Uitspraak 202203452/1/R3


Volledige tekst

202203452/1/R3.
Datum uitspraak: 21 februari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Dordrecht,

appellant,

en

de raad van de gemeente Dordrecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Geluidsschermen N3/Middenzone" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 5 februari 2024, waar [appellant], vergezeld door [gemachtigde], is verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 20 januari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het plan voorziet in de mogelijkheid om geluidsschermen te realiseren die voldoende hoog zijn om de beoogde nieuwbouwwijk "Gezondheidspark" te kunnen realiseren. Zonder de realisatie van de beoogde geluidsschermen is de geluidbelasting van de rijksweg N3 zodanig hoog dat bouw van de beoogde nieuwbouw niet mogelijk is.

[appellant] woont op [locatie]. Hij is het niet eens met de vaststelling van het bestemmingsplan. Volgens hem is er in de bestaande situatie bij zijn woning al sprake van geluidsoverlast en zal dit met de realisatie van het plan alleen maar toenemen, omdat de geluidsschermen geluidsreflectie zullen veroorzaken.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroepsgronden

Geluidsoverlast

4.       [appellant] betoogt dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, omdat het zal leiden tot een toename van geluidsoverlast bij zijn woning. Volgens hem zullen de geluidsschermen het geluid van de N3 richting zijn woning reflecteren, aangezien de schermen eenzijdig aan de overkant van de N3 worden geplaatst. Hij stelt dat deze geluidreflectie leidt tot een onaanvaardbare geluidsoverlast, omdat de geluidnormen in de bestaande situatie al overschreden worden door gemeentelijke wegen, de N3 en het treinspoor.

4.1.    Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…];

c. geluidafschermende voorzieningen;

[…]."

Artikel 3.3 luidt:

"Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van een geluidscherm, zoals bedoeld in lid 3.1 onder c., wordt aangetoond hoe voldaan wordt aan de door Rijkswaterstaat aangehouden standaard absorptieklasse A3."

Artikel 3.1.1a van het Besluit ruimtelijke ordening luidde ten tijde van het bestreden besluit:

"Bij de vaststelling van een bestemmingsplan kan in ieder geval gebruik worden gemaakt van gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar."

4.2.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting op de woning van [appellant]. Door de raad is toegelicht dat er een verkennend akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Van Keulen Advies. In het advies van 26 november 2021 is uiteengezet waar de schermen geplaatst moeten worden om de nieuwbouwwoningen in het Gezondheidspark effectief te beschermen tegen geluidhinder én op welke wijze deze schermen vormgegeven moeten worden om geluidreflectie te voorkomen. De conclusie van het advies is dat absorptieklasse A3 in dit geval voldoende is om ongewenste reflectie te voorkomen. Om deze absorptieklasse te waarborgen, heeft de raad een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 3.3 van de planregels. Op grond van deze voorwaardelijke verplichting dient er bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de geluidsschermen te worden aangetoond hoe er wordt voldaan aan absorptieklasse A3.

De raad heeft verder toegelicht dat er ook onderzoek is gedaan naar de geluidbelasting op de woning van [appellant]. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het onderzoeksrapport van 7 juli 2022. In het onderzoek is toegelicht dat de invloed van de reflectiewerking veel kleiner is dan 1 dB. Deze toename is daarom niet significant. Daarom wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting op de woning van [appellant] niet toeneemt op het moment dat de geluidsschermen met absorptieklasse A3 worden gerealiseerd. Daarnaast is gekeken of hoe de woning van [appellant] en de plaatsing van het geluidsscherm zich verhoudt tot de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Gebleken is dat deze voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Volgens de raad is, gelet op het advies van 26 november 2021 en het onderzoeksrapport van 7 juli 2022, daarom voldoende aangetoond en inzichtelijk gemaakt dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] gewaarborgd is.

4.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting op de woning van [appellant]. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het advies van 26 november 2021 en het onderzoeksrapport van 7 juli 2022 staat dat negatieve effecten van geluidreflectie voorkomen kunnen worden door te voldoen aan absorptieklasse A3. [appellant] heeft de uitkomsten van het advies en het onderzoeksrapport niet gemotiveerd betwist. Voor zover [appellant] ook bedoeld heeft om te betogen dat het advies van 26 november 2021 onvoldoende actueel is om ten grondslag te leggen aan het plan, overweegt de Afdeling dat in artikel 3.1.1a van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat er bij de vaststelling van een bestemmingsplan in ieder geval gebruik kan worden gemaakt van gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar. Aangezien het advies van 26 november 2021 ten tijde van het besluit tot vaststelling van het plan van 19 april 2022 niet ouder dan twee jaar was, heeft de raad dat advies mogen gebruiken.

Bovendien is met de voorwaardelijke verplichting van artikel 3.3 van de planregels gewaarborgd dat de beoogde geluidsschermen voldoen aan absorptieklasse A3. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan afbreuk doet aan zijn woon- en leefklimaat.

Het betoog slaagt niet.

Actuele berekeningen met betrekking tot het geluidproductieplafond

5.       [appellant] betoogt dat er geen recente berekeningen zijn waaruit blijkt dat de geluidproductieplafonds worden nageleefd. Er wordt volgens hem daarom niet voldaan aan de verplichting van artikel 11.22 van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm).

5.1.    Artikel 11.22 van de Wm luidde ten tijde van het bestreden besluit:

"1. De beheerder zendt voor 1 oktober van het kalenderjaar, volgend op het eerste kalenderjaar waarin dit hoofdstuk het gehele jaar van toepassing is, en vervolgens elk kalenderjaar voor 1 oktober, aan Onze Minister een verslag met betrekking tot de naleving van de geluidproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar.

[…]."

5.2.    De Afdeling overweegt dat de rechtmatigheid van het vastgestelde bestemmingsplan in deze procedure voorligt. De verplichting van artikel 11.22 van de Wm om jaarlijks aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat verslag te zenden met betrekking tot de naleving van de geluidsproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar staat los van deze procedure. Het betoog dat niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan daarom niet in deze procedure aan de orde komen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.

w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van der Heijden
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024

884