Uitspraak 202304519/1/R4, 202304522/1/R4, 202305041/1/R4, 202305042/1/R4, 202305046/1/R4, 202305048/1/R4, 202305049/1/R4, 202305050/1/R4, 202305051/1/R4, 202305052/1/R4, 202305053/1/R4, 202305054/1/R4 en 202305055/1/R4


Volledige tekst

202304519/1/R4, 202304522/1/R4, 202305041/1/R4, 202305042/1/R4, 202305046/1/R4, 202305048/1/R4, 202305049/1/R4, 202305050/1/R4, 202305051/1/R4, 202305052/1/R4, 202305053/1/R4, 202305054/1/R4 en 202305055/1/R4.
Datum uitspraak: 7 februari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen (hierna: Recycling Netwerk), gevestigd te Emst,
appellante,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
verweerder.

Procesverloop

Recycling Netwerk heeft beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.

Recycling Netwerk heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 23 oktober 2023, waar Recycling Netwerk, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.S. van der Steur, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Recycling Netwerk heeft bij brief van 5 juli 2019 de staatssecretaris onder andere verzocht om binnen 8 weken een last onder dwangsom op te leggen aan diverse importeurs/producenten van gedistilleerde dranken. Voor een overzicht van de importeur/producent per zaaknummer wordt verwezen naar bijlage I. Volgens Recycling Netwerk handelen zij in strijd met artikel 3 van het Besluit beheer verpakkingen 2014 door gebruik te maken van te zware glazen verpakkingen voor gedistilleerde dranken.

De staatssecretaris heeft het verzoek om handhaving gedeeltelijk afgewezen bij besluit van 1 augustus 2019 voor zover het betreft het binnen 8 weken opleggen van een last onder dwangsom. Recycling Netwerk heeft hiertegen op 11 september 2019 bezwaar gemaakt. Vervolgens zijn Recycling Netwerk en de staatssecretaris in overleg getreden. Het besluit van 1 augustus 2019 heeft de staatssecretaris ingetrokken bij besluit van 19 februari 2020. In de periode juli tot en met december 2021 heeft de staatssecretaris lasten onder dwangsom opgelegd aan producenten/importeurs.

Recycling Netwerk heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar van 11 september 2019. Bij uitspraak van 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3998, heeft de Afdeling dit beroep gegrond verklaard. De Afdeling heeft geoordeeld dat met het besluit van 19 februari 2020 geen volledig besluit is genomen op het bezwaar van Recycling Netwerk, ook niet in samenhang bezien met de besluiten tot het opleggen van lasten onder dwangsom. De Afdeling heeft de staatssecretaris, voor zover van belang, opgedragen om binnen 10 weken alsnog een besluit op bezwaar te nemen.

In de periode van maart tot en met september 2022 heeft de staatssecretaris besluiten genomen tot het opheffen van lasten onder dwangsom (in zaaknummers 202304522/1/R4, 202305041/1/R4, 202305042/1/R4, 202305046/1/R4, 202305049/1/R4, 202305050/1/R4, 202305051/1/R4, 202305052/1/R4, 202305053/1/R4, 202305054/1/R4 en 202305055/1/R4). Bij besluit van 3 juni 2022 heeft de staatssecretaris verbeurde dwangsommen gedeeltelijk ingevorderd (zaaknummer 202304519/1/R4). Tegen deze besluiten heeft Recycling Netwerk bezwaar gemaakt. Recycling Netwerk heeft ook bezwaar gemaakt tegen een brief van 9 juni 2022 waarbij de staatssecretaris heeft aangegeven niet langer voornemens te zijn om een last onder dwangsom op te leggen (zaaknummer 202305048/1/R4). De beroepen zijn gericht tegen het niet tijdig beslissen op deze bezwaren.

Op 9 maart 2023 heeft de staatssecretaris, ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 28 december 2022, een nieuw besluit op bezwaar genomen.

2.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in bijlage II bij deze uitspraak. Deze bijlage en de eerder genoemde bijlage I maken deel uit van de uitspraak.

Is het beroep onredelijk laat ingediend?

