Uitspraak 202301095/1/R4


Volledige tekst

202301095/1/R4.
Datum uitspraak: 6 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Ingen, gemeente Buren,

appellant,

en

de raad van de gemeente Buren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "De Brei 1b te Ingen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, en de raad, vertegenwoordigd door S. Crum, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 12 juli 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Bijlage

2.       De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bij deze uitspraak behorende bijlage. Vanwege de leesbaarheid van de uitspraak zijn bepaalde planregels ook in de uitspraak zelf weergegeven.

Inleiding

3.       Het plan heeft betrekking op het perceel De Brei 1b in Ingen, en een perceel aan de Gang (kadastraal: nummers 1294 en 1295) ten westen van De Brei 1b. Op het perceel De Brei 1b exploiteert [belanghebbende] een fruitteeltbedrijf. Het plan voorziet in de wijziging in de ligging en in een geringe vergroting van het agrarische bouwvlak van het fruitteeltbedrijf met het oog op de uitbreiding van de bedrijfsloods. De uitbreiding is voorzien direct ten noordoosten van de bestaande loods. De nieuwe loods is bedoeld voor de opslag van lege kisten en de realisatie van een laaddock. Deze laaddock wordt ontsloten op De Brei. Het perceel aan de Gang is ook van [belanghebbende]. Dit perceel is bestemd voor "Groen". Beoogd wordt om dit perceel in te richten als een hoogstamfruitboomgaard.

3.1.    [appellant] woont aan de [locatie A] in Ingen, direct ten westen van het perceel aan de Gang, en op een afstand van ongeveer 90 m tot het fruitteeltbedrijf aan De Brei 1b. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen het plan, omdat hij vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van de uitbreiding van de bedrijfsloods en van de planregeling voor het perceel aan de Gang.

Wijze van toetsen

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De Brei 1b

5.       [appellant] betoogt dat de raad bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke gevolgen van het plan ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale planologische gebruiksmogelijkheden op het perceel De Brei 1b. De raad gaat uit van de veronderstelling dat de nieuwe bedrijfsloods alleen gebruikt zal worden voor de opslag van lege kisten en voor de realisatie van een laaddock. In het plan is volgens [appellant] echter niet geborgd dat het gebruik van de nieuwe loods hiertoe beperkt blijft. Op het perceel is een fruitteeltbedrijf toegelaten, waarbij de gebruiksmogelijkheden voor het gedeelte waarop de nieuwe loods is voorzien niet zijn beperkt tot het beoogde gebruik. [appellant] wijst in het bijzonder op de mogelijkheid om in de nieuwe loods koelcellen te realiseren. De gevolgen hiervan voor de geluidbelasting in de omgeving zijn niet onderzocht. Op de zitting heeft [appellant] nog gesteld dat de raad geen onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de extra verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe loods.

5.1.    De raad stelt dat het beoogde gebruik van de nieuwe loods naar verwachting beperkt zal zijn tot de opslag van lege kisten en laad- en losactiviteiten. Dat neemt niet weg dat het beperken van het gebruik van de nieuwe loods voor alleen opslag en laad- en losactiviteiten volgens de raad ruimtelijk bezien niet noodzakelijk is en onnodig beperkend voor de exploitant. Het plan biedt daarom ruimere mogelijkheden. Bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke gevolgen van het plan is ook uitgegaan van deze ruimere, maximale planologische mogelijkheden, dat wil zeggen van een gebruik van het perceel voor een fruitteeltbedrijf. Het plan voldoet aan de aanbevolen richtafstand (30 m) voor de activiteit "akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)" van de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure). De afstand tussen het perceel De Brei 1b en het perceel van [appellant] is ruim 90 m. Volgens de raad is het plan bovendien in overeenstemming met de richtafstand van 50 m voor de activiteit "distributiecentra, pak- en koelhuizen". Dit betekent dat als wordt uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden, de voorziene uitbreiding van de bedrijfsloods ruimtelijk aanvaardbaar is, aldus de raad.

5.2.    Aan het perceel De Brei 1b is de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", met de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - fruitteeltbedrijf" en "bouwvlak" toegekend.

Artikel 3.1.1 van de planregels luidt:

"De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. grondgebonden agrarische productie;

b. het weiden van dieren;

[…].

Artikel 3.1.2 luidt:

"voor zover de in artikel 3 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:

[…];

c. een fruitteeltbedrijf indien de gronden met "sa - ft = specifieke vorm van agrarisch - fruitteelt" op de verbeelding zijn aangeduid;

[…].

5.3.    De Afdeling overweegt dat uit de plantoelichting volgt dat de raad bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke gevolgen van het plan is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, dat wil zeggen van het gebruik van het perceel De Brei 1b voor een fruitteeltbedrijf. De planregeling voldoet ruimschoots aan de aanbevolen richtafstand voor bedrijfsbebouwing van een fruitteeltbedrijf van 30 m, en bovendien aan de richtafstand van 50 m voor de activiteit "distributiecentra, pak- en koelhuizen". De dichtstbijzijnde woningen van derden zijn die aan de [locatie B] en [locatie C] op afstanden van onderscheidenlijk 58 m en 75 m.

Over de stelling van [appellant] op de zitting dat de raad de gevolgen van de extra verkeersbewegingen door het plan niet heeft onderzocht, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting staat dat het initiatief leidt tot ongeveer 5,65 vrachtwagenbewegingen per dag, ofwel 40 per week in het plukseizoen. Verhoudingsgewijs gaat het om maximaal 3,7 procent van de totale vrachtwagenintensiteit op De Brei. Buiten het plukseizoen gaat het om ongeveer 0,31 bewegingen per dag, ofwel 2,15 per week (maximaal 0,7 procent van de totale vrachtwagenintensiteit op De Brei). [appellant] heeft dit niet bestreden.

Wat [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellant].

Het betoog slaagt niet.

6.       [appellant] betoogt dat de voorziene locatie van de nieuwe loods, ten noordoosten van de bestaande, zijn uitzicht ernstig zal aantasten. Als de nieuwe loods wordt gepositioneerd ten oosten (achter) de bestaande loods, of ten zuiden daarvan, dan blijft het uitzicht van [appellant] richting het oosten behouden. Volgens [appellant] bestaan er geen zwaarwegende bezwaren tegen de door hem voorgestelde alternatieve locaties voor de nieuwe loods.

6.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

De Afdeling overweegt dat de raad de door [appellant] genoemde alternatieve locaties voor de nieuwe loods heeft betrokken bij het vaststellen van het plan. De raad heeft toegelicht dat het ruimtelijk niet gewenst is om de nieuwe loods aan de zuidzijde van de bestaande te positioneren, omdat de uitbreiding dan achter de bestaande woningen aan De Brei komt te staan. In die situatie voldoet het fruitteeltbedrijf ook niet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. Als de bebouwing aan de oostzijde, dat wil zeggen achter de bestaande loods, met een ontsluiting naar de Culekampseweg wordt gepositioneerd, ontstaat een onwenselijke verkeerssituatie gelet op de beperkte breedte en capaciteit van de Culekampseweg. Ter zitting is nog een alternatief aan de orde gekomen waarin de bestaande loods aan de achterzijde wordt uitgebreid, met een ontsluiting aan De Brei. De raad heeft toegelicht dat ook dit onwenselijk is, omdat voor de realisatie van de laaddock en het rijpad meer fruitbomen moeten worden gekapt.

De raad is tot de conclusie gekomen dat de gekozen locatie ten noordoosten van de bestaande loods de meest wenselijke is. De nieuwe bebouwing wordt wel meer richting het oosten gepositioneerd. Hierdoor kunnen de fruitbomen tussen de weg (De Brei) en de nieuwe bebouwing blijven staan. Deze bomen zijn bijna even hoog als de goothoogte van het nieuwe gebouw. Dit zorgt ervoor dat het nieuwe gebouw beter wordt ingepast in het landschap. Ook wordt hierdoor de loods gedeeltelijk aan het zicht onttrokken, zodat de gevolgen voor het uitzicht worden gemitigeerd. Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad de door [appellant] voorgestelde alternatieven heeft afgewogen bij het vaststellen van het plan en toereikend heeft gemotiveerd waarom niet voor een andere locatie van de loods is gekozen.

Over het verlies van uitzicht stelt de Afdeling voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Dit neemt niet weg dat de raad het belang van [appellant] bij behoud van zijn uitzicht moet betrekken in zijn belangenafweging. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 90 m tot het perceel De Brei 1b. Gelet op deze afstand en wat hiervoor is overwogen over de fruitbomen tussen de weg en de nieuwe loods, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht van [appellant].

Het betoog slaagt niet.

Perceel aan de Gang

7.       [appellant] vreest ervoor dat het perceel aan de Gang waaraan de bestemming "Groen" is toegekend anders wordt ingericht dan als hoogstamfruitboomgaard. Hij wijst erop dat deze bestemming in ruimere gebruiksmogelijkheden voorziet dan alleen een hoogstamfruitboomgaard. Het plan laat bijvoorbeeld speeltoestellen toe, zodat een inrichting als speeltuin mogelijk is, aldus [appellant].

7.1.    Volgens de raad wordt op het perceel aan de Gang een hoogstamfruitboomgaard aangelegd. Voor de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing moeten bomen in de boomgaard bij het fruitteeltbedrijf worden weggehaald. Ter compensatie van dit verlies wordt er een hoogstamfruitboomgaard aangelegd op de gronden aan de Gang. In het voorheen geldende bestemmingsplan zijn de gronden aan de Gang aangewezen voor detailhandel. Het plan voorziet dus in een aanmerkelijke beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van deze gronden, aldus de raad.

7.2.    Artikel 4.1 van de planregels luidt:

"De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

b. in- en uitritten;

c. nutsvoorzieningen;

d. speelvoorzieningen;

e. voet- en fietspaden;

f. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. in- en uitritten;

h. nutsvoorzieningen."

7.3.    Blijkens artikel 4.1 van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Groen" ten westen van De Brei 1b aangewezen voor groenvoorzieningen. Een hoogstamboomgaard is daarom toegelaten op deze gronden. De nadere inrichting van het perceel is uitgewerkt in het document "Toelichting landschappelijke inpassing De Brei 1b te Ingen" van HDD Advies van 27 oktober 2020, dat gevoegd is als bijlage bij de plantoelichting. Hieruit volgt dat het perceel wordt beplant met appel- en perenbomen. De eventuele vrees van [appellant] dat het perceel wordt ingericht als speeltuin is naar het oordeel van de Afdeling ongegrond, omdat speeltoestellen op gronden met de bestemming "Groen" ondergeschikt moeten zijn aan de groenvoorzieningen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

Proceskosten

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Milosavljević
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024

739-1077

BIJLAGE

Planregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied

Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1

De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. grondgebonden agrarische productie;

b. het weiden van dieren;

c. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;

d. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied;

e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;

f. extensief dagrecreatief medegebruik.

3.1.2

voor zover de in artikel 3 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:

a. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;

b. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;

c. een fruitteeltbedrijf indien de gronden met "sa - ft = specifieke vorm van agrarisch - fruitteelt" op de verbeelding zijn aangeduid;

d. bijbehorende bewoning;

e. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.