Uitspraak 202200211/1/A3


Volledige tekst

202200211/1/A3.
Datum uitspraak: 6 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Venray,

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 1 december 2021 in zaken nrs. 21/2584 en 21/2884 in het geding tussen:

[wederpartij], handelend onder de naam [naam café], wonend te Venray,

en

de burgemeester van Venray.


Procesverloop

Bij besluiten van 30 maart 2021 heeft de burgemeester aan [wederpartij] een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning verleend voor een cafébedrijf aan de [locatie A] in Venray.

Bij besluit van 10 augustus 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dat is gericht tegen het besluit van 30 maart 2021 tot verlening van de exploitatievergunning. De burgemeester heeft dat besluit herroepen en de vergunning alsnog geweigerd.

Bij uitspraak van 1 december 2021 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 augustus 2021 vernietigd voor zover daarbij het besluit van 30 maart 2021, waarin de exploitatievergunning is verleend, is herroepen. De rechtbank heeft de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar [appellant].

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester en [wederpartij] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 10 maart 2022 heeft de burgemeester opnieuw een besluit op het bezwaar van [appellant] genomen en de exploitatievergunning verleend.

[appellant] heeft gronden ingediend tegen het besluit van 10 maart 2022.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.C.G. Hoenselaar, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E. Smids, zijn verschenen. Verder is ter zitting [wederpartij], bijgestaan door mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       [wederpartij] exploiteert op het perceel [locatie A] (hierna: het perceel) een horecabedrijf, genaamd [naam café] (hierna: het café). [appellant] woont naast het café. In het op 19 september 2006 vastgestelde bestemmingsplan Venray heeft het perceel de bestemming "Horecadoeleinden" met de functieaanduiding "c". Dat betekent dat op het perceel een café of bar is toegestaan. Op 19 september 2017 heeft de raad van de gemeente Venray een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (hierna: het bestemmingsplan). Hier is geen beroep tegen ingesteld en het bestemmingsplan is dus onherroepelijk geworden. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Horeca". Er wordt in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën horeca. Het perceel heeft niet de functieaanduiding "horeca tot en met categorie 2" gekregen, wat betekent dat op het perceel alleen horeca categorie 1 (lichte horeca) is toegestaan. Vanaf de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is een café (horeca categorie 2; middelzware horeca) niet langer toegestaan.

2.       Bij besluiten van 30 maart 2021 zijn voor het café een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning verleend. In een daaraan ten grondslag gelegen ambtelijke adviesnota van 29 maart 2021 staat dat het café weliswaar in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat sprake is van een onbedoelde fout van de planwetgever. In het besluit op bezwaar van 10 augustus 2021 heeft de burgemeester de exploitatievergunning alsnog geweigerd en zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een kennelijke misslag door de planwetgever. De wijziging in het bestemmingsplan was volgens de burgemeester wellicht niet bewust gemaakt, maar sloot wel aan bij het feitelijk gebruik van het pand.

Uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de dragende overweging van de burgemeester in het besluit van 10 augustus 2021, dat geen sprake is van een kennelijke misslag, niet op feiten is gebaseerd. Volgens de rechtbank kan op basis van de wel voorhanden feiten en de verklaring van de eigenaar van het pand, veeleer steun worden gevonden voor het standpunt dat het pand ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog steeds als café werd gebruikt.

Besluit van 10 maart 2022

4.       Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft de burgemeester op 10 maart 2022 een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] genomen. Met dat besluit heeft de burgemeester de exploitatievergunning alsnog verleend. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

Hoger beroep

5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden aangenomen dat het bestemmingsplan een kennelijke misslag bevat. Uit de feitelijke omstandigheden blijkt niet duidelijk op welke wijze het horecapand ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan werd gebruikt.

5.1.    In artikel 2:28, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Venray is bepaald dat de burgemeester een exploitatievergunning moet weigeren als een horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan.

5.2.    De Afdeling stelt vast dat de exploitatie van het café op het perceel in het bestemmingsplan niet langer is toegestaan. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2898, wordt uit het oogpunt van rechtszekerheid slechts in zeer uitzonderlijke situaties aangenomen dat een bestemmingsplan een kennelijke misslag bevat. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat hiervan sprake is. Uit het bestemmingsplan is niet af te leiden dat het perceel onbedoeld de bestemming "Horeca" (zonder de functieaanduiding "horeca tot en met categorie 2") heeft gekregen. De Afdeling merkt daarbij op dat het pand is gelegen in een woonstraat waar het niet toestaan van middelzware horeca niet ongewoon is. Zo al sprake is van een misslag, kan niet worden geoordeeld dat deze kennelijk is.

Dit betekent dat de burgemeester de exploitatievergunning terecht heeft geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.

Het betoog slaagt.

Slotsom

6.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 10 augustus 2021 ongegrond verklaren. Dit betekent dat de exploitatievergunning is geweigerd en deze weigering onherroepelijk is.

Omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, is de grondslag aan het besluit van 10 maart 2022 komen te vervallen. De Afdeling zal daarom ook het besluit van 10 maart 2022 vernietigen.

7.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 1 december 2021 in zaken nrs. 21/2584 en 21/2884;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;

IV.      vernietigt het besluit van de burgemeester van Venray van 10 maart 2022, kenmerk EXV-2020-015;

V.       veroordeelt de burgemeester van Venray tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.      gelast dat de burgemeester van Venray aan [appellant] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 274,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Van Ravels

voorzitter

w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024

190-1013