Uitspraak 202307893/1/A2


Volledige tekst

202307893/1/A2.
Datum uitspraak: 10 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Delft,
appellante,

en

het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: CBE),
verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 30 augustus 2023 heeft de decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen een verzoek van [appellante] om haar uitstel te verlenen van het bindend studieadvies (hierna: BSA) afgewezen en haar een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven voor de opleiding Bachelor Civiele Techniek.

Bij beslissing van 24 november 2023 heeft het CBE het door [appellante] hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.S.M. Nolte, advocaat te Leiden, het CBE, vertegenwoordigd door mr. C. de Munck en mr. S.M.M. Meijer, en de BSA-commissie, vertegenwoordigd door dr. J.A.E. ten Veldhuis, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding en geschil

1.       [appellante] is in het studiejaar 2021-2022 begonnen met de opleiding Bachelor Civiele Techniek. Zij heeft dat jaar 24 van de 60 studiepunten behaald. De decaan heeft, na advies van de BSA-commissie van de faculteit, [appellante] bij beslissing van 24 augustus 2022 uitstel verleend van het BSA, omdat het door haar persoonlijke omstandigheden moeilijk of niet mogelijk was om dat studiejaar aan de BSA-norm te voldoen. [appellante] mocht de opleiding vervolgen, onder de voorwaarde dat zij de rest van de 60 studiepunten uit het eerste jaar in het studiejaar 2022-2023 zou behalen.

In dat tweede studiejaar heeft [appellante] in het geheel geen studiepunten behaald. Bij de beslissing van 30 augustus 2023 heeft de decaan [appellante] daarom een definitief BNSA gegeven. Zij is uitgeschreven voor de opleiding Bachelor Civiele Techniek en mag zich de komende vier studiejaren niet inschrijven voor die studie aan de TU Delft.

2.       In geschil is of de decaan [appellante] opnieuw uitstel had moeten verlenen van het BSA op grond van haar persoonlijke omstandigheden.

Wettelijk kader

3.       Uit de artikelen 7.8b en 9.15 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) volgt dat de decaan een student slechts een BNSA kan geven als hij met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die daarover zijn vastgesteld.

4.       Deze artikelen en andere toepasselijke regels uit de Onderwijs- en Examenregeling van de bacheloropleiding Civiele Techniek 2022-2023 en de Wijze van uitvoering Bindend Studieadvies TU Delft (hierna: BSA-regeling) staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beslissing van het CBE

5.       Volgens het CBE werd [appellante] door de studentenarts vanaf eind mei 2022 geacht weer volledig belastbaar te zijn voor haar studie. Desondanks is zij er in het eerste studiejaar niet in geslaagd om voldoende studiepunten te behalen. Verder heeft zij, in weerwil van de aanbeveling van de BSA-commissie, in het tweede studiejaar beperkt contact gehad met de studieadviseur en geen studieplan opgesteld. Dit kan haar volgens het CBE mede worden tegengeworpen, omdat zij al voor een eerdere studie aan de TU Delft een BNSA had ontvangen en daarom wist welke regels er gelden om uitstel van het BSA te krijgen. Als [appellante] eerder contact had opgenomen met de studieadviseur, had met haar naar alternatieve mogelijkheden kunnen worden gezocht om haar, met inachtneming van haar persoonlijke omstandigheden, individueel te beoordelen, aldus het CBE.

Beroepsgronden en beoordeling daarvan

6.       [appellante] betoogt dat het BNSA gebrekkig is gemotiveerd, omdat daaruit niet blijkt waarom haar persoonlijke omstandigheden geen aanleiding geven voor uitstel van het BSA. Zij heeft angst- en paniekklachten en faalangst. Deze psychische klachten komen (mede) voort uit de kindertijd van [appellante]. Zij is als kind de oorlog in Irak ontvlucht en het gezin had moeite in Nederland te aarden. Met name de faalangst maakt dat zij zodanige stress ervaart bij tentamens dat zij ofwel een black-out krijgt tijdens het tentamen ofwel niet eens naar het tentamen durft te gaan, aldus [appellante]. De psychische klachten zorgen ook voor vermoeidheidsklachten. Zij heeft deze klachten onderbouwd met een verklaring van een psycholoog van 12 januari 2024 die haar heeft behandeld in de periode van 2 juni 2021 tot en met 27 oktober 2021, en met een verklaring van de studentenpsycholoog van 31 mei 2023 die haar op dat moment vanaf 27 april 2023 onder behandeling had.

6.1.    De Afdeling is van oordeel dat de decaan en het CBE deugdelijk hebben gemotiveerd waarom [appellante] een BNSA heeft gekregen in plaats van (nogmaals) uitstel van het BSA.

In de verklaring van de studentenarts van 12 juli 2022 staat: "De studiebelastbaarheid bedroeg: Van 03-03-2022 t/m 24-03-2022: 0% studiebelastbaarheid, in opbouw volledig hersteld naar 100% studiebelastbaarheid vanaf eind mei 2022." Gelet op deze verklaring mocht de decaan ervan uitgaan dat [appellante] vanaf juni 2022 haar studie kon hervatten en studiepunten kon behalen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar psychische klachten ervoor hebben gezorgd dat zij vanaf dat moment in het geheel geen studiepunten kon behalen. De door haar overgelegde verklaring van de studentenpsycholoog van 31 mei 2023 is daarvoor niet voldoende. Die verklaring ziet op een behandeling vanaf 27 april 2023. Daaruit blijkt weliswaar dat zij psychische en vermoeidheidsklachten ervaart die bijdragen aan haar studievertraging, maar niet dat haar studiebelastbaarheid vanaf juni 2022 0% was. [appellante] heeft bovendien vakken gevolgd en bijles gegeven in het tweede studiejaar. Dat duidt ook op (enige) studiebelastbaarheid. De door [appellante] overgelegde verklaring van een psycholoog van 12 januari 2024 gaat over een behandeling in 2021 en zegt daarmee niets over de studiebelasting van [appellante] vanaf juni 2022.

De decaan en het CBE hebben verder terecht van belang geacht dat [appellante] zich pas in april 2023 heeft gemeld bij de studieadviseur. Volgens de BSA-regeling moet een student de studieadviseur van zijn opleiding tijdig en zo spoedig mogelijk melden dat er persoonlijke omstandigheden spelen waar de studie mogelijk hinder van ondervindt. Het is niet aannemelijk dat [appellante] niet op de hoogte was van het belang om de studieadviseur te benaderen. Zij heeft eerder een BNSA gehad voor een andere opleiding en eerder uitstel gehad van het BSA voor deze opleiding. Als [appellante] meende dat zij niet in staat was tentamens af te leggen in het tweede studiejaar, had het dus op haar weg gelegen hiervan tijdig melding te doen bij de studieadviseur.

6.2.    Omdat [appellante] gedurende het gehele tweede studiejaar geen enkel studiepunt heeft behaald en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij dat gehele studiejaar volledig niet belastbaar was, is het causaal verband tussen de studievertraging en de persoonlijke omstandigheden niet inzichtelijk gemaakt. De decaan en het CBE hebben daarom kunnen beslissen dat [appellante], gezien haar zeer beperkte studieresultaten, niet geschikt is voor de opleiding.

Het betoog slaagt niet.

Eindoordeel

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.

w.g. Borman
voorzitter

w.g. De Vries-Biharie
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024

611

Verzonden: 10 april 2024

BIJLAGE - WETTELIJK KADER

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 7.8b

1. Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit brengt iedere student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale associate degree-opleiding of bacheloropleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de associate degree-opleiding of de bacheloropleiding […].

2. Onverminderd het eerste lid kan het instellingsbestuur het advies aan de student uitbrengen zolang deze het propedeutisch examen niet met goed gevolg heeft afgelegd.

3. Aan een advies als bedoeld in het eerste of tweede lid kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste jaar van inschrijving, een afwijzing verbinden. Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het instellingsbestuur kan aan de afwijzing een termijn verbinden. Het instellingsbestuur kan de afwijzing uitstrekken tot opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen gemeen hebben. Het instellingsbestuur kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken, indien het in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding zorgt voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd.

4. Voordat het instellingsbestuur tot afwijzing overgaat, geeft het de desbetreffende student een waarschuwing onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van dat bestuur moeten zijn verbeterd. Het instellingsbestuur stelt de student alvorens tot een afwijzing over te gaan in de gelegenheid te worden gehoord.

5. Van de student die op grond van het derde lid is afgewezen, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De student kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven, tenzij het instellingsbestuur toepassing heeft gegeven aan de derde volzin van het derde lid of tenzij de betrokkene op een later tijdstip verzoekt om te worden ingeschreven voor de desbetreffende opleiding en daarbij ten genoegen van het instellingsbestuur aannemelijk maakt dat hij die opleiding met vrucht zal kunnen volgen.

