geen opmerkingen gemaakt in die richting en andere aanwijzingen zijn er evenmin.

6.       De rechtbank heeft verder overwogen dat het mutatierapport voldoende gedetailleerde informatie bevat en consistent is. Er was voor het CBR dan ook geen aanleiding om nadere vragen te stellen voordat het zich op het mutatierapport kon baseren. Van onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is daarom geen sprake.

Hoger beroep en de beoordeling daarvan

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het CBR het mutatierapport van 10 maart 2022 onvoldoende kritisch heeft beoordeeld. Een kritische beoordeling is volgens hem van belang gelet op de ingrijpende gevolgen voor de betrokkene van een besluit tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid. Hij voert aan dat het mutatierapport op verscheidene punten onvolledig is. Zo is hierin onder meer niet vermeld dat een alternatieve verklaring voor zijn rijgedrag, zoals het gebruik van een mobiele telefoon of dronkenschap, is uitgesloten.

7.1.    In het mutatierapport staat onder meer dat is waargenomen dat [appellant] slingerend en niet binnen zijn rijbaan heeft gereden zodanig dat inhalen voor de rapporteur gevaarlijk was, dat hij erg langzaam optrok bij stoplichten en langzaam bleef rijden, niet adequaat reageerde op een stopteken, last had van trillende benen zonder dat hij hiervoor een verklaring kon geven en mededeling deed van medicijngebruik. Gelet op deze constateringen, in samenhang bezien, kon het CBR redelijkerwijs tot het vermoeden komen dat [appellant] niet rijgeschikt is. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. Daarbij is van belang dat niet is gebleken van alternatieve verklaringen voor het rijgedrag van [appellant]. Het CBR heeft niet in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht gehandeld door het mutatierapport ten grondslag te leggen aan de besluitvorming.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

9.       Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Hazen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024

452-1100

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 130

1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

[…]

Artikel 131

1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:

[…]

b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.

[…]

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

Artikel 23

[…]

3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:

a. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder A, onderdelen I, Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig, of II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer;

b. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdelen I en II;

[…]

Bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

A. Rijvaardigheid en gedrag

I. Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig

[…]

I.2. Beheersing van het motorrijtuig

1. Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie:

a. slingerend wordt gereden;

b. bij herhaling van de juiste koers wordt afgeweken;

[…]

II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer

[…]

2. Gebrekkige rijvaardigheid

Gebrekkige rijvaardigheid die blijkt uit:

a. de plaats op de weg […];

[…]

B. Geschiktheid

I. Lichamelijke geschiktheid

a. bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;

b. wegraking / black-out;

c. hevige duizeligheid;

d. evenwichtsstoornis;

e. coördinatiestoornis, ongecontroleerde bewegingen;

f. stoornis in het gebruik van één of meer ledematen;

g. duidelijk verminderd gezichtsvermogen;

h. betrokkene verklaart geneesmiddelen te hebben ingenomen die, al dan niet in combinatie met alcohol, de rijvaardigheid beïnvloeden;

i. lichamelijk gebrek of functieverlies terwijl op het rijbewijs niet is vermeld dat betrokkene slechts:

-een motorrijtuig mag besturen dat aan bijzondere eisen voldoet die zijn gericht op dat gebrek of functieverlies;

-een motorrijtuig mag besturen onder gebruikmaking van kunst- of hulpstukken;

j. uit een medische verklaring blijkt van sterke aanwijzingen voor een verhoogd risico op een situatie als bedoeld onder a tot en met i.

II. Geestelijke geschiktheid

a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;

b. ernstig gestoord inzicht of gedrag;

c. ernstig onaangepast rijgedrag;

d. agressiviteit in het verkeer;

e. paniekaanvallen;

f. abnormale opwindingstoestanden;

g. poging tot zelfdoding in het verkeer;

h. een van de in onderdeel A, subonderdelen I of II, genoemde gedragingen, indien het vermoeden bestaat dat ze het gevolg zijn van onvoldoende geestelijke geschiktheid.

[…]