Uitspraak 202306726/1/A2


Volledige tekst

202306726/1/A2.
Datum uitspraak: 27 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

en

het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het door het college niet tijdig beslissen op zijn verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding Data Science & Marketing Analytics van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: EUR).

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met de zaken ECLI:NL:RVS:2024:1101 en ECLI:NL:RVS:2024:1103 ter zitting behandeld op 18 januari 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.M. Bertens, advocaat te Utrecht, en mr. A. Rijsdijk, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] heeft op 30 juli 2023 een verzoek gedaan tot inschrijving voor de masteropleiding Data Science & Marketing Analytics van de Erasmus School of Economics van de EUR. Op 26 september 2023 en op 26 oktober 2023 heeft [appellant] het college verzocht om een reactie. Het college heeft niet op het verzoek van [appellant] gereageerd.

2.       [appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek tot inschrijving.

Het beroep en de beoordeling daarvan

3.       [appellant] betoogt dat het college hem een dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek.

4.       Het college stelt zich op het standpunt dat sprake is van herhaalde verzoeken van [appellant] over onderwerpen waarover de Afdeling al heeft geoordeeld in geschillen tussen deze partijen. Het college wijst erop dat [appellant] meerdere malen bij de Afdeling heeft geprocedeerd over het campusverbod en dat de Afdeling in deze zaken het college steeds gelijk heeft gegeven en ieder beroep tegen eerdere niet-inschrijvingen, ongegrond heeft verklaard. Het college verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2023, in zaak nr. 202300507/1/A2, waarin de Afdeling het bezwaar van [appellant] tegen het campusverbod niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verder verwijst het college naar de uitspraken van de voorzieningenrechter van 24 juli 2023 in zaak nr. 202303635/2/A2, van de Afdeling van 31 juli 2023 in zaak nr. 202303635/1/A2 en van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2023 in zaak nr. 202305512/2/A2, waarin de inschrijving van [appellant] voor de masteropleiding Business Information Management ook aan de orde was. Het college wijst ook op de samenhang met de door [appellant] ingestelde procedure over zijn inschrijving voor de masteropleiding Business Information Management in zaak ECLI:NL:RVS:2024:1101. Het college stelt verder dat [appellant] niets heeft aangevoerd waaruit een wijziging van omstandigheden of het geldende recht blijkt.

5.       De Afdeling volgt het college niet in zijn standpunt dat het niet hoefde te reageren op het verzoek tot inschrijving. Het verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding is namelijk een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), ook al geldt er voor [appellant] een privaatrechtelijk campusverbod. Het college heeft ten onrechte op dit verzoek niet beslist. Het standpunt van het college dat sprake is van herhaalde soortgelijke kansloze verzoeken, maakt dit niet anders. Het college heeft geen toepassing gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb door in een beslissing op de aanvraag te verwijzen naar zijn eerdere afwijzende beslissingen. Gelet hierop is het beroep gegrond. Het met een beslissing gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing moet worden vernietigd.

6.       Naar aanleiding van een eerder verzoek tot inschrijving van [appellant] voor de masteropleiding Business Information Management, heeft het college hem bij brief van 31 mei 2023 te kennen gegeven dat het campusverbod tot gevolg heeft dat zijn "verzoek tot inschrijving voor een masterprogramma niet door de EUR in behandeling kan worden genomen". Deze beslissing kan niet anders worden gelezen dan dat het college dat verzoek om inschrijving heeft afgewezen en een volgend verzoek tot inschrijving voor enige andere masteropleiding om dezelfde reden ook zou afwijzen. Aan deze beslissing lag ten grondslag dat, omdat [appellant] niet op de campus van de EUR mag komen, hij geen gebruik kan maken van onderwijs of andere faciliteiten waar een inschrijving hem recht op zou geven. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak ECLI:NL:RVS:2024:1101, heeft de Afdeling deze beslissing in stand gelaten. Omdat uit de beslissing van 31 mei 2023 volgt dat ook voor een andere masteropleiding dan waar het verzoek op zag heeft te gelden dat het college een dergelijk verzoek bij gelijkblijvende omstandigheden om dezelfde reden zou afwijzen, heeft [appellant] moeten begrijpen dat zijn verzoek tot inschrijving voor weer een andere masteropleiding geen kans van slagen had.

7.       Gelet op de uitkomst van de vele door [appellant] aangespannen procedures over het campusverbod en de feitelijke onmogelijkheid van [appellant] om als gevolg daarvan gebruik te kunnen maken van het onderwijs van de EUR en de faciliteiten waar een inschrijving hem recht op zou geven, moet worden vastgesteld dat het college de in geding zijnde aanvraag zou afwijzen als het alsnog zou beslissen op de aanvraag. Dat heeft het college ter zitting ook bevestigd.

8.       De Afdeling ziet, gelet op wat onder 7 is overwogen en de vaststelling dat geen andersluidend besluit denkbaar is, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Dit zal de Afdeling doen door de aanvraag af te wijzen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Omdat de aanvraag kennelijk ongegrond is, hoeft het college, gelet op artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb, geen dwangsommen te betalen.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het met een beslissing gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing;

III.      wijst de aanvraag van [appellant] om inschrijving voor de masteropleiding Data Science & Marketing Analytics van de Erasmus Universiteit Rotterdam af;

IV.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;

V.       gelast dat het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Zanten
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024

97-1090