Uitspraak 202307370/1/R4.


Volledige tekst

202307370/1/R4.
Datum uitspraak: 16 januari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Bess Trade B.V., gevestigd te Lelystad,
verzoekster,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2023 heeft de staatssecretaris Bess Trade B.V. gelast om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van overtreding van artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm), in samenhang met artikel 2, onder 35, sub f, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB 2006, L 190; hierna: de EVOA).

Tegen dit besluit heeft Bess Trade B.V. bezwaar gemaakt.

Bess Trade B.V. heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bess Trade B.V. heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek samen met de zaak met nummer 202307158/2/R4 op 21 december 2023 gevoegd ter zitting behandeld. Op de zitting zijn Bess Trade B.V., vertegenwoordigd door haar bestuurder [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat in Hoorn, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, A. Vink en ir. E.J. Christian, verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Bess Trade B.V. is een bedrijf dat zich bezighoudt met het recyclen van PVC-materialen. De diverse door Bess Trade B.V. vervaardigde (grond)stoffen worden vervolgens, onder meer, verkocht en in containers overgebracht naar het buitenland.

3.       Bess Trade B.V. was voornemens om een container met plastisol naar Maleisië te verschepen. Zij had het plastisol aangemerkt als ‘niet-afval’. Omdat de staatssecretaris wilde onderzoeken of Bess Trade B.V. terecht de lading niet als afvalstof had aangemerkt, vroeg zij het bedrijf om meer informatie. De staatssecretaris kwam uiteindelijk tot de conclusie dat Bess Trade B.V. onvoldoende informatie had aangeleverd om daarover tot een oordeel te kunnen komen en om die reden werd de inhoud van de container als afvalstof als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (Pb 2008, L 312)) aangemerkt. Aangezien het overbrengen van PVC-afval naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, zoals Maleisië, verboden is op grond van artikel 10.60, lid 2, van de Wm, in samenhang met artikel 2, punt 35, sub f, en artikel 36, lid 1, sub a en b van de EVOA, legde de staatssecretaris bij besluit van 28 november 2023 een last onder dwangsom op om herhaling te voorkomen.

Bess Trade B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 28 november 2023 en de Afdeling verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

4.       De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek van Bess Trade B.V., dat er op neer komt dat de voorzieningenrechter hangende het bezwaar aan de staatssecretaris oplegt dat al haar transporten op grond van de EVOA doorgang mogen vinden, te verstrekkend is omdat het buiten de omvang van het geding valt. Een voorziening zoals door Bess Trade B.V. is gevraagd kan in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure dan ook niet worden getroffen.

4.1.    Vervolgens moet worden beoordeeld of er aanleiding bestaat om een andere voorlopige voorziening te treffen.

4.2.    Het betoog van Bess Trade B.V. dat geen sprake was van een overtreding, omdat zij voldoende informatie heeft aangeleverd aan de staatssecretaris om tot de conclusie te kunnen komen dat het plastisol geen afvalstof (meer) is, vereist nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet leent. De voorzieningenrechter beperkt zich daarom tot een belangenafweging.

4.3.    Bess Trade B.V. stelt zich op het standpunt dat het niet kunnen overbrengen van de door haar vervaardigde stoffen grote financiële gevolgen voor haar bedrijf heeft. Daar staat tegenover dat de staatssecretaris de last heeft opgelegd ter bescherming van het milieu.

De voorzieningenrechter merkt op dat de last niet inhoudt dat Bess Trade B.V. geen van de door haar vervaardigde stoffen meer mag overbrengen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is. De staatssecretaris stelt zich immers niet op het standpunt dat alle stoffen die Bess Trade B.V. wil overbrengen afvalstoffen zijn, maar zij stelt alleen dat zij meer informatie nodig heeft om dit te kunnen beoordelen. In het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom van 2 november 2023 heeft de staatssecretaris aan Bess Trade B.V. uiteengezet welke informatie zij ten aanzien van de lading plastisol miste. Uit de stukken blijkt ook welke informatie zij in het algemeen wil hebben als Bess Trade B.V. stoffen wil overbrengen. Dat het aanleveren van deze informatie voor Bess Trade B.V. bezwaarlijk is omdat het tijd en geld kost en in sommige gevallen lastig kan zijn om aan bepaalde stukken te komen, acht de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Bess Trade B.V. heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat dit dusdanig bezwaarlijk is dat dit, afgewogen tegen het milieubelang dat de staatssecretaris wil beschermen, niet van haar verlangd kan worden.

Gelet op het voorgaande en hetgeen onder 4 en 4.2 is overwogen, kiest de voorzieningenrechter er daarom voor om de last niet te schorsen, noch om een andere voorlopige voorziening te treffen.

5.       Het verzoek moet worden afgewezen.

6.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.H.Y. Huijts, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter

w.g. Huijts
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024

811