Uitspraak 202307805/2/A2


Volledige tekst

202307805/2/A2.
Datum beslissing: 5 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Leusden (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       de burgemeester van Leusden
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 6 november 2023 in zaak nr. 21/4930 in het geding tussen:

[appellant sub 1]

en

de burgemeester van de gemeente Leusden.

Procesverloop

[appellant sub 1] en de burgemeester hebben ieder hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 6 november 2023.

De burgemeester heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft:  
a. 22 meldingen over de jaren 2018 tot en met 2020
b. aanmeldformulier PGA met screenshots uit het interne datasysteem MerlinCrisisSuite
c. proces-verbaal van bevindingen van de politie

[appellant sub 1] heeft een reactie ingediend.

Overwegingen

1.       In de bodemzaak heeft [appellant sub 1] verzocht om schadevergoeding wegens schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). Volgens [appellant sub 1] heeft de burgemeester de AVG geschonden door hem te plaatsen in de gemeentelijke Persoonsgerichte Aanpak (PGA).

De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat er onvoldoende grondslag of noodzaak was om de persoonsgegevens van [appellant sub 1] in de PGA te verwerken. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding echter afgewezen, omdat [appellant sub 1] naar het oordeel van de rechtbank niet heeft bewezen in welke mate de schending van de AVG schade heeft veroorzaakt en niet concreet heeft aangegeven waaruit zijn schade bestaat.

2.       De burgemeester heeft in de motivering van het verzoek vermeld dat de in het procesverloop onder a vermelde stukken meldingen betreffen van omwonenden over incidenten en overlast. Deze omwonenden hebben er belang bij dat hun identiteit alsook het feit dat zij deze meldingen hebben gedaan niet bekend wordt bij de wederpartij. Gelet op de gespannen verhoudingen tussen de omwonenden en de wederpartij valt niet uit te sluiten dat verzoekers bij omwonenden ‘verhaal’ zullen halen. Volgens de burgemeester weegt het belang van de bescherming van de persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van omwonenden zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] om van deze gegevens kennis te nemen.

Van de stukken die in het procesverloop onder b en c zijn vermeld, zijn geschoonde versies aan de rechtbank overgelegd. De burgemeester heeft gemotiveerd dat beperkte kennisneming van de onleesbaar gemaakte gedeelten van deze stukken gerechtvaardigd is ter bescherming van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van personen.

3.       [appellant sub 1] heeft in zijn reactie vermeld dat hij niet akkoord gaat met de verzochte beperkte kennisneming van de geheime stukken. Daarbij heeft hij aangevoerd juist op grond van de meldingen in de PGA te zijn geplaatst. Volgens [appellant sub 1] wordt hij door de beperkte kennisneming in zijn verdediging benadeeld, aangezien de burgemeester in zijn incidenteel hoger beroepschrift naar de geheime stukken heeft verwezen.

4.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

5.       De Afdeling heeft kennis genomen van de stukken die in het procesverloop zijn vermeld onder a. De stukken bevatten namen, adressen en e-mailadressen van de melders, de inhoud van de gedane meldingen en namen van medewerkers van de gemeente. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de vertrouwelijke behandeling van de meldingen en de bescherming van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de melders en de medewerkers van de gemeente zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] om van deze meldingen kennis te nemen. Daarbij is van belang dat [appellant sub 1] door de beperkte kennisneming van de meldingen niet onevenredig in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Daarom acht de Afdeling het verzoek om beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

6.       De Afdeling heeft ook kennis genomen van de stukken die in het procesverloop zijn vermeld onder b. In de geschoonde versies van deze stukken zijn namen, andere persoonsgegevens en informatie die herleidbaar is tot de eerder vermelde meldingen, onleesbaar gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de vertrouwelijke behandeling van de meldingen en de bescherming van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] om van deze meldingen kennis te nemen. Daarbij is van belang dat [appellant sub 1] door de beperkte kennisneming van de meldingen niet onevenredig in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Daarom acht de Afdeling het verzoek om beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

7.       De Afdeling heeft verder kennis genomen van het proces-verbaal dat in het procesverloop onder c is vermeld. In het proces-verbaal van bevindingen van de politie zijn namen en adressen van melders en van politiefunctionarissen vermeld en is informatie over meldingen van omwonenden opgenomen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de vertrouwelijke behandeling van de meldingen en de bescherming van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de melders en de politiefunctionarissen zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] om van deze meldingen kennis te nemen. Daarbij is van belang dat [appellant sub 1] door de beperkte kennisneming van de meldingen niet onevenredig in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Daarom acht de Afdeling het verzoek om beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

8.       De Afdeling zal de geheime stukken niet terugsturen.

9.       De Afdeling zal het verzoek toewijzen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. de Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Oranje
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024

507