Uitspraak 202201876/1/R4


Volledige tekst

202201876/1/R4.
Datum uitspraak: 6 september 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Verwelius Vastgoed VI B.V. en Verwelius Projectontwikkeling B.V. (hierna: samen en in enkelvoud: Verwelius), beide gevestigd te Huizen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente De Bilt,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2022 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan ""Utrechtseweg 341 te De Bilt" vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft Verwelius beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Verwelius en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2023, waar Verwelius, vertegenwoordigd door mr. C.N.J. Kortmann, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.M. Schipper, advocaat te Breda, M. Valé en drs. H.B.J. Bartelink, zijn verschenen. Verder is ter zitting de Natuur en Milieufederatie Utrecht en de Stichting Het Utrechts Landschap, vertegenwoordigd door drs. M.T. Harssema, als partij gehoord. Ook heeft [gemachtigde B] van de Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken ter zitting het woord gevoerd.

Overwegingen

1.       Verwelius wil op haar percelen aan de Utrechtseweg 341 in de Bilt een woningbouwproject realiseren van 120 tot 150 grondgebonden woningen en appartementen, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen en openbaar groen.

2.       Het woningbouwproject kan op basis van het huidige bestemmingsplan "Buitengebied-Zuid" uit 2008 niet worden gerealiseerd. De gronden op de projectlocatie hebben op basis daarvan namelijk grotendeels de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en een klein deel van de locatie heeft de bestemming "Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden" en "Water". Om de woningbouw mogelijk te maken heeft Verwelius de raad verzocht een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

In het ontwerpplan kreeg de projectlocatie grotendeels de bestemming "Wonen". De gronden aan de zuidoostzijde en de westzijde van de projectlocatie kregen de bestemming "Natuur". De beoogde locatie voor de woningen is deels gelegen op gronden die onderdeel uit maken van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN).

3.       De raad heeft, naar aanleiding van ingekomen zienswijzen, besloten om het bestemmingsplan niet vast te stellen. De raad acht het ontwerpplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening, vanwege de mogelijke gevolgen daarvan voor de in en bij de projectlocatie aanwezige natuurwaarden. Verwelius is het niet eens met deze weigering en heeft daarom beroep ingesteld.

Toetsingskader

4.       Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

Is de weigering deugdelijk gemotiveerd en zijn de belangen afgewogen?

5.       Verwelius betoogt dat de raad zijn besluit om het plan niet vast te stellen niet zorgvuldig heeft voorbereid en ook niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Het besluit van 27 januari 2022 is daarom genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Verwelius voert daartoe aan dat het standpunt van de raad dat de ecologische- en natuuronderbouwing van het ontwerpplan onvoldoende is, niet houdbaar is. Dat geldt ook voor het standpunt van de raad dat niet aan de door de raad in 2018 vastgestelde "Ruimtelijke Randvoorwaarden" en de daarbij horende moties M47 en M50 is voldaan. De raad baseert zijn motivering daartoe alleen op niet onderbouwde kritiek van diverse milieu-en natuurorganisaties die in hun zienswijzen naar voren zijn gebracht, terwijl aan het ontwerpplan meerdere onderzoekrapporten ten grondslag zijn gelegd.

Verwelius voert verder aan dat uit het onderzoek "Natuurvisie Plan de Grift" van BWZ ingenieurs van 10 juni 2021, het rapport "NNN-toets en toetsing beoordeling inrichtingsplan" van Econsultancy van 31 mei 2021 en de ontwerpplantoelichting blijkt dat het functioneren van de faunapassage is geborgd. Met het ontwerpplan wordt een bredere corridor van 150 m naar de faunapassage gefaciliteerd. Deze toeloop en corridor naar de faunapassage voldoen ook aan de daarvoor gestelde eisen aan de dimensies en inrichting, zoals opgenomen in het rapport "Ecopassage Griftenstein bij de N237" van Alterra uit 2009. Hierdoor is het functioneren van de faunapassage verzekerd. Dit wordt ook ondersteund door de provincie die in het kader van de Wet natuurbescherming op basis van dezelfde onderzoeken heeft geconcludeerd, dat de faunapassage niet alleen zal blijven functioneren maar zelfs zal verbeteren.

Ten slotte voert Verwelius aan dat uit de motivering van het besluit niet blijkt hoe haar belangen zijn betrokken en afgewogen in de besluitvorming. Vanwege de door haar met de gemeente gesloten anterieure overeenkomst rust op de raad een inspanningsverplichting. Deze verplichting gaat gelet op de inhoud van deze overeenkomst verder dan een vrijblijvende publiekrechtelijke inspanningsverplichting. Ook heeft zij, ingevolge deze overeenkomst forse investeringen gedaan. Dit heeft de raad niet onderkend, aldus Verwelius.

5.1.    Ter onderbouwing van de aspecten ecologie en natuur zijn aan het ontwerpplan meerdere onderzoeksrapporten ten grondslag gelegd. De raad stelt zich onder verwijzing naar bevindingen van natuur-en milieuorganisaties zoals weergegeven in hun zienswijzen op het standpunt dat deze ecologische- en natuuronderbouwing van het ontwerpplan onvoldoende is.

Dat een aantal bevindingen van milieuorganisaties op punten in tegenspraak zijn met bevindingen uit deze onderzoeksrapporten, zoals de raad heeft overwogen, is op zichzelf echter niet een genoegzaam deugdelijke motivering om tot de conclusie te komen dat de onderzoeken die ten grondslag zijn gelegd aan het ontwerpplan niet toereikend zijn en dat het plan in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit ligt het op de weg van de raad om helderheid te verkrijgen over de punten waarover onduidelijkheid bestaat. Bijvoorbeeld over het functioneren van de faunapassage, de geschiktheid van de met het ontwerpplan voorziene bufferzone en de kwalificatie van het foerageergebied van de dassen als primair dan wel secundair leefgebied. Daarnaast had, als er al strijd zou zijn met de eerdere raadsmoties vanwege bijvoorbeeld het in onvoldoende mate afschermen van de wijk met omliggende gronden, in het kader van de voorbereiding van het besluit van de raad mogen worden verwacht dat hij zou onderzoeken of aanