Uitspraak 202105280/1/R1


Volledige tekst

202105280/1/R1.
Datum uitspraak: 13 september 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellante sub 1], gevestigd te Almkerk, gemeente Altena,

2.       [appellant sub 2], wonend te Almkerk, gemeente Altena,

3.       [appellant sub 3], wonend te Andel, gemeente Altena,

4.       Sleep & Bergingsbedrijf Dutch Marine Service, gevestigd te Woudrichem, gemeente Altena,

5.       [appellant sub 5], wonend te Woudrichem, gemeente Altena,

6.       [appellante sub 6A]. en Bouwlinie B.V., gevestigd te Andel, gemeente Altena,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Altena,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Woudrichem herziening 2018" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Dutch Marine Service, [appellant sub 5] en [appellante sub 6A] en Bouwlinie beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, Dutch Marine Service en Mulder hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juni 2023, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door M.M. Lavrijsen, rechtsbijstandverlener te Gilze, [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde A], Dutch Marine Service, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [appellante sub 6A] en Bouwlinie, vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Koevoets en D. Plaggenmarch-Fluit, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 21 juni 2011 is voor het buitengebied van Woudrichem het bestemmingsplan "Buitengebied Woudrichem" in werking getreden. Het bestemmingsplan waar deze uitspraak over gaat, van 20 april 2021, betreft een gedeeltelijke herziening van bestemmingsplan "Buitengebied Woudrichem" uit 2011. Voor diverse locaties is de planregeling gewijzigd.

2.       [appellante sub 1] en [appellant sub 3] kunnen zich niet met het bestemmingsplan verenigen, omdat daarin volgens hen een fout is gemaakt.  [appellant sub 2] kan zich niet vinden in de aanpassing van een bouwvlak. [appellant sub 5] betoogt dat ten onrechte een deel van zijn locatie niet is meegenomen bij de omzetting naar een bedrijfsbestemming. Het beroep van Dutch Marine Service richt zich tegen het niet als zodanig bestemmen van een tijdelijk vergunde ligplaats voor wonen. [appellante sub 6A] en Bouwlinie vrezen dat de ligplaatsen in het water naast hun bedrijfspercelen een belemmering zullen betekenen voor hun bedrijfsactiviteiten.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Relevante regels

4.       In de bij deze uitspraak behorende bijlage zijn de relevante wettelijke bepalingen en planregels weergegeven.

Het beroep van [appellante sub 1]

5.       [appellante sub 1] betoogt dat de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor [locatie 4] die hij op 17 mei 2019 heeft gekregen ten onrechte niet is opgenomen op bijlage 3 bij de planregels.

5.1.    In bijlage 3 heeft de raad de bestaande stikstofrechten vastgelegd voor locaties die beschikken over een vergunning die is verleend krachtens de Natuurbeschermingswet 1998, thans de Wnb. In die bijlage 3 is de locatie [locatie 4] niet meegenomen.

5.2.    De raad erkent dat deze vergunning ten onrechte niet is opgenomen in bijlage 3 bij de planregels van het bestemmingsplan.

Gelet daarop is naar het oordeel van de Afdeling het bestemmingsplan in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

5.3.    Het beroep van [appellante sub 1] is gegrond. Het bestreden besluit moet in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat aan bijlage 3 bij de planregels de regel "| Wnb | Almkerk | [locatie 4] | 2019-05-17 | veehouderij" wordt toegevoegd en te bepalen dat deze uitspraak, wat betreft dit planonderdeel, in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat in zoverre is vernietigd. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden hierdoor in hun belangen worden geschaad.

Het beroep van [appellant sub 3]

6.       [appellant sub 3] betoogt dat in het bestemmingsplan een onjuiste aanduiding is opgenomen van de aanlegsteiger op de locatie, kadastraal bekend als perceel gemeente Woudrichem, sectie 1, nummer 1856. Voor deze aanlegsteiger is dezelfde aanduiding opgenomen als voor bouwwerken, namelijk de aanduiding "specifieke vorm van natuur - bestaande bouwwerken". Dat had echter de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 2" moeten zijn. Hiermee wordt tijdelijk afmeren toegestaan.