3.       De staatssecretaris neemt het standpunt in dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep, gelet op artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), onredelijk laat is ingediend. Daartoe voert hij aan dat tussen het indienen van de bezwaren en het indienen van de beroepen wegens niet tijdig beslissen, op 14 juli 2023, een groot aantal maanden is verstreken.

3.1.    De termijn waarbinnen de staatssecretaris een besluit op het bezwaar moest nemen, is op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

Tussen het verstrijken van de beslistermijn van de staatssecretaris en het instellen van beroep door Recycling Netwerk zit, gelet op het feit dat niet alle besluiten waartegen bezwaar is gemaakt, op dezelfde dag bekend zijn gemaakt en de bezwaartermijn in die gevallen dus later aanving, een tijdsverloop van 7 tot 8 maanden.

Voor het antwoord op de vraag of de beroepen onredelijk laat zijn ingediend, is het van belang om vast te stellen of Recycling Netwerk op het moment dat zij beroep instelde, redelijkerwijs nog een besluit van de staatssecretaris mocht verwachten. De Afdeling is van oordeel dat dit het geval is en dat het beroep daarom niet onredelijk laat is ingediend. Hierbij betrekt de Afdeling dat sinds de indiening van het handhavingsverzoek veelvuldig contact en overleg is geweest tussen de staatssecretaris en Recycling Netwerk. Recycling Netwerk kan niet worden tegengeworpen dat zij de staatssecretaris, gelet op het grote aantal bezwaren en belanghebbenden, de tijd heeft gegund om te kunnen beslissen op haar bezwaarschriften.

De Afdeling oordeelt dat de beroepen niet onredelijk laat zijn ingediend. De beroepen zijn ontvankelijk.

Is tijdig besloten?

Zaaknummers 202304522/1/R4, 202305041/1/R4, 202305042/1/R4, 202305046/1/R4, 202305049/1/R4, 202305050/1/R4, 202305051/1/R4, 202305052/1/R4, 202305053/1/R4, 202305054/1/R4 en 202305055/1/R4

4.       Recycling Netwerk betoogt dat de staatssecretaris niet tijdig op de bezwaarschriften tegen de besluiten tot het opheffen van de lasten onder dwangsom (hierna: de bezwaarschriften) heeft beslist.

4.1.    De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met het besluit van 9 maart 2023 al op de bezwaarschriften is beslist. In eerste instantie heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat dit blijkt uit de inhoud van dat besluit. Later heeft de staatssecretaris zich ook op het standpunt gesteld dat het bezwaar van 11 september 2019 op grond van artikel 6:19 van de Awb ook betrekking heeft op de besluiten tot het opheffen van de lasten onder dwangsom. Ook hierdoor is volgens de staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 al besloten op de bezwaarschriften.

4.2.    De Afdeling overweegt dat het besluit van 9 maart 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit op de bezwaarschriften. Uit de inleiding van het besluit blijkt dat de staatssecretaris een besluit heeft willen nemen op het bezwaarschrift van 11 september 2019. De data en de kenmerken van de andere bezwaarschriften of de opheffingsbesluiten worden in het besluit niet genoemd, ook niet onder het kopje "Bezwaarprocedure" of het kopje "Beslissing". Daarnaast blijkt ook uit de motivering van het besluit niet dat de staatssecretaris de gronden uit de bezwaarschriften heeft meegenomen in de heroverweging.

De Afdeling is verder van oordeel dat in het midden kan blijven of de opheffingsbesluiten zijn te kwalificeren als besluiten als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Zoals hiervoor is vastgesteld, is door de staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 alleen beslist op het bezwaar tegen het besluit van 1 augustus 2019. De staatssecretaris kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat als artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege van toepassing is op een bezwaar, het besluit op dat bezwaar ook van rechtswege ongeacht de inhoud daarvan een meeromvattende beslissing op bezwaar is.

Omdat door de staatssecretaris niet anderszins een besluit op de bezwaarschriften is genomen, oordeelt de Afdeling dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de bezwaarschriften gericht tegen de besluiten tot het opheffen van de lasten onder dwangsom.

Zaaknummer 202304519/1/R4

5.       Recycling Netwerk betoogt dat de staatssecretaris niet tijdig op het bezwaarschrift van 15 juli 2022 gericht tegen het besluit van 3 juni 2022 tot gedeeltelijke invordering van verbeurde dwangsommen heeft beslist.

5.1.    De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met het besluit van 9 maart 2023 ook op het bezwaarschrift van 15 juli 2022 is beslist. Later heeft de staatssecretaris zich ook op het standpunt gesteld dat het bezwaar van 11 september 2019 op grond van artikel 6:19 van de Awb ook betrekking heeft op het besluit tot gedeeltelijke invordering van de dwangsommen. Ook hierdoor is volgens de staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 al een besluit genomen op het bezwaarschrift van 15 juli 2022.

5.2.    De Afdeling overweegt dat uit het besluit van 9 maart 2023 niet kan worden opgemaakt dat de staatssecretaris ook op het bezwaarschrift van 15 juli 2022 heeft beslist. De datum en het kenmerk van het bezwaarschrift van 15 juli 2022 worden in het besluit niet genoemd, ook niet onder het kopje "Bezwaarprocedure" of het kopje "Dictum". In het besluit wordt niet ingegaan op de invordering van verbeurde dwangsommen. Daarnaast blijkt ook uit de motivering van het besluit niet dat de staatssecretaris de gronden uit het bezwaarschrift heeft meegenomen in de heroverweging.

De Afdeling is verder van oordeel dat ook hier in het midden kan blijven of het invorderingsbesluit is te kwalificeren als een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Zoals hiervoor is vastgesteld, is door de staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 alleen beslist op het bezwaar tegen het besluit van 1 augustus 2019. De staatssecretaris kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat als artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege van toepassing is op een bezwaar, het besluit op dat bezwaar ook van rechtswege ongeacht de inhoud daarvan een meeromvattende beslissing op bezwaar is.

Omdat door de staatssecretaris niet anderszins een besluit op het bezwaarschrift is genomen, oordeelt de Afdeling dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaarschrift van 15 juli 2022 tegen het besluit tot gedeeltelijke invordering van de verbeurde dwangsommen.

Zaaknummer 202305048/1/R4

6.       Recycling Netwerk betoogt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaarschrift van 8 juli 2022 gericht tegen de brief van 9 juni 2022. Bij die brief heeft de staatssecretaris meegedeeld dat hij niet langer het voornemen heeft om een last onder dwangsom op te leggen.

6.1.    De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met het besluit van 9 maart 2023 al op het bezwaarschrift van 8 juli 2022 is beslist. Later heeft de staatssecretaris zich ook op het standpunt gesteld dat het bezwaar van 11 september 2019 op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook betrekking heeft op de brief van 18 juli 2022. Ook hiermee is volgens de staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 al besloten op het bezwaarschrift van 8 juli 2022.

6.2.    De Afdeling overweegt dat het besluit van 9 maart 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit op het bezwaarschrift van 8 juli 2022. Uit de inleiding van het besluit blijkt dat de staatssecretaris een besluit heeft willen nemen op het bezwaarschrift van 11 september 2019. De datum en het kenmerk van het bezwaarschrift van 8 juli 2022 worden in het besluit niet genoemd, ook niet onder het kopje "Bezwaarprocedure" of het kopje "Dictum". Daarnaast blijkt ook uit de motivering van het besluit niet dat de staatssecretaris de gronden uit het bezwaarschrift heeft meegenomen in de heroverweging.

De Afdeling overweegt verder dat de brief van 9 juni 2022 niet is gericht op rechtsgevolg en daarmee niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Vergelijk onder 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3536). Alleen al daarom is de brief van 9 juni 2022 geen besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Met het besluit van 9 maart 2023 is dus niet ook beslist op het bezwaarschrift van 8 juli 2022.

