Uitspraak 202305663/2/V2


Volledige tekst

202305663/2/V2.
Datum uitspraak: 1 september 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 9 augustus 2023 in zaak nr. NL23.19504 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling nu geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).

Bij uitspraak van 9 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit, op hem van toepassing blijft.

2.       De afgelopen maand hebben bestuursrechters in verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hun oordeel gegeven over de vraag of de tijdelijke bescherming aan zogeheten ‘derdelanders’ die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, mag worden beëindigd op 4 september 2023. Zij komen tot uiteenlopende uitkomsten, met verschillende juridische argumentaties. In het kader van deze procedure kan niet zonder nader onderzoek worden geoordeeld wat de juiste uitkomst is.

3.       Daarom en gelet op de belangen die de vreemdeling en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening. Met deze beslissing loopt de voorzieningenrechter niet vooruit op het eindoordeel van de Afdeling, maar zorgt hij er uitsluitend voor dat niet al uitvoering wordt gegeven aan het besluit tot beëindiging van de tijdelijke bescherming.

4.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit, op hem van toepassing is;

II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Verburg
voorzieningenrechter

w.g. Tibold
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023

853-987