6. Het instellingsbestuur stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het derde lid, alsmede op de termijn, bedoeld in het vierde lid.

7. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden, bedoeld in het derde lid, het instellingsbestuur in zijn beoordeling betrekt.

Artikel 7.13

1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. De onderwijs- en examenregeling bevat adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen.

2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, per opleiding of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daaronder worden ten minste begrepen:

[…],

f. de nadere regels, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid,

[…].

Artikel 9.15

1. De decaan is, onverminderd artikel 9.5, voorts belast met:

a-e. […],

f. de uitvoering van de artikelen 7.8b en 7.9, met uitzondering van de aanwijzing van opleidingen, bedoeld in de artikelen 7.8b, derde lid, en 7.9, eerste lid,

g-k. […].

Onderwijs- en Examenregeling van de bacheloropleiding Civiele Techniek 2022-2023

Artikel 27

1. Aan iedere student wordt uiterlijk aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving voor de opleiding door de decaan een advies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de bacheloropleiding tenzij deze zich heeft uitgeschreven voor 1 februari van dat studiejaar. Hij geeft aan iedere student die voor het eerst staat ingeschreven in het eerste studiejaar van de opleiding:

» een pre-advies (tevens met eventuele waarschuwing) in maart,

» een voorgenomen bindend studieadvies uiterlijk begin augustus of een definitief positief studieadvies,

» een definitief (positief of negatief) bindend studieadvies uiterlijk op 31 augustus.

2. De student die aan het eind van het eerste studiejaar (laatste resultaatdatum 31 augustus) minder dan 45 studiepunten behaald heeft, krijgt een negatief bindend studieadvies. De inschrijving van deze student wordt met ingang van de eerste van de maand volgend op de dagtekening van het besluit waarin dit advies staat vermeld, beëindigd, echter niet eerder dan met ingang van 1 september van het jaar volgend op het eerste studiejaar.

3-4. […].

5. De beëindiging van de inschrijving als bedoeld in het eerste lid leidt tot uitsluiting van de opleiding gedurende de vier studiejaren na het studiejaar waarover het advies is uitgebracht.

6-7. […].

8. Indien de decaan oordeelt dat een student op grond van persoonlijke omstandigheden de norm van 45 studiepunten niet heeft kunnen halen, verleent hij deze toestemming om in een volgend studiejaar de norm van 45 studiepunten uit het programma voor het eerste studiejaar van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven te behalen, waarbij de reeds in het eerste studiejaar behaalde studiepunten niet mogen worden meegerekend, dan wel het eerste studiejaar geheel af te ronden.

Wijze van uitvoering Bindend Studieadvies TU Delft

Artikel 6

Bij de uitvoering van het BSA wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden, zoals omschreven in de WHW. Deze omstandigheden worden toegekend als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de student, wanneer deze omstandigheden zich niet voor hadden gedaan, de norm

wel gehaald zou hebben. Persoonlijke omstandigheden leiden dus niet op voorhand al tot uitstel van het BSA […].

Procedure persoonlijke omstandigheden

1. De student meldt de studieadviseur van zijn opleiding tijdig dat er sprake is van persoonlijke omstandigheden en dat de studie daar mogelijk hinder van ondervindt.

2. Onder persoonlijke omstandigheden wordt verstaan:

a. Ziekte;

b. Zwangerschap;

c. Een lichamelijke, zintuigelijke of andere functiestoornis (handicap);

d. Bijzondere familieomstandigheden;

e-g. […].

3. […].

4. Persoonlijke omstandigheden dienen zo spoedig mogelijk nadat de omstandigheid zich heeft voorgedaan gemeld te worden bij de studieadviseur […].

5. De student is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van uitstel van het BSA bij de BSA-commissie.

6. Wanneer de BSA-commissie oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden de studievoortgang zwaarwegend hebben beïnvloed, dan kan de commissie de decaan adviseren de student uitstel van het BSA te verlenen. Dit houdt in dat de student geen (negatief) BSA krijgt, maar dat het BSA advies wordt aangehouden. De student dient in een volgend studiejaar 45 EC uit het eerste jaar van de opleiding te behalen bovenop de reeds behaalde punten, of alle resterende EC uit het eerste jaar te behalen waardoor het eerste jaar volledig wordt afgerond, indien hij meer dan 15 EC uit het eerste jaar heeft behaald.