Uitspraak 202103497/2/A3


Volledige tekst

202103497/2/A3.
Datum beslissing: 12 december 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Rotterdam,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021 in zaak nr. 18/2655 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Buitenlandse Zaken.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021 in zaak nr. 18/2655.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft na toepassing van artikel 8:45, eerste lid en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) van 28 maart 2017 overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht.

Overwegingen

1.       De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht kennis zal nemen.

2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.       De Afdeling oordeelt dat voor vrijwel alle stukken het belang van bescherming van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat, indien de stukken worden vrijgegeven, zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD gefrustreerd kunnen worden en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan worden gebracht. Dit geldt niet voor het overgelegde Besluit 2013/395/GBVB van de Raad van de Europese Unie. Dit stuk is openbaar, zodat er ten aanzien van dit stuk geen sprake is van gewichtige redenen. Nu het stuk bij [appellant] bekend mag worden verondersteld, hoeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het stuk niet opnieuw in te zenden.

4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023

290