Uitspraak 202202455/1/A3


Volledige tekst

202202455/1/A3.
Datum uitspraak: 20 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Zoeterwoude,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 maart 2022 in zaak nr. 21/1370 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Zoeterwoude,

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2020 heeft de burgemeester de woning aan [locatie] in Zoeterwoude voor de duur van zes maanden gesloten.

Bij besluit van 6 januari 2021 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 maart 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 januari 2021 vernietigd, het besluit van 28 augustus 2020 herroepen en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 6 januari 2021.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 6 maart 2024 behandeld, waar [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [wederpartij] huurde vanaf 7 mei 2020 de woning aan [locatie] in Zoeterwoude. Uit meldingen van buren en informatie van de politie is volgens de burgemeester gebleken dat [wederpartij] meerdere malen voor forse overlast heeft gezorgd waardoor het woongenot van haar buren ernstig is aangetast. De burgemeester heeft op 28 augustus 2020 daarom besloten om de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet voor de duur van zes maanden te sluiten. Aan de sluiting heeft de burgemeester een bestuurlijke rapportage van 27 augustus 2020 ten grondslag gelegd. Daarin staan meldingen die over [wederpartij] gaan en gaan over schelden, bedreigen, met een stok zwaaien, een deuk in een regenpijp slaan, over de schutting schreeuwen, een slipper naar een bejaarde man gooien en in de nacht op ramen bonken. Het door [wederpartij] tegen de sluiting van de woning gemaakte bezwaar heeft de burgemeester op 6 januari 2021 ongegrond verklaard.

Wat heeft de rechtbank geoordeeld?

2.       De rechtbank heeft overwogen dat er sprake was van een ernstige verstoring van de openbare orde. Daarmee was de burgemeester echter nog niet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. De rechtbank heeft daarvoor verwezen naar de geschiedenis van totstandkoming van artikel 174a van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nr. 5). Daarin staat dat de sluiting van een woning slechts gerechtvaardigd kan zijn bij overlast die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast. De burgemeester heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen hebben voorgedaan, die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken zijn met drugsoverlast, zoals wapenhandel of prostitutie, en dat daardoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. Daarnaast heeft de burgemeester niet aannemelijk gemaakt dat de verstoring van de openbare orde niet afdoende kan worden bestreden met minder ingrijpende maatregelen. De burgemeester was daarom niet bevoegd om de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet te sluiten, aldus de rechtbank.

Waarom is de burgemeester het niet met de rechtbank eens?

3.       De burgemeester betoogt dat de uitspraak van de rechtbank tegenstrijdig is. Enerzijds overweegt de rechtbank dat er sprake was van een ernstige verstoring van de openbare orde, terwijl zij anderzijds overweegt dat de gedragingen van [wederpartij] niet zijn aan te merken als ernstige gedragingen die wat betreft de risico’s te vergelijken zijn met drugsoverlast, zoals wapenhandel of prostitutie. Volgens de burgemeester hoeft de overlast ook niet te vergelijken te zijn met de overlast die voortvloeit uit drugsoverlast. Gelet op de ontstane situatie was hij in dit geval bevoegd om de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet te sluiten. Hij heeft ook tot sluiting van de woning over mogen gaan. Het ging in dit geval om een onhoudbare situatie die niet op een andere manier opgelost kon worden, aldus de burgemeester.

Beoordeling van het hoger beroep

4.       Artikel 174a van de Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten als zich door gedragingen in de woning ernstige overlast voordoet rond de woning waardoor de openbare orde wordt verstoord. In de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4697, onder 2.4.1 en 2.4.2, heeft de Afdeling uitgelegd wanneer de burgemeester dit artikel kan inzetten. Dat kan als aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens moet worden vastgesteld dat de gedragingen zich in de woning voordoen, er langdurige overlast is die zich met grote regelmaat voordoet en die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen. Verder vergt verstoring van de openbare orde overlast waardoor de veiligheid en de gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning in ernstige mate worden bedreigd en geeft de overlast risico's voor de omgeving die te vergelijken zijn met drugsoverlast. Deze uitleg van de Afdeling sluit aan bij wat de wetgever wilde toen artikel 174a in de Gemeentewet is opgenomen (zie Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nrs. 5 en 7).

4.1.    De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester in dit geval niet bevoegd was om de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet te sluiten. Zoals onder 4 overwogen, wordt met een ernstige verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a van de Gemeentewet een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning bedoeld. Hoewel de overlast zoals onder 1 beschreven ernstig is, ging het niet om een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van de mensen in de omgeving van de woning, nog daargelaten of deze veroorzaakt werd door gedragingen in of vanuit de woning. Er was dus geen sprake van een verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a van de Gemeentewet waardoor de burgemeester niet bevoegd was om de woning op grond van dat artikel te sluiten.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de uitspraak van de rechtbank;

II.       veroordeelt de burgemeester van Zoeterwoude tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      bepaalt dat van de burgemeester van Zoeterwoude een griffierecht van € 548,00 wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J. Schipper-Spanninga en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.

w.g. Van Altena
voorzitter

w.g. Meerman
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024

960