Uitspraak 202200265/2/A3


Volledige tekst

202200265/2/A3
Datum beslissing: 20 september 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2021 in zaak nr. 20/4114 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2021 in zaak nr. 20/4114.

De burgemeester heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft notulen en memo’s van de zogenoemde Treiterstaf en het Sturend Top Tien Team en een tijdlijn met contacten van Meldpunten Zorg en Woonoverlast (hierna: MZWO).

[appellante] heeft desgevraagd geen reactie gegeven op het verzoek om beperkte kennisneming van de stukken.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] is opgenomen in de zogenoemde treiteraanpak. [appellante] heeft verzocht om inzage in haar persoonsgegevens die de burgemeester in dat kader heeft verzameld. Dat verzoek heeft de burgemeester met toepassing van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG) toegewezen. De burgemeester heeft aan [appellante] een overzicht verstrekt en een dossier met de onderliggende documenten in gelakte versie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester aan het verzoek van [appellante] heeft voldaan. Over dat oordeel gaat deze hogerberoepsprocedure.

Daarnaast heeft [appellante] de burgemeester verzocht om wissing van haar persoonsgegevens die de burgemeester heeft verwerkt in het kader van haar opname in de treiteraanpak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester dat mocht weigeren. Daarover gaat het hoger beroep van [appellante] met zaaknummer 202108150/1/A3.

De burgemeester heeft in beide zaken de ongelakte versie van het dossier overgelegd.

Verzoek

2.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de vertrouwelijke versies van deze stukken kennis zal nemen. De gegevens die zijn weggelakt, vallen volgens de burgemeester buiten de reikwijdte van het verzoek of zijn gegevens van derden. Hij betoogt dat het dossier voorwerp is van het geschil en dat om die reden al sprake is van gewichtige redenen.

Beslissing

3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.       Als het hoger beroep gaat over een besluit tot weigering van openbaarmaking of inzage, neemt de Afdeling geen afzonderlijke beslissing op een verzoek om beperkte kennisneming van de stukken die voorwerp van het geschil zijn. Zij handelt in dat geval alsof zij het verzoek gerechtvaardigd heeft geacht. De reden daarvoor is dat de Afdeling met een andersluidende beslissing vooruit zou lopen op de bodemprocedure. Deze handelwijze is opgenomen in artikel 14, derde lid, van de Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014.

5.       In deze beslissing geeft de Afdeling een toelichting op haar handelwijze bij de toepassing van het per 1 mei 2022 aangevulde artikel 8:29 van de Awb in zaken over de weigering om inzage in of verstrekking van stukken of gegevens op grond van de AVG, de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 nadat de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) is vervangen door de Wet open overheid (hierna: de Woo).

- aanvulling van artikel 8:29 van de Awb

6.       Artikel 8:29 van de Awb is aangevuld met een zesde lid. Artikel 8:29 luidt, voor zover van belang:

1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.

2. […].

3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

4. […].

5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.

6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.

- werkwijze van de Afdeling

7.       In haar overzichtsuitspraak van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367, heeft de Afdeling toegelicht dat zij geen afzonderlijke beslissing neemt op het verzoek om beperkte kennisneming van stukken die betrekking hebben op de weigering om inzage in of verstrekking van stukken of gegevens op grond van bijvoorbeeld de Uitvoeringswet AVG, de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017. In dat geval handelt de Afdeling alsof er gewichtige redenen zijn en zij het verzoek gerechtvaardigd acht. De Afdeling vraagt vervolgens om toestemming van de andere partijen om mede op de grondslag van die stukken uitspraak te mogen doen.

- heeft inwerkingtreding van art. 8:29, zesde lid, Awb gevolgen voor de behandeling van zaken als deze?

8.       In zaken waarin een beroep tegen een besluit op grond van de Woo aan de orde is, moet er sinds de inwerkingtreding van artikel 8:29, zesde lid, Awb vanuit worden gegaan dat de toestemming van rechtswege is verleend. Daarom behoeft, anders dan voorheen, in die zaken geen toestemming meer te worden gevraagd aan de andere partij(en) om mede op de grondslag van de vertrouwelijke stukken uitspraak te doen. Artikel 8:29, zesde lid, van de Awb geldt echter niet voor beroepen tegen besluiten waarin verzoeken om inzage in of verstrekking van documenten of gegevens op grond van andere regelingen dan de Woo aan de orde zijn. Ingeval van een beroep waarin een beslissing op een dergelijk verzoek aan de orde is, kan er dus niet vanuit worden gegaan dat de toestemming van andere partijen van rechtswege is verleend en blijft gelden dat, als de Afdeling oordeelt dat er gewichtige redenen zijn die de beperking van de kennisneming rechtvaardigen, toestemming nodig is van de andere partij(en) om mede op de grondslag van die inlichtingen dan wel die stukken uitspraak te doen. De Afdeling zal in die gevallen dezelfde handelwijze blijven hanteren als hiervoor onder 7 beschreven. Dat betekent dat de Afdeling geen afzonderlijke beslissing neemt op het verzoek om beperkte kennisneming van de stukken die het onderwerp zijn van de weigering tot inzage of verstrekking van documenten en gegevens en dat de Afdeling handelt alsof zij heeft beslist dat de beperking van de kennisneming is gerechtvaardigd. Vervolgens vraagt de Afdeling de andere partij(en) om toestemming om mede op de grondslag van die stukken uitspraak te mogen doen. Voor de behandeling van verzoeken om inzage in of verstrekking van stukken of gegevens op grond van de AVG en soortgelijke regelingen, zoals de Uitvoeringswet AVG, de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, verandert er dus als niets als gevolg van de inwerkingtreding van het zesde lid aan artikel 8:29 Awb.

- wat betekent dat voor dit geval?

9.       In deze zaak gaat het om een verzoek om inzage van [appellante] op grond van artikel 15 van de AVG in haar betreffende persoonsgegevens die de burgemeester heeft verwerkt in het kader van de zogenoemde treiteraanpak. De vertrouwelijke versie van het dossier die de burgemeester heeft overgelegd, bevat de documenten die vallen onder dit inzageverzoek. Onder normale omstandigheden handelt de Afdeling alsof er gewichtige redenen zijn. In dit geval zal de Afdeling bij wijze van uitzondering om de hiervoor onder 8 gegeven toelichting te kunnen geven een beslissing nemen. De kennisneming van deze documenten is het voorwerp van het geschil in de bodemprocedure. Die procedure zou door de afwijzing van het verzoek in zoverre zinloos worden. Er is dus sprake van gewichtige redenen.

10.     De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

11.     Aan [appellante] zal toestemming worden gevraagd om mede op de grondslag van de vertrouwelijke versie van het dossier met onderliggende stukken uitspraak te doen

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Drop
voorzitter

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023

290