De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bewaarschrift van 8 juli 2022 tegen de brief waarbij de staatssecretaris heeft meegedeeld dat hij niet langer het voornemen heeft om een last onder dwangsom op te leggen. Omdat het bezwaar, zoals hiervoor is overwogen, niet is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, is het bezwaar niet-ontvankelijk. De Afdeling zal, zoals volgt uit overweging 12, zelf in de zaak voorzien en het bezwaar gericht tegen de brief van 9 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en slot

Zaaknummers 202304522/1/R4, 202305041/1/R4, 202305042/1/R4, 202305046/1/R4, 202305049/1/R4, 202305050/1/R4, 202305051/1/R4, 202305052/1/R4, 202305053/1/R4, 202305054/1/R4 en 202305055/1/R4

7.       Gelet op wat onder 4 tot en met 4.2 is overwogen en in aanmerking genomen dat de staatssecretaris niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog een besluit op de bezwaren heeft genomen, zijn de beroepen gegrond. Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep moet op grond van artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijk worden gesteld met een besluit. Deze met besluiten gelijk te stellen fictieve besluiten op de bezwaren van Recycling Netwerk moeten worden vernietigd.

8.       De Afdeling moet op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, in beginsel bepalen dat binnen een termijn van twee weken alsnog moet worden besloten op het bezwaar. Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, biedt de Afdeling de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van deze termijn af te wijken. De Afdeling is van oordeel dat onderhavig geval een bijzonder geval is. Daartoe wordt overwogen dat, gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval, onder meer rekening houdende met de van de staatssecretaris vereiste zorgvuldigheid bij het nemen van de besluiten en de daarbij door hem af te wegen betrokken belangen, een termijn van twee weken voor het nemen van deze besluiten in dit geval onvoldoende is. Daarbij betrekt de Afdeling dat ook meerdere derden zullen moeten worden betrokken. Hierbij neemt de Afdeling overigens in ogenschouw dat tijdens de zitting door de staatssecretaris een termijn van 6 weken is genoemd die nodig zou zijn om alsnog te besluiten.

Gelet op het voorgaande stelt de Afdeling, met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, een termijn voor het alsnog nemen van besluiten, te weten uiterlijk 6 weken na de verzending van deze uitspraak. De Afdeling bepaalt verder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de staatssecretaris per bezwaar een dwangsom aan Recycling Netwerk verbeurt voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. De Afdeling zal de hoogte van deze dwangsom vaststellen op € 100,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00 per bezwaar. De Afdeling gaat er daarbij vanuit dat van deze bedragen een afdoende prikkel uitgaat om deze uitspraak na te leven.

Zaaknummer 202304519/1/R4

9.       Gelet op wat onder 5 tot en met 5.2 is overwogen en in aanmerking genomen dat de staatssecretaris niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog een besluit op bezwaar heeft genomen, is het beroep gegrond. Het op grond van artikel 6:2 van de Awb met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk moet worden vernietigd.

10.     De Afdeling moet op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, in beginsel bepalen dat binnen een termijn van twee weken alsnog moet worden besloten op het bezwaar. Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, biedt de Afdeling de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van deze termijn af te wijken. De Afdeling is van oordeel dat onderhavig geval een bijzonder geval is. Daartoe wordt overwogen dat, gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval, onder meer rekening houdende met de van de staatssecretaris vereiste zorgvuldigheid bij het nemen van het besluit en de daarbij door hem af te wegen betrokken belangen, een termijn van twee weken voor het nemen van dit besluit in dit geval onvoldoende is. Daarbij betrekt de Afdeling dat ook een derde zal moeten worden betrokken. Hierbij neemt de Afdeling overigens in ogenschouw dat tijdens de zitting door de staatssecretaris een termijn van 6 weken is genoemd die nodig zou zijn om alsnog te besluiten.

Gelet op het voorgaande stelt de Afdeling, met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, een termijn voor het alsnog nemen van een besluit, te weten uiterlijk 6 weken na de verzending van deze uitspraak. De Afdeling bepaalt verder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de staatssecretaris een dwangsom aan Recycling Netwerk verbeurt voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. De Afdeling zal de hoogte van deze dwangsom vaststellen op € 100,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00. De Afdeling gaat er daarbij vanuit dat van deze bedragen een afdoende prikkel uitgaat om deze uitspraak na te leven.

Zaaknummer 202305048/1/R4

11.     Gelet op wat onder 6 tot en met 6.2 is overwogen en in aanmerking genomen dat de staatssecretaris niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog een besluit op bezwaar heeft genomen, is het beroep gegrond. Het op grond van artikel 6:2 van de Awb met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk moet worden vernietigd.

12.     Zoals onder 6.2 is overwogen, is de brief van 9 juni 2022 geen besluit. De Afdeling zal daarom zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van Recycling Netwerk tegen de brief van 9 juni 2022 niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk. Dat betekent dat de staatssecretaris geen besluit meer hoeft te nemen op het bezwaarschrift van 8 juli 2022.

Proceskostenvergoeding

13.     De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. De Afdeling zal daarbij een wegingsfactor van 0,5 (licht) hanteren en de 13 beroepen aanmerken als samenhangende zaken. Omdat het gaat om 4 of meer samenhangende zaken, zal de Afdeling een extra factor van 1,5 hanteren. Omdat Recycling Netwerk 13 keer griffierecht heeft betaald, zal de Afdeling het 12 keer te veel betaalde griffierecht terugstorten. Dat betekent dat de staatssecretaris 1 keer griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202304522/1/R4 gegrond;

II.       vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 20 april 2022, kenmerk 479091 LOD OPH;

III.      draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 20 april 2022, kenmerk 479091 LOD OPH, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV.      bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

V.       verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305041/1/R4 gegrond;

VI.      vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 9 juni 2022, kenmerk 466606 LOD-O;

VII.     draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 9 juni 2022, kenmerk 466606 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VIII.    bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

IX.      verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305042/1/R4 gegrond;

X.       vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 28 april 2022, kenmerk 477882-MdL-LOD-2;

XI.      draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 28 april 2022, kenmerk 477882-MdL-LOD-2, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XII.     bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XIII.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 5 juli 2022, kenmerk 477882-MdL-Lod-3;

XIV.    draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 5 juli 2022, kenmerk 477882-MdL-Lod-3, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XV.     bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XVI.    verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305046/1/R4 gegrond;

XVII.   vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 9 september 2022, kenmerk 467787 LOD-O;

XVIII.  draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 9 september 2022, kenmerk 467787 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XIX.    bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XX.     verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305049/1/R4 gegrond;

XXI.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 7 juni 2022, kenmerk 478204;

XXII.   draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 7 juni 2022, kenmerk 478204, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XXIII.  bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XXIV.  verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305050/1/R4 gegrond;

XXV.  vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 13 april 2022, kenmerk 466805 LOD-O;

XXVI.  draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 13 april 2022, kenmerk 466805 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XXVII. bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XXVIII.          verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305051/1/R4 gegrond;

XXIX.  vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 13 april 2022, kenmerk 466518 LOD-O;

XXX.  draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 13 april 2022, kenmerk 466518 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XXXI.  bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XXXII. verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305052/1/R4 gegrond;

XXXIII.          vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 16 juni 2022, kenmerk 479553 LOD-O;

XXXIV.         draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 16 juni 2022, kenmerk 479553 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XXXV.          bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XXXVI.         verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305053/1/R4 gegrond;

XXXVII.        vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 28 april 2022, kenmerk 479096 LOD-O;

XXXVIII.        draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 28 april 2022, kenmerk 479096 LOD-O, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XXXIX.         bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XL.     verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305054/1/R4 gegrond;

XLI.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 14 maart 2022, kenmerk 466559-opheffen LOD;

XLII.   draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 14 maart 2022, kenmerk 466559-opheffen LOD, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XLIII.   bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XLIV.  verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305055/1/R4 gegrond;

XLV.   vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 2 maart 2022, kenmerk 466802 LOD oph;

XLVI.  draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 2 maart 2022, kenmerk 466802 LOD oph, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

XLVII. bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

XLVIII. verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202304519/1/R4 gegrond;

XLIX.  vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 3 juni 2022, kenmerk 466561/invordering2;

L.       draagt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen het besluit van 3 juni 2022, kenmerk 466561/invordering2, en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

LI.      bepaalt dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;

LII.      verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer 202305048/1/R4 gegrond;

LIII.     vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen tegen de brief van 9 juni 2022, kenmerk 466607  vlod-i;

LIV.    verklaart dat bezwaar niet-ontvankelijk;

LV.     bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het door de Afdeling vernietigde met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de brief van 9 juni 2022, kenmerk 466607  vlod-i;

LVI.    veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat  tot vergoeding van bij Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.365,09 waarvan € 1.312,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

LVII.   gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen het door haar voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Kamphorst-Timmer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024

776-1069

BIJLAGE I - Overzicht zaaknummers importeurs/producenten

202304519/1/R4 - [bedrijf A]

202304522/1/R4 - [bedrijf B]

202305041/1/R4 - Inspirits Premium Drinks

202305042/1/R4 - A Brand New Day

202305046/1/R4 - Diageo Nederland

202305048/1/R4 - [bedrijf C]

202305049/1/R4 - Disaronno International B.V.

202305050/1/R4 - [bedrijf D]

202305051/1/R4 - [bedrijf E]

202305052/1/R4 - Bacardi-Martini B.V.

202305053/1/R4 - Maxxium Nederland

202305054/1/R4 - [bedrijf F]

202305055/1/R4 - [bedrijf G]

BIJLAGE II - Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:3

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

[…]

Artikel 5:39

1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

[…]

Artikel 6:2

Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:

a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en

b. het niet tijdig nemen van een besluit.

Artikel 6:19

1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

[…]

Artikel 7:10

1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

[…]

Besluit beheer verpakkingen 2014

Artikel 3

1. Het is verboden om een verpakking die niet voldoet aan bijlage II van de richtlijn verpakkingen in de Europese Unie op de markt aan te bieden of met dat doel voorhanden te hebben.

2. Onverminderd het eerste lid is een verpakking zodanig ontworpen en vervaardigd dat het ontstaan van zwerfafval zoveel mogelijk wordt voorkomen.

3. Verpakkingen voldoen in ieder geval aan één of meerdere eisen opgenomen in bijlage II van de richtlijn verpakkingen of aan het tweede lid, indien zij voldoen aan de bij ministeriële regeling per verpakkingensoort of per combinatie van een verpakking met een bepaald product, vastgestelde specificatie voor zover die specificatie betrekking heeft op een bepaalde in bijlage II van de richtlijn verpakkingen opgenomen eis of het tweede lid.

4. Bij de vaststelling van de specificaties, bedoeld in het derde lid, worden een of meer van de volgende uitgangspunten in acht genomen:

a. een verpakking is zodanig ontworpen en vervaardigd dat recycling wordt vergemakkelijkt;

b. een verpakking is zodanig ontworpen en vervaardigd dat, indien het te verpakken product daarvoor geschikt is, hergebruik van de verpakking mogelijk is;

c. een verpakking is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het zoveel mogelijk de houdbaarheid van het verpakte product verlengt;

d. een verpakking is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het gewicht van de verpakking of van de combinatie van de verpakking en het verpakte product zo laag mogelijk is;

e. bij de vervaardiging van een verpakking wordt zo weinig mogelijk verpakkingsmateriaal gebruikt;

f. bij de vervaardiging van een verpakking wordt zoveel mogelijk gerecycled materiaal toegepast.

5. Onverminderd het derde lid voldoen verpakkingen in ieder geval aan één of meerdere eisen opgenomen in bijlage II van de richtlijn verpakkingen of aan het tweede lid, indien zij overeenstemmen met de door Onze Minister aangewezen norm voor zover die norm betrekking heeft op een bepaalde in bijlage II van de richtlijn verpakkingen opgenomen eis of het tweede lid.

6. Bepaalde bij ministeriële regeling aangewezen ongevulde verpakkingen worden door een producent of importeur niet om niet onder de in die regeling aangegeven omstandigheden aan een eindgebruiker verstrekt.