6.1.    De raad erkent dat ten onrechte voor de aanlegsteiger op de locatie kadastraal bekend als perceel gemeente Woudrichem, sectie 1, nummer 1856, niet de aanduiding "specifieke vorm van water-ligplaats 2" is opgenomen.

Gelet daarop is naar het oordeel van de Afdeling het bestemmingsplan in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

6.2.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat de aanduiding "specifieke vorm van water-ligplaats 2" aan het perceel gemeente Woudrichem, sectie 1, nummer 1856, is toegekend en te bepalen dat deze uitspraak, wat betreft dit planonderdeel, in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat in zoverre is vernietigd. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden hierdoor in hun belangen worden geschaad.

Het beroep van [appellant sub 2]

7.       [appellant sub 2] betoogt dat voor zijn loods op het perceel [locatie 1] 20 het bouwvlak in het bestemmingsplan is verruimd. Dit is gebeurd op basis van een omgevingsvergunning die hem is verleend op 25 juni 2010 Deze aanpassing van het bouwvlak doet echter geen recht doet aan de planologische mogelijkheden die in het verleden op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" aan de locatie [locatie 1] 20 waren toegekend. In het bestemmingsplan waar deze uitspraak over gaat is ten onrechte aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2011", waarin niet de gehele loods binnen het bouwvlak was gebracht.

7.1.    De raad stelde zich aanvankelijk op het standpunt dat niet duidelijk is welke planologische mogelijkheden in het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" waren opgenomen. [appellant sub 2] heeft ter zitting een uitsnede uit de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" overgelegd, waaruit volgens partijen blijkt dat het bouwvlak met een breedte van 70 m en een lengte van 100 m een oppervlak van 7.000 m2 heeft. De schaal van de plankaart is 1:10.000. Naar aanleiding daarvan heeft de raad ter zitting erkend dat de grenzen van het bouwvlak in het bestemmingsplan te krap zijn getrokken. De raad is bereid om de afmetingen van het bouwvlak uit het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" over te nemen.

Gelet daarop overweegt de Afdeling dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog slaagt.

7.2.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd voor zover het betreft het plandeel voor het perceel [locatie 1] 20. De Afdeling zal de raad op hierna te melden wijze opdragen om een nieuw besluit te nemen.

Het beroep van [appellant sub 5]

8.       [appellant sub 5] betoogt dat weliswaar de bestemming van de locatie Middelvaart 78 deels is omgezet naar "Bedrijf", maar dat daarbij ten onrechte  een gedeelte niet is meegenomen. Dit gedeelte heeft daardoor nog steeds de bestemming "Agrarisch - 2" en dat is niet juist. Dit gedeelte maakt volgens [appellant sub 5] wel deel uit van de inrichting en had in het bestemmingsplan  de bestemming "Bedrijf" moeten krijgen.

8.1.    Voor de locatie Middelvaart 78 is op 3 oktober 2000 op grond van artikel 29, eerste lid, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" een vergunning verleend voor het gebruik van bestaande glasopstanden voor de stalling van caravans en vouwwagens. Voor die locatie wijzigt het bestemmingsplan de bestemming in een niet-agrarische bedrijfsbestemming met de nadere aanduiding "specifieke vorm bedrijf ‘sb-56’". Voor de begrenzing van de bedrijfsbestemming is aangesloten bij de bestaande kassen met een omvang van ongeveer 1 ha. De overige onbebouwde gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak zijn bestemd als "Agrarisch - 2".

8.2.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het toekennen van de hiervoor genoemde aanduiding aan de onbebouwde gronden geen aanleiding is. De Afdeling oordeelt dat dit standpunt deugdelijk gemotiveerd is. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het uit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is om bedrijfsactiviteiten zoals opslag en stalling buiten toe te staan. De Afdeling concludeert dat de nadelige gevolgen van het vastgestelde bestemmingsplan voor [appellant sub 5] niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen. De raad heeft tot de conclusie mogen komen dat het plan in zoverre een goede ruimtelijke ordening dient.

Het betoog slaagt niet.

9.       Het beroep is ongegrond.

Het beroep van [appellante sub 6A] en Bouwlinie

10.     [appellante sub 6A] en Bouwlinie betogen dat door de vernietiging van het bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018" dat voor hun bedrijfslocatie [locatie 2] te Woudrichem was vastgesteld zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen voortzetten. Met het bestemmingsplan waar deze uitspraak over gaat ontstaat voor hen echter de situatie dat op korte afstand van hun bedrijfsterrein woonboten zijn gelegen en werkboten komen voor de aanleg- en loskade van hun bedrijf. Zij vrezen hierdoor te worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. De gevolgen van de maximale planologische mogelijkheden van de bedrijfsbestemming zijn ten onrechte niet betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan.

