Uitspraak 202307008/3/R4


Volledige tekst

202307008/3/R4.
Datum uitspraak: 28 februari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Nijkerk (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2023 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, 9e wijziging [locatie 1] Nijkerk"  vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en [partij] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 8 februari 2024, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Liesdek en drs. M. de la Croix-Beetsma, zijn verschenen.

Voorts zijn op de zitting [partij] en anderen, vertegenwoordigd door [partij], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 28 januari 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze procedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Voorlopig karakter oordeel

2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

3.       Op het perceel [locatie 1] te Nijkerk (hierna: het perceel) is een melkveebedrijf gevestigd. Verder worden op het perceel een paardenfokkerij en paardenmelkerij geëxploiteerd.

Voor het perceel geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" (hierna: het bestemmingsplan). Op het perceel rust volgens dit bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden". Met een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het veranderen van de vorm van bouwvlakken binnen de agrarische bestemming. Daarnaast is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de aanduiding "paardenhouderij" aan een agrarisch bouwperceel kan worden toegekend.

Met het wijzigingsplan maakt het college, door toekenning van de aanduiding "paardenhouderij" aan het perceel, de wens van initiatiefnemer [partij] mogelijk om op het perceel gebruiksgericht paarden te kunnen houden, zonder dat sprake is van agrarische productie. [partij] wil de bedrijfsactiviteiten uitbreiden met paardencoaching. Daarnaast wordt het, door vormverandering van het bouwvlak, mogelijk om een nieuwe paardenstal voor 40 paarden te realiseren.

[verzoeker] woont op het naastgelegen perceel [locatie 2].

Beoordeling van het verzoek

4.       [verzoeker] heeft in beroep, naast beroepsgronden die zien op de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan, de gevolgen van het wijzigingsplan voor Natura 2000-gebieden en de Omgevingsverordening Gelderland, verschillende andere, veelal complexe, beroepsgronden aangevoerd. Deze gronden hebben onder meer betrekking op de aspecten geur, geluid en stikstof.

De voorzieningenrechter overweegt dat deze voorlopige voorzieningen-procedure zich niet leent voor een beoordeling van alle aangevoerde beroepsgronden, omdat een aantal daarvan nadere bestudering vereist. De voorzieningenrechter zal zich beperken tot een bespreking van de beroepsgrond over geluid, omdat aan dat aspect volgens de voorzieningenrechter mogelijk een gebrek kleeft. De voorzieningenrechter zal vervolgens een belangenafweging maken.

5.       De voorzieningenrechter stelt vast dat op de zitting is komen vast te staan dat [partij] en anderen op 18 december 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning hebben ingediend voor de bouw van de paardenstal. Van de zijde van [partij] en anderen is aangegeven dat met de bouw van de paardenstal zal worden begonnen zodra daarvoor een vergunning is verleend.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker] op de zitting voldoende aanknopingspunten gegeven voor de conclusie dat hij aanzienlijke (geluids)overlast zal ondervinden als gevolg van de realisatie van de paardenstal op zeer korte afstand van zijn woning.

De voorzieningenrechter acht in dit verband onder meer het volgende van belang. Aan het wijzigingsplan is een akoestisch onderzoek van SPA WNP Ingenieurs ten grondslag gelegd van 26 oktober 2022.

[verzoeker] heeft in reactie daarop een contra-expertise overgelegd van LBP Sight van 11 januari 2023. De conclusie van die contra-expertise luidt dat door onjuiste uitgangspunten in de modellering van SPA WNP Ingenieurs een onderschatting van de geluidbelasting ter plaatse van de woning van [verzoeker] heeft plaatsgevonden. Met name de activiteiten rond het verrijden van kuilbalen leiden tot een aanzienlijke hogere geluidbelasting. Het beoogde geluidscherm heeft onvoldoende effect en er treden maximale geluidniveaus op 1,5 meter waarneemhoogte op van 82 dB(A), terwijl SPA WNP maximale geluidniveaus had berekend van 70 dB(A). Het hogere maximale geluidniveau is een overschrijding van de streefwaarde van 12 dB(A), aldus LBP Sight.

De voorzieningenrechter is er, gelet op de conclusie van de contra-expertise van LBP Sight en de vragen die dit rapport oproept, vooralsnog niet van overtuigd dat het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan in de bodemprocedure in stand zal blijven.

[partij] en anderen hebben aangegeven dat zij een economisch belang hebben bij een spoedige realisatie van de paardenstal, omdat vertraging leidt tot een financieel nadeel. Een groot aantal paarden van [partij] en anderen moet nu elders worden gestald en de bedrijfsontwikkeling staat stil.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat vast dat [partij] en anderen er belang bij hebben dat de voorziene paardenstal zal worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat [partij] en anderen op het perceel een functionerend bedrijf exploiteren en de financiële noodzaak bij een spoedige realisatie van de paardenstal niet nader hebben toegelicht. Er is niet gesteld dat de continuïteit van het bedrijf in gevaar komt als de paardenstal niet op korte termijn kan worden gerealiseerd. Aan het financiële nadeel dat [partij] en anderen ondervinden van een vertraging in de realisatie van de paardenstal wordt dan ook geen doorslaggevend belang toegekend.

De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het verzoek bij afweging van de betrokken belangen moet worden toegewezen.

Proceskosten

6.       Het college moet de proceskosten van [verzoeker] vergoeden. Voor een door een derde verleende rechtsbijstand wordt een bedrag van € 1.750,00 toegekend. Daarbij wordt voor zowel het indienen van het verzoekschrift als voor het verschijnen op de zitting één punt toegekend, met een waarde per punt van € 875,00. Over de vraag of de kosten voor het laten opstellen van het rapport van LBP Sight voor vergoeding in aanmerking komen, zal in de bodemprocedure worden beslist.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk van 19 september 2023 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, 9e wijziging [locatie 1] Nijkerk";

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het college aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk het door [verzoeker A] en [verzoeker B] voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het college aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Verheij
voorzieningenrechter

w.g. Melenhorst
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024

490