Uitspraak 202105070/1/R2


Volledige tekst

202105070/1/R2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Veghel, gemeente Meierijstad,
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2A]), wonend te Veghel, gemeente Meierijstad,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Meierijstad,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark De Krekel" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2A] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2023, waar [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Hoorn en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], initiatiefnemer, vergezeld van [persoon], vertegenwoordigd door J.A. van der Aa, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Tennispark de Krekel, gelegen aan de Pastoor van Haarenstraat 81 in Veghel, wil uitbreiden. De raad heeft daarvoor het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" gewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de tennishal, de bouw van een multifunctionele ruimte, de vestiging van een (ondergeschikte) fysiotherapiepraktijk en de vestiging van een winkel in duikbenodigdheden mogelijk. Ook wordt met het bestemmingsplan het aangrenzende grasveld bij het tennispark gevoegd.

2.       [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] en [appellant sub 2A] woont aan de [locatie 2], in de directe nabijheid van het plangebied. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Wettelijk kader

3.       De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Ingetrokken beroepsgronden

4.       [appellant sub 2A] heeft ter zitting zijn beroepsgrond over het ontbreken van een bestaand bouwperceel en de daarmee samenhangende strijd met artikel 3.73, eerste lid, van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV) ingetrokken.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Geluid

6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] betogen dat de gebruiksmogelijkheden voor het grasveld, dat is gelegen direct achter hun percelen, zijn toegenomen en dat daarom de geluidsoverlast toeneemt. Volgens hen is onvoldoende onderzocht of ter plaatse van hun woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

[appellant sub 1] voert aan dat dagrecreatief medegebruik en buitensport op het grasveld mogelijk is gemaakt en dat dit een aantasting van zijn woongenot betekent.

[appellant sub 2A] voert aan dat op het grasveld dagrecreatief medegebruik is toegestaan. Daarnaast kan, doordat de functieaanduiding "specifieke vorm van horeca uitgesloten - feesten en partijen" niet is opgenomen op de gronden van het grasveld, het grasveld worden gebruikt voor bruiloften. Verder kan het grasveld worden gebruikt voor sportactiviteiten in de buitenlucht. In de planregels is het aantal evenementen niet gemaximeerd. Daarnaast kan het grasveld volgens [appellant sub 2A] worden gebruikt als parkeerplaats. Bovendien is onvoldoende in het plan geborgd dat er geen padelbaan mag worden aangelegd op het grasveld. Een padelbaan veroorzaakt veel meer geluidhinder dan een reguliere tennisbaan en een padelbaan kan dan ook, volgens [appellant sub 2A], niet worden gelijkgesteld met een tennisbaan. Tot slot vreest [appellant sub 2A] dat er op het grasveld een duikvijver of een bassin ten behoeve van duiksport gerealiseerd gaat worden, waardoor de geluidoverlast verder zal gaan toenemen. Volgens [appellant sub 2A] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met deze maximale planologische mogelijkheden.

6.1.    Het grasveld heeft een afmeting van ongeveer 30 m bij 20 m en is gelegen aan de zuidzijde van het perceel. Het grasveld grenst aan de tuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A]. Ter zitting is gebleken dat het de bedoeling is om dit grasveld te laten gebruiken als speelveld en om de mogelijkheid te bieden om op het grasveld kinderfeestjes in de vorm van speurtochten te organiseren.

6.2.    De raad stelt zich, wat het grasveld betreft, op het standpunt dat de beperkingen die specifiek aan het grasveld zijn gesteld (bebouwingspercentage 3% en tennisbaan uitgesloten), tezamen met de bepalingen uit het Activiteitenbesluit een voldoende waarborg geven voor een aanvaardbaar gebruik van het grasveld. Ter zitting heeft de raad gesteld dat geluidonderzoek naar de gevolgen van de gebruiksmogelijkheden ten aanzien van het grasveld achterwege kon worden gelaten, aangezien de activiteiten op het grasveld beperkt zijn en het gebiedseigen geluiden betreft. Gelet op de ligging van het grasveld is het volgens de raad feitelijk uitgesloten dat het grasveld zal worden gebruikt voor feesten en activiteiten. Het houden van bruiloften en partijen als activiteit is namelijk gekoppeld aan het gedeelte van het multifunctionele gebouw dat als kantine in gebruik is. Nu het gedeelte dat de doorgang vormt van de kantine naar het grasveld de aanduiding "specifieke vorm van horeca - feesten en partijen uitgesloten" heeft gekregen, stelt de raad zich op het standpunt dat het gebruik van het grasveld voor feesten en partijen, feitelijk onmogelijk zal zijn. Ter zitting heeft de raad bovendien toegelicht dat hij met de aanduiding "tennisbanen uitgesloten" ook heeft beoogd om padelbanen uit te sluiten op het grasveld. Volgens de raad zijn padelbanen gelijk te stellen aan tennisbanen. Daarom hoeven padelbanen niet expliciet te worden uitgesloten. Daarvoor verwijst de raad naar de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746.

6.3.    Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn gronden met de bestemming "Sport" bestemd voor sportvoorzieningen van categorie 1 en 2, alsmede een tennisbaan van categorie 3.1, zoals opgenomen in bijlage 1 "Lijst van sportvoorzieningen" bij de planregels. Uit die bijlage blijkt dat hiertoe onder meer sportscholen en gymnastiekzalen behoren. Aan het gebruik voor deze sportvoorzieningen zijn in de planregels geen beperkingen gesteld. Het grasveld mag daarom worden gebruikt voor sportactiviteiten van onder meer sportscholen in de buitenlucht.

Verder mag, ingevolge artikel 3.1, onder e, van de planregels, het grasveld worden gebruikt voor dagrecreatief medegebruik. Ingevolge artikel 3.1, onder b, is bovendien het organiseren van bruiloften en partijen op het grasveld toegestaan. Aan het grasveld is namelijk niet de aanduiding "specifieke vorm van horeca uitgesloten - feesten en partijen" toegekend. De Afdeling volgt de raad niet in zijn standpunt dat het gebruik voor het organiseren van bruiloften en partijen op het grasveld feitelijk onmogelijk is. Ter zitting is gebleken dat het grasveld ook bereikt kan worden zonder de doorgang van het deel van het multifunctionele gebouw met de aanduiding "specifieke vorm van horeca - feesten en partijen uitgesloten", te gebruiken, zodat vanuit de kantine ook via een andere route het grasveld kan worden bereikt. Tot slot volgt uit artikel 3.1, aanhef en onderdeel 13, van de planregels dat de voor sport aangewezen gronden zijn bestemd voor het in a tot en met e genoemde gebruik, met de daarbij bijbehorende evenementen. In het plan is het aantal evenementen niet gemaximeerd.

Over de mogelijkheid om het grasveld te gebruiken als parkeerterrein overweegt de Afdeling als volgt. Weliswaar mag, ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder 8, van de planregels, het grasveld worden gebruikt voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming "Sport", maar de raad hoefde, bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden, geen rekening te houden met deze mogelijkheid. Het grasveld is namelijk ingesloten en niet bereikbaar met de auto. Bovendien is het gebruik van de gronden voor het maken van een inrit naar het parkeerterrein planologisch niet toegestaan.

Over de mogelijkheid om op het grasveld een bassin of vijver te realiseren overweegt de Afdeling als volgt. Uit artikel 3.1, van de planregels, gelezen in samenhang met bijlage 1, bij de planregels, volgt dat het grasveld niet is bestemd voor een binnenzwembad of een buitenzwembad. Verder geldt dat de duiksport niet is genoemd in de lijst van sportvoorzieningen, zodat de gronden ingevolge artikel 3.1, onder a, van de planregels, ook niet mogen worden gebruikt voor duiksport. Aan de betreffende gronden is ook niet de aanduiding "specifiek vorm van sport-ondergeschikte detailhandel" toegekend, bedoeld voor een service-/webwinkel in duikbenodigdheden, zodat ook geen duikvijver of bassin ten behoeve van de servicewinkel in duikbenodigdheden mag worden aangelegd. Gelet hierop biedt het plan niet de mogelijkheid om op het grasveld een waterbassin of vijver aan te leggen voor de duiksport.

Over de mogelijkheid om op het grasveld een padelbaan aan te leggen, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn gronden met de bestemming "Sport" bestemd voor sportvoorzieningen van categorie 1 en 2, alsmede een tennisbaan van categorie 3.1, zoals opgenomen in bijlage 1 "Lijst van sportvoorzieningen" bij de planregels. Verder is de aanduiding "tennisbaan uitgesloten" toegekend aan de gronden. Uit bijlage 1 blijkt dat onder categorie 1 en 2 geen padelbanen vallen. Zelfs in het geval dat, zoals [appellant sub 2A] betoogt, padelbanen niet gelijkgesteld kunnen worden met tennisbanen, mogen de gronden nog steeds niet worden gebruikt voor een padelbaan, omdat padelbanen niet worden genoemd in bijlage 1 bij de planregels. Op de vraag of padelbanen gelijkgesteld moeten worden met tennisbanen gaat de Afdeling dan ook verder niet in.

6.4.    Concluderend is de Afdeling van oordeel dat het mogelijk is om, bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden, het grasveld te gebruiken voor sportactiviteiten in de buitenlucht door onder meer sportscholen en gymnastiekzalen. Verder kan het grasveld worden gebruikt voor dagrecreatief medegebruik, voor het organiseren van bruiloften en partijen en voor evenementen ten behoeve van de in artikel 3.1, onder a tot en met e genoemde activiteiten. De raad heeft wel een geluidonderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het akoestisch rapport van 13 december 2016, maar daarin heeft de raad enkel onderzocht of het tennispark, na uitbreiding met de multifunctionele ruimte, voldoet aan de gestelde geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat onderzoek heeft geen betrekking op voormelde mogelijkheden van het grasveld.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden en dat de raad onvoldoende heeft onderzocht of, gelet op die mogelijkheden, ter plaatse van de percelen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 1], een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De Afdeling is daarom van oordeel dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Participatie/inspraak (draagkrachtonderzoek)

7.       [appellant sub 1] betoogt dat niet voldoende overleg dan wel burgerparticipatie over het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de vaststelling daarvan en dat het verslag van de door de initiatiefnemer aangegane dialoog met omwonenden niet overeenkomstig de waarheid is.

7.1.    De raad heeft toegelicht dat hij waarde hecht aan participatie voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure maar dat dit geen formeel onderdeel is van de procedure, waardoor de raad hier geen vormvereisten aan stelt.

7.2.    Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. In overeenstemming met deze procedure zijn de omwonenden in dat kader in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. Niet in geschil is dat aan de wettelijke eisen voor vaststelling van het bestemmingsplan is voldaan. De Afdeling overweegt dat in de Awb, noch in de Wet ruimtelijke ordening, noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling valt aan te wijzen op grond waarvan de raad gehouden is om ook al voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan informatie aan en communicatie met de omwonenden te initiëren.

Het betoog slaagt reeds hierom niet.

Strijd met artikel 3.73 IOV

8.       [appellant sub 2A] betoogt dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.73, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van de IOV. Volgens [appellant sub 2A] wordt niet voldaan aan die bepaling, omdat de vestiging binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied moet passen, waarbij moet zijn onderzocht welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op onder meer de leefbaarheid en leegstand elders.

[appellant sub 2A] betoogt verder dat in het plan niet is geborgd dat de opslag en stalling van duikbenodigdheden in gebouwen plaatsvindt. Doordat buiten de gebouwen, waarin ook de service- en webwinkel is gevestigd, de functieaanduiding "bebouwingspercentage - 3%" is toegekend, staat het bestemmingsplan juist toe dat de duikflessen worden opgeslagen buiten de daarvoor aangewezen gebouwen. Daarmee is het bestemmingsplan volgens [appellant sub 2A] in strijd met artikel 3.73- tweede lid, onder c, van de IOV.

8.1.    Artikel 3.73 van de IOV luidt:

"Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:

1. […];

2. Welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;

3. […].

[…]

Lid 2

Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:

[…]

c. dat opslag en stalling plaatsvindt in gebouwen;

[…]

8.2.    De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2A] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.73, eerste lid, onderdeel a en onder 2 van het IOV. De raad heeft gemotiveerd dat de ontwikkeling slechts betrekking heeft op een beperkte verruiming voor functies die ondergeschikt zijn aan het tennispark. Het vergroten van de tennishal en vestigen van een service- en webshop voor duikspullen, fitnessruimte en fysiopraktijk versterkt de sportieve functie van het tennispark. Doordat de functies naar hun aard ondergeschikt zijn aan het tennispark en ook kleinschalig worden ingericht, heeft de raad voldoende gemotiveerd waarom het plan niet leidt tot leegstand elders.

8.3.    Over het betoog over artikel 3.73, tweede lid, en onder c, van de IOV, overweegt de Afdeling als volgt.

8.4.    De Afdeling stelt vast dat de uitbreiding van de tennishal is voorzien op gronden die op de bij de IOV behorende kaart gedeeltelijk zijn aangewezen als "Landelijk Gebied" en voor een deel op gronden die zijn aangewezen als "Stedelijk Gebied". Uit de bij de IOV behorende kaart volgt dat de gronden waarop de uitbreiding van de tennishal, de service- en webshop, fitnessruimte en fysiopraktijk zijn voorzien, zijn aangewezen als "Landelijk gebied", maar dat het grasveld en andere onbebouwde delen van het terrein zijn aangewezen als "Stedelijk Gebied".

8.5.    De Afdeling overweegt dat uit artikel 3.1 van de planregels volgt dat de gronden niet mogen worden gebruikt voor de duiksport, aangezien de duiksport niet is genoemd op bijlage 1 bij de planregels. Verder geldt dat uit artikel 3.1 van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel" de gronden mogen worden gebruikt voor specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel, in de vorm van een service-/webwinkel in duikbenodigdheden. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit artikel 3.1 van de planregels, dat de opslag van duikflessen ten behoeve van de duikwinkel daarom alleen mag plaatsvinden op gronden met de aanduiding "specifieke vorm van sport - ondergeschikte detailhandel". Dat betekent, anders dan [appellant sub 2A] kennelijk heeft verondersteld, dat de duikflessen niet mogen worden opgeslagen op gronden, waaraan die aanduiding niet is toegekend, zoals het grasveld. Duikbenodigdheden mogen dus niet worden opgeslagen op gronden buiten die aanduiding.

Echter, in het plan is niet geborgd dat op de gronden, binnen de aanduiding "specifieke vorm van sport-ondergeschikte detailhandel", opslag van duikmaterialen plaatsvindt in gebouwen. Gelet hierop is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3.73, tweede lid, aanhef onder c, van de IOV.

Het betoog slaagt in zoverre.

Leefbaarheid

9.       [appellant sub 1] betoogt dat de leefbaarheid van het dorp in gevaar zou komen wanneer de voorgenomen uitbreiding van het complex niet door zou kunnen gaan. Verder is het college volgens [appellant sub 1] onvoldoende ingegaan op hetgeen hij in zijn zienswijze over de leefbaarheid naar voren heeft gebracht.

9.1.    De raad is in de nota van zienswijzen ingegaan op hetgeen

[appellant sub 1] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht over de leefbaarheid. De raad heeft daarin toegelicht waarom de uitbreiding van het sportcomplex bijdraagt aan de leefbaarheid van Mariaheide, namelijk vanwege de combinatie van functies en het formaat van de voorziening. [appellant sub 1] heeft niet aangegeven waarom dit standpunt van de raad onjuist is of waarom deze toelichting onvoldoende zou zijn.

Het betoog slaagt niet.

Calamiteitenroute

10.     [appellant sub 1] betoogt dat in het plan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is voorzien in een aanscherping wat betreft de calamiteitenroute, maar dat die aanscherping onvoldoende is. Hij vreest dat de planregels niet handhaafbaar zijn.

10.1.  De Afdeling stelt vast dat aan een strook grond, ter hoogte van de meest zuidelijke in- en uitrit, de aanduiding "specifieke vorm van verkeer-calamiteiteninrit" is toegekend.

10.2.  De Afdeling ziet met de raad geen aanleiding voor het oordeel dat de artikelen 3.4.2 en 3.4.3 van de planregels onduidelijk of niet handhaafbaar zijn. In artikel 3.4.2 van de planregels is bepaald dat de ontsluiting ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - calamiteiteninrit" uitsluitend als calamiteitenroute mag worden gebruikt, waarbij in artikel 1.20 van de planregels de calamiteitenroute is gedefinieerd als "een voor hulpdiensten toegankelijk pad of weg, dat uitsluitend in geval van een calamiteit als doorgang wordt gebruikt." In artikel 3.4.3, onder b, van de planregels is het gebruik van de inrit door verkeer, anders dan in geval van een calamiteit, als gebruik in strijd met het bestemmingsplan aangemerkt. Daardoor is duidelijk dat de strook grond met de functieaanduiding "calamiteitenroute" uitsluitend als calamiteitenroute mag worden gebruikt en dus niet als inrit voor ander verkeer.

Het betoog slaagt niet.

Landschappelijke inpassing (erfbeplanting)

11.     [appellant sub 1] betoogt dat de raad in de nota van zienswijzen voorbij is gegaan aan hetgeen hij in zijn zienswijze heeft vermeld over de landschappelijke inpassing van de door het plan mogelijk gemaakte bebouwing. Hij voert aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de landschappelijke inpassing, waaronder het voorzien in erfgrensbeplanting met een hoogte van 4 tot 5 m nodig acht, terwijl tegelijkertijd wordt aangegeven dat het gebouw een hoge architectonische kwaliteit heeft. [appellant sub 1] stelt dat hij ook geen groene muur voor zijn woning wil.

11.1.  De Afdeling houdt het ervoor dat [appellant sub 1] met "groene muur" de ligusterhaag bedoelt, die volgens het landschappelijke inrichtingsplan wordt geplaatst langs de grens met zijn perceel en een hoogte kan hebben van 4-5 m en die wordt geplaatst ter inpassing van de omliggende percelen. De raad heeft in de nota van zienswijzen toegelicht waarom hij de in het plan voorziene landschappelijke inpassing nodig acht, namelijk om vergroening plaats te laten vinden, ter compensatie van de toegenomen verstening. [appellant sub 1] heeft niet aangegeven waarom deze toelichting van de raad onvoldoende is of onjuist zou zijn.

Het betoog slaagt niet.

Verkeers- en parkeeroverlast

12.     [appellant sub 2A] en [appellant sub 1] betogen dat door de in het plan voorziene mogelijkheid om een fitnessruimte te realiseren, de parkeeroverlast zal gaan toenemen. [appellant sub 2A] voert aan dat de fitnessruimte een verkeersaantrekkende werking heeft. Verder stelt [appellant sub 2A] dat  onvoldoende rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van specifiek de fitnessruimte.

[appellant sub 1] betoogt dat hij bij de huidige verkeerssituatie al parkeeroverlast ondervindt en dat die overlast toe zal gaan nemen ten gevolge van de in het plan voorziene mogelijkheden.

12.1.  Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de raad op basis van de parkeernormen uit het "Paraplubestemmingsplan Parkeren" en de  Nota Parkeernormen Meierijstad 2018 de parkeerbehoefte berekend. In die parkeernota zijn voor diverse (sport)functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Voor een fitnesscentrum/sportschool geldt een norm van 5,1 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlakte. Volgens de raad bestaat een additionele parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen. De raad heeft specifiek de parkeerbehoefte van de fitnessruimte berekend op 19,5 parkeerplaatsen.

12.2.  In hoofdstuk 4.11 van de plantoelichting heeft de raad toegelicht dat in het plan is voorzien in tenminste 23 extra parkeerplaatsen. Tezamen met de bestaande 33 parkeerplaatsen is volgens de raad voorzien in voldoende parkeerplaatsen, zodat er in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

In tabel 4.11 van de plantoelichting heeft de raad voorts de toename van verkeersbewegingen ten gevolge van de in het plan mogelijk gemaakte uitbreiding van het sportcomplex berekend. Daarin is opgenomen dat door de uitbreiding van de sportschool wordt verwacht dat het aantal motorvoertuigen per etmaal toeneemt met 183 verkeersbewegingen.

12.3.  Uit het voorgaande volgt dat de raad op zichzelf bij de berekening van de parkeerbehoefte en de berekening van de toename van het aantal verkeersberekeningen specifiek rekening heeft gehouden met de mogelijkheid om in het sportcentrum een fitnessruimte te realiseren. Bij de berekening van de parkeerbehoefte en de berekening van de toename van het aantal verkeersbewegingen heeft de raad echter niet de toegenomen gebruiksmogelijkheden voor het grasveld (zie r.o. 6.4) betrokken. De raad heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van de mogelijke geluidhinder als gevolg van toenemende verkeersbewegingen ter plaatse van het perceel en de woning van [appellant sub 1] en de woning van [appellant sub 2A]. De raad heeft ten onrechte niet onderzocht of met de 23 extra parkeerplaatsen in de totale parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Het betoog slaagt in zoverre.

Conclusie

13.     Gelet op wat hiervoor onder 6.4, 8.5 en 12.3 is overwogen, is de conclusie dat de raad het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.

Bestuurlijke lus

14.     De Afdeling ziet aanleiding om de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van 6.4 en 12.3. nader te onderbouwen dat bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden het plan voorziet in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daartoe zal een nieuw akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. De raad dient, gelet op het hiervoor overwogene in 12.3, bij dit onderzoek ook de mogelijke geluidtoename als gevolg van een mogelijke toename van verkeersbewegingen te betrekken. Verder dient de raad nader te onderzoeken welke parkeerbehoefte het grasveld bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan met zich brengt en op welke wijze in die parkeerbehoefte zal worden voorzien;

- Indien de raad het gebruik van het grasveld voor één of meer in 6.4 genoemde planologische mogelijkheden bij nader inzien niet ruimtelijk aanvaardbaar acht, dan dient de raad een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, waarbij dit gebruik geheel of gedeeltelijk wordt beperkt;

- met inachtneming van 8.5 in het plan te waarborgen dat op de gronden, binnen de aanduiding "specifieke vorm van sport - ondergeschikte detailhandel", opslag en stalling (van duikmaterialen) plaatsvindt in gebouwen.

15.     De raad dient de Afdeling en andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

Proceskosten

16.     In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Meijerijstad op om:

a. binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat onder 14 is overwogen, de daar omschreven gebreken in het besluit van 24 juni 2021, waarbij het bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark de Krekel" is vastgesteld, te herstellen en;

b. de uitkomst aan de Afdeling en de andere partijen mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023

680-1045

Wettelijk kader - planregels bestemmingsplan "Kom Mariaheide, herziening tennispark "De Krekel"

Artikel 1 Begrippen

[…]

1.20 calamiteitenroute

een voor hulpdiensten toegankelijk pad of weg, dat uitsluitend in geval van een calamiteit als doorgang wordt gebruikt;

[…]

1.42 service-/webwinkel in duikbenodigdheden

detailhandel, service, reparatie, opslag en verhuur van duikmaterialen/-attributen en andere duikbenodigdheden, alsmede een showroom en webshop in deze artikelen;

[…].

Artikel 3 Sport

Artikel 3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sportvoorzieningen van categorie 1 en 2, alsmede een tennisbaan van categorie 3.1, zoals opgenomen in de Lijst van sportvoorzieningen opgenomen als bijlage 1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan uitgesloten' een tennisbaan alsmede een oefenmuur is uitgesloten;

b. ondersteunende horeca in de vorm van een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik, alsmede het organiseren van bruiloften en partijen, met dien verstande dat:

1. de oppervlakte daarvan maximaal 10% van de totale bebouwing mag bedragen, met een maximum van 300 m²;

2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - feesten en partijen uitgesloten' het organiseren van feesten en partijen is uitgesloten;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ondergeschikte detailhandel' ondergeschikte detailhandel, uitsluitend in de vorm van een service-/webwinkel in duikbenodigdheden, met een maximum bruto vloeroppervlakte van 71 m²;

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ondergeschikte fysiotherapiepraktijk' een ondergeschikte en aan de hoofdactiviteit ter plaatse gerelateerde fysiotherapiepraktijk met een maximum bruto vloeroppervlakte van 150 m²;

e. dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

1.       sanitaire voorzieningen;
2.       opslagruimte;
3.       dugouts;
4.       kleedruimten;
5.       tribunes;
6.       terrasvoorzieningen;
7.       wegen en paden, met in acht name van het bepaalde in artikel 3.4.2;
8.       parkeervoorzieningen, met in acht name van het bepaalde in artikel  7.5;
9.       water;
10.     groenvoorzieningen;
11.     voorzieningen van algemeen nut;
12.     tuinen en erven;
13.     evenementen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder c;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. buiten het bouwvlak geldt dat maximaal tot het aangeduide c. bebouwingspercentage mag worden bebouwd zoals aangegeven is op de verbeelding met dien verstande dat gebouwen buiten het bouwvlak op niet minder dan 5 m¹ van de perceelsgrens mogen worden gebouwd;

d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;

[…]

3.4 Specifieke gebruiksregels

[…]

3.4.2 Wegen en paden - calamiteiteninrit

De ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiteninrit' mag uitsluitend als calamiteitenroute worden gebruikt.

3.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan ondergeschikte en ondersteunende detailhandel;

b.       het gebruiken van de ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiteninrit' door verkeer, anders dan in geval van een calamiteit.

[…].