10.1.  [appellante sub 6A] is samen met Bouwlinie eigenaar van de locatie [locatie 2] te Woudrichem. Voor de herontwikkeling van dit terrein hebben zij een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente Altena gesloten. In 2019 is het bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018" door de raad vastgesteld, om de herontwikkeling mogelijk te maken van het bedrijventerrein tot een woongebied. Dit bestemmingsplan is door de Afdeling vernietigd bij uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1335,  waardoor ter plaatse het bestemmingsplan "Buitengebied, gemeente Woudrichem", vastgesteld op 21 juni 2011, is blijven gelden. Daarin is aan het terrein de bestemming "Bedrijf" toegekend.

10.2.  In de afgedamde Maas ter hoogte van en evenwijdig aan de [locatie 2] bevinden zich twee ligplaatsen voor woonschepen en drie ligplaatsen voor tijdelijk afmeren (hierna gezamenlijk: de ligplaatsen). Beide ligplaatsen voor woonschepen zijn in het bestemmingsplan binnen de geldende bestemming "Water" voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 1", waarmee een woonschip ter plaatse is toegestaan. De ligplaatsen voor tijdelijk afmeren zijn in het bestemmingsplan binnen de geldende bestemming "Water" voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 2" waarmee tijdelijk afmeren is toegestaan. Een woonschip is daar ter plaatse niet toegestaan.

10.3.  De geluidszone industrie was ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan aangepast vanwege het vastgestelde en in werking getreden bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018". De ligplaatsen lagen buiten die aangepaste geluidszone. Door de vernietiging van het bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018" is deze aangepaste geluidscontour vervallen en is de oorspronkelijke geluidscontour die gold op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied, gemeente Woudrichem" van 21 juni 2011 herleefd.

10.4.  De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan van de gelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018". Dat bestemmingsplan was weliswaar in werking getreden, maar het was op dat moment nog niet in rechte onaantastbaar. Er was bij de Afdeling een procedure tegen dat bestemmingsplan aanhangig. De raad heeft de gevolgen van het planologisch mogelijk maken van de ligplaatsen voor het bedrijventerrein onvoldoende onder ogen gezien. De ligplaatsen liggen binnen de geluidszone die door de vernietiging van het bestemmingsplan "Buitengebied Hoge Maasdijk 2018" is herleefd. Aan het bestemmingsplan ligt geen akoestisch onderzoek ten grondslag waarbij is uitgegaan van de planologische mogelijkheden binnen de bedrijfsbestemming voor de gronden van [appellante sub 6A] en Bouwlinie. Het overgelegde akoestisch onderzoek gaat immers uit van de planregeling in het vernietigde bestemmingsplan voor die gronden. Gelet op het voorgaande heeft de raad het bestemmingsplan niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

11.     Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb voor zover aan de ligplaatsen de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 1" dan wel de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 2" is toegekend. De Afdeling zal de raad op hierna te melden wijze opdragen om een nieuw besluit te nemen. De raad dient in dit verband te onderzoeken of de ligplaatsen gelet op de milieugevolgen van bedrijfsactiviteiten op de locatie [locatie 2] een onevenredige aantasting van de belangen van [appellante sub 6A] en Bouwlinie betekenen en bij het onderzoek te betrekken of de ligplaatsen door overgangsrechtelijke regelingen worden beschermd.

Het beroep van Dutch Marine Service

12.     Dutch Marine Service betoogt dat een aan haar tijdelijk vergunde ligplaats voor wonen met adres [locatie 3] ten onrechte niet als zodanig is bestemd. Er is een omgevingsvergunning verleend voor een ligplaats voor wonen met adres [locatie 3] tot 1 januari 2029.

12.1.  Aan de ligplaats met adres [locatie 3], gelegen in de afgedamde Maas ter hoogte van en evenwijdig aan de [locatie 2], is de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 2" toegekend, voor tijdelijk afmeren anders dan voor een woonboot. De Afdeling ziet, zoals hiervoor bij de bespreking van het beroep van [appellante sub 6A] en Bouwlinie is overwogen, aanleiding om de toekenning van die aanduiding te vernietigen. Gelet op de uitkomst van het beroep van [appellante sub 6A] en Bouwlinie kan het beroep van Dutch Marine Service niet slagen. Dutch Marine Service streeft met haar beroep een positieve bestemming na voor een ligplaats voor een woonboot ter plaatse. De Afdeling heeft hiervoor in overweging 11, in het beroep van [appellante sub 6A] en Bouwlinie, de raad opdracht gegeven te onderzoeken of de ligplaatsen gelet op de milieugevolgen van bedrijfsactiviteiten op de locatie [locatie 2] een onevenredige aantasting van de belangen van [appellante sub 6A] en Bouwlinie betekenen. Bij dat onderzoek moet worden betrokken of de ligplaatsen door overgangsrechtelijke regelingen worden beschermd. De raad zal zich in dit onderzoek ook dienen te beraden over de aanvaardbaarheid van een positieve bestemming voor een ligplaats voor een woonboot zoals Dutch Marine Service wenst.

13.     Het beroep is ongegrond.

Verwerking in het elektronisch vastgestelde plan

14.     Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

15.     De raad wordt op na te melden wijze in de beroepen van [appellante sub 1] en [appellante sub 6A] en Bouwlinie tot vergoeding van proceskosten veroordeeld.

Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten in de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] is niet gebleken.

In de beroepen van [appellant sub 5] en Dutch Marine Service hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen van [appellante sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 2] en [appellante sub 6A]. en Bouwlinie B.V. gegrond;

II.       vernietigt het besluit van 20 april 2021 van de raad van de gemeente Altena waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Woudrichem herziening 2018" is vastgesteld, voor zover:

a. de op 17 mei 2019 aan [appellante sub 1] verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming niet is opgenomen in bijlage 3 bij de planregels van het bestemmingsplan;

b. aan het perceel gemeente Woudrichem, sectie 1, nummer 1856, de aanduiding "specifieke vorm van natuur - bestaande bouwwerken" is toegekend;

c. het betreft het plandeel voor het perceel [locatie 1]

d. aan de vijf ligplaatsen in de afgedamde Maas ter hoogte van

en evenwijdig aan de [locatie 2] de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 1" dan wel de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaats 2" is toegekend.

III.      bepaalt dat:

a. aan bijlage 3 bij de planregels de volgende regel is toegevoegd: "| Wnb | Almkerk | [locatie 4] | 2019-05-17 | veehouderij";

b. de aanduiding "specifieke vorm van water-ligplaats 2" aan het perceel gemeente Woudrichem, sectie 1, nummer 1856, is toegekend.

IV.     bepaalt dat deze uitspraak voor het bepaalde onder III in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.      draagt de raad van de gemeente Altena op om binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.     draagt de raad van de gemeente Altena op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen tot vaststelling van het plan voor de onderdelen genoemd onder II.c en II.d en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VII.     verklaart de beroepen van [appellant sub 5] en Sleep & Bergingsbedrijf Dutch Marine Service ongegrond;

VIII.    veroordeelt de raad van de gemeente Altena tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a. € 1.674,00 bij [appellante sub 1],

b. € 1.674,00 bij [appellante sub 6A]. en Bouwlinie B.V., met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

IX.     gelast dat de raad van de gemeente Altena het door appellanten voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt:

a. aan [appellante sub 1] een bedrag van € 360,00;

b. aan [appellant sub 3] een bedrag van € 181,00;

c. aan [appellant sub 2] een bedrag van € 181,00;

d. aan [appellante sub 6A]. en Bouwlinie B.V. een bedrag van € 360,00, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Zwemstra
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023

91

BIJLAGE

Artikel 19.1 van de planregels bij het bestemmingsplan

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

c. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;

d. verkeer te water;

e. beheer en onderhoud van de watergang;

f. beeldende kunstwerken;

g. vijvers;

h. behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden, waaronder dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' het beleid gericht is op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);

i. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 1', een ligplaats ten behoeve van een woonboot;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 2' een ligplaats ten behoeve van het tijdelijke afmeten van vaartuigen, niet zijnde woonboten.