Uitspraak 202201380/5/A3


Volledige tekst

202201380/5/A3.
Datum beslissing: 19 oktober 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

Programmrot AmplificA SàrL (hierna: PAS), gevestigd te Luxemburg,
verzoekster,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Tijdens de zitting op 6 oktober 2023 heeft PAS verzocht om wraking van mr. C.J. Borman (hierna: de staatsraad), als voorzieningenrechter belast met de behandeling van de zaak met nummer 202201380/2/A3.

PAS heeft een nader stuk ingediend.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De staatsraad heeft een schriftelijke reactie ingediend.

PAS heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek om wraking ter zitting behandeld op 16 oktober 2023, waar PAS, vertegenwoordigd door [gemachtigden] zijn verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Overwegingen

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       PAS heeft op 14 juni 2023, tijdens de behandeling van haar verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, verzocht om wraking van de staatsraad. Dit verzoek om wraking is op 3 juli 2023 op zitting behandeld. Tijdens die zitting heeft PAS verzocht om wraking van de drie staatsraden belast met de behandeling van het verzoek om wraking. Bij beslissing van 14 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2722, is dat verzoek afgewezen. Na deze beslissing heeft PAS haar eerste verzoek om wraking ingetrokken. Het onderzoek ter zitting van het verzoek om voorlopige voorziening heeft de staatsraad op 6 oktober 2023 hervat. PAS heeft toen opnieuw de staatsraad gewraakt. Dit verzoek om wraking is hier aan de orde.

3.       Ter zitting is gebleken dat PAS eigenlijk geen verzoek om wraking op grond van artikel 8:15 van de Awb heeft willen indienen en dat zij zich ook niet op het standpunt stelt dat de staatsraad partijdig is of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. PAS heeft ter zitting gesteld dat haar verzoek om wraking steunt op onder meer artikel 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze Unierechtelijke bepalingen staan namelijk boven de nationale wetten en regels. Volgens PAS vloeit uit die Unierechtelijke bepalingen direct voort dat zij recht heeft op, in haar woorden, een "effective remedy" (hierna: een doeltreffende voorziening in rechte), wat haar door de staatsraad niet wordt geboden. Van een doeltreffende voorziening in rechte kan volgens PAS alleen sprake zijn als de staatsraad haar verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk behandelt door onder meer bepaalde prejudiciële vragen te stellen en getuigen te horen.

4.       Gelet hierop constateert de Afdeling dat PAS geen verzoek om wraking heeft ingediend wegens (een schijn van) partijdigheid van de staatsraad. De Afdeling oordeelt dat PAS de mogelijkheid om een verzoek om wraking in te dienen op de voet van artikel 8:15 van de Awb, gebruikt om de staatsraad ertoe te bewegen de zaak op een bepaalde wijze inhoudelijk te behandelen, volgens haar zeggen wegens het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Daar is echter de wrakingsprocedure niet voor bedoeld. Dat PAS vreest dat de staatsraad voornemens is zichzelf onbevoegd te verklaren of om een andere reden niet zal toekomen aan een inhoudelijke behandeling van haar zaak, betekent niet dat geen sprake is van een doeltreffende voorziening in rechte. Voor zover PAS betoogt dat de opstelling van de staatsraad door zich ter zitting onder meer niet uit te laten of hij zichzelf bevoegd zal achten en of hij voornemens is de door PAS gewenste prejudiciële vragen te stellen, getuigt van vooringenomenheid, oordeelt de Afdeling dat daarvan geen sprake is. Door ter zitting niet vooruit te lopen op de uitspraak, wordt juist (een schijn van) vooringenomenheid voorkomen.

5.       Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.

6.       De Afdeling kwalificeert het optreden van PAS als misbruik van de bevoegdheid om een verzoek om wraking in te dienen. Zoals PAS ter zitting heeft verklaard, heeft zij geen verzoek om wraking op grond van artikel 8:15 van de Awb willen indienen, omdat daar in wezen geen reden voor is. Als grond voor wraking heeft PAS ter zitting het belang van een doeltreffende voorziening in rechte aangevoerd. Een verzoek om wraking is er echter niet voor bedoeld om via deze weg de staatsraad ertoe te bewegen om in de voorlopige voorzieningenprocedure zichzelf bevoegd te achten, althans zich daarover uit te spreken ter zitting, of om de zaak op een bepaalde wijze inhoudelijk te behandelen, namelijk door getuigen te horen en bepaalde prejudiciële vragen te stellen.

7.       Gelet op het voorgaande en de twee eerder in deze procedure door PAS ingediende verzoeken om wraking, die zij deels gebaseerd heeft op dezelfde feiten of omstandigheden, ziet de Afdeling aanleiding om op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van PAS in deze zaak, niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af;

II.       bepaalt dat een volgend verzoek van PAS om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Meijer
voorzitter

w.g. Tibold
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2023

853