Uitspraak 202305704/1/A2


Volledige tekst

202305704/1/A2.
Datum uitspraak: 13 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],

appellante,

en

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 19 april 2023 heeft de selectiecommissie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (hierna: de selectiecommissie) namens het college aan [appellante] meegedeeld dat zij voor de selectie van de bacheloropleiding Tandheelkunde bij de Universiteit van Amsterdam (hierna: UvA) voor studiejaar 2023-2024 rangnummer 137 toegewezen heeft gekregen.

Bij beslissing van 7 juli 2023 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de selectiecommissie opgedragen een nieuw rangnummer toe te kennen. Bij e-mail van 13 juli 2023 heeft de selectiecommissie aan [appellante] meegedeeld dat zij (fictief) rangnummer 104 toegewezen heeft gekregen.

Tegen de beslissing van 7 juli 2023 heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2023, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Wijnen, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om nadere inlichtingen in te winnen. Het college heeft schriftelijke inlichtingen gegeven. Ook [appellante] heeft gereageerd.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] heeft deelgenomen aan de selectieprocedure voor een studieplaats in de bacheloropleiding Tandheelkunde bij de UvA voor studiejaar 2023-2024. Bij de beslissing van 19 april 2023 is haar het rangnummer 137 toegekend, op basis waarvan zij niet direct een plaatsingsbewijs heeft gekregen voor de opleiding. Tegen deze beslissing heeft [appellante] bezwaar gemaakt, omdat haar motivatiebrief niet was meegenomen bij de beoordeling van haar persoonlijk dossier. Bij de beslissing op bezwaar heeft het college de beslissing van 19 april 2023 herroepen en besloten dat de selectiecommissie de motivatiebrief bij de beoordeling van het persoonlijk dossier van [appellante] moet meewegen en dat de selectiecommissie [appellante], op basis van het rangnummer dat haar bij het meewegen van de motivatiebrief zou zijn toegekend, al dan niet een plaatsingsbewijs moet verstrekken. Bij de beslissing van 13 juli 2023 heeft de selectiecommissie [appellante] meegedeeld dat de motivatiebrief alsnog beoordeeld is in het kader van haar persoonlijk dossier en dat dit heeft geleid tot het rangnummer 104. Omdat op dat moment het hoogste rangnummer dat recht geeft op een plaatsingsbewijs 77 was, kon [appellante] ook toen geen plaatsingsbewijs krijgen. Nadat [appellante] daarover contact had opgenomen met de UvA heeft de instelling haar laten weten dat als zij zich niet kan vinden in het nieuwe toegekende rangnummer, zij beroep kan instellen tegen de beslissing van 7 juli 2023. [appellante] heeft dat gedaan, maar zij heeft in haar beroepschrift gesteld dat zij zich gedwongen voelde beroep in te stellen tegen een beslissing waar zij zich geheel in kan vinden. Volgens haar is het nieuwe toegekende rangnummer als nieuw besluit aan te merken, waartegen bezwaar open staat.

Gesplitste besluitvorming

2.       Het college heeft bij de beslissing op bezwaar niet zelf een beoordeling van de motivatiebrief kunnen maken, maar de selectiecommissie opgedragen om dit te doen en [appellante], afhankelijk van de uitkomst daarvan, een nieuw rangnummer toe te kennen. In de beslissing van 13 juli 2023 heeft de selectiecommissie dat gedaan. De twee beslissingen kennen daarmee een onverbrekelijke samenhang en dienen als de samenstellende bestanddelen van de in de heroverweging gegeven beslissing op het door [appellante] gemaakte bezwaar worden beschouwd. Dit betekent dat tegen de beslissing van 7 juli 2023 beroep bij de Afdeling openstaat en het beroep van [appellante] ontvankelijk is.

Beroep bij de Afdeling

3.       [appellante] heeft aangevoerd dat de beoordeling van de motivatiebrief en de toekenning van het nieuwe rangnummer niet op een transparante en verifieerbare wijze aan de hand van bekende criteria tot stand is gekomen. Dat de selectiecommissie niet wilde tegemoetkomen aan haar verzoek om haar motivatiebrief, die zij 30 minuten na het uploaden van haar persoonlijk dossier alsnog nazond, mee te nemen in de beoordeling, niet bereid was om tot een schikking te komen en heeft gesteld dat tegen de nieuwe beslissing geen bezwaar kon worden gemaakt, laat volgens [appellante] zien dat de beoordeling van de motivatiebrief en de toekenning van de punten en het nieuwe rangnummer niet objectief is gebeurd.

3.1.    Het college heeft uiteengezet dat naar aanleiding van de beslissing op bezwaar twee selectiecommissieleden, onafhankelijk van elkaar, de motivatiebrief hebben beoordeeld en zijn uitgekomen op zes punten voor de motivatiebrief. Volgens het college is van belang dat beide leden hetzelfde aantal punten hebben toegekend. Het dossier is ook op andere onderdelen overeenkomstig de vooraf vastgestelde en gepubliceerde selectieprocedure en -criteria beoordeeld. [appellante] heeft dit ook niet betwist, aldus het college.

Schriftelijke inlichtingen

3.2.    Op de zitting bij de Afdeling heeft [appellante] onder meer aangevoerd dat er mogelijk punten ten onrechte niet zijn toegekend voor een verzorgd of compleet dossier. Op de zitting heeft het college daarover geen helderheid kunnen verstrekken. De Afdeling heeft vervolgens aanleiding gezien het onderzoek na de zitting te heropenen en het college bij brief van 8 december 2023 verzocht om enkele vragen te beantwoorden met betrekking tot de puntentoekenning voor de motivatiebrief van [appellante]. De Afdeling heeft met name verzocht om aan te geven wat het maximaal aantal te behalen punten is voor de motivatiebrief, of er punten zijn te vergeven voor compleetheid en/of verzorgdheid van het persoonlijk dossier en of er voor taalgebruik in het persoonlijk dossier punten worden vergeven.

Het college heeft vervolgens aangegeven dat er maximaal 10 punten te behalen zijn voor de motivatiebrief. Ook heeft het college aangegeven dat er punten worden toegekend voor de algemene kwaliteit van het persoonlijk dossier, met als onderdelen volledigheid, taalgebruik en kwaliteit bewijsstukken. Als de motivatiebrief meteen was meegenomen zou [appellante] alleen punten toegekend hebben gekregen voor de volledigheid van het dossier, waardoor er nog 1,5 punt extra aan het dossier van [appellante] zou moeten worden toegerekend. Toekenning daarvan, samen met het maximaal te behalen aantal punten (10) voor de motivatiebrief, zou leiden tot het rangnummer 95 voor [appellante]. Plaatsingsbewijzen voor het studiejaar 2023-2024 zijn uitgegeven tot rangnummer 84. Het college geeft daarmee aan dat ook als die 1,5 punt alsnog wordt toegekend en bovendien haar motivatiebrief met een 10 zou zijn beoordeeld, [appellante] nog geen aanspraak kan maken op een plaatsingsbewijs. Het college benadrukt daarbij dat [appellante] in werkelijkheid slechts 6 van de 10 punten heeft gekregen voor de motivatiebrief.

3.3.    In haar reactie stelt [appellante] dat omdat het rangnummer uit de brief van 12 januari 2024 verschilt van het rangnummer dat is toegekend na de beslissing van 7 juli 2023, er moet worden getwijfeld aan de juistheid en de volledigheid van de werkwijze van de selectiecommissie. De geslotenheid van de selectieprocedure brengt grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de zorgvuldigheid mee. De selectiecommissie heeft deze zorgvuldigheid aantoonbaar niet betracht, aldus [appellante].

Beoordeling van het beroep door de Afdeling

4.       In de brief van de selectiecommissie van 13 juli 2023 is aangegeven dat de motivatiebrief alsnog is beoordeeld in het kader van het persoonlijk dossier en er daarom 6 punten zijn opgeteld bij het al vergeven puntenaantal voor het persoonlijk dossier. Het college heeft daarbij echter geen rekening gehouden met de omstandigheid dat door het los insturen van de motivatiebrief en de beoordeling daarvan, er geen punten zijn toegekend voor de volledigheid van het dossier. Daardoor heeft [appellante] een hoger rangnummer toegekend gekregen dan haar behoort toe te komen. Dat maakt naar het oordeel van de Afdeling dat het college zijn beslissing niet zorgvuldig heeft voorbereid. Een zorgvuldige voorbereiding door het college had met zich gebracht dat aan [appellante] in de bestreden beslissing een lager (fictief) rangnummer was toegekend. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat dit pas is gebleken nadat de Afdeling naar aanleiding van het betoog van [appellante] daarover aan het college nadere schriftelijke vragen heeft gesteld.

4.1.    Gelet op het vorenstaande komt de beslissing van 7 juli 2023 wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb voor vernietiging in aanmerking.

De Afdeling ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing in stand te laten. Gelet op de nadere schriftelijke toelichting van het college is de Afdeling van oordeel dat het opnieuw door het college nemen van een beslissing op het bezwaar van [appellante], inhoudelijk niet tot een andere uitkomst kan leiden dan dat zij niet in aanmerking komt voor een plaatsingsbewijs. De Afdeling gaat uit van de juistheid van de beoordeling van de algemene kwaliteit van het persoonlijk dossier in deze toelichting. De beoordeling van het kennen en kunnen van [appellante] is ingevolge artikel 8:4, lid 3, onder b van de Awb aan het oordeel van de Afdeling onttrokken. Zelfs bij de meest positieve beoordeling van de motivatiebrief met 10 punten, de volledigheid van het persoonlijk dossier en het taalgebruik in de motivatiebrief wordt aan [appellante] niet een zodanig aantal punten toegekend dat zij een plaatsingsbewijs kan verkrijgen. Met het puntenaantal waar zij daadwerkelijk recht op heeft (dus met 6 punten voor haar motivatiebrief), staat zij bovendien relatief ver verwijderd van een rangnummer waarbij een plaatsingsbewijs wordt toegekend. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om het college op te dragen om opnieuw een beslissing op het bezwaar van [appellante] te nemen en laat daarom de rechtsgevolgen van de beslissing van 7 juli 2023 in stand.

Conclusie

5.       Het beroep is gegrond. De beslissing van het college van 7 juli 2023 wordt vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing van 7 juli 2023 in stand te laten.

6.       Het college moet op de hierna vermelde wijze de proceskosten van [appellante] die daarvoor in aanmerking komen, vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt de beslissing van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam van 7 juli 2023, met kenmerk 2023-089465;

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van de onder II. genoemde beslissing geheel in stand blijven;

V.       veroordeelt het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten van € 40,52, geheel toe te rekenen aan gemaakte reiskosten;

VI.      bepaalt dat het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 50,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024

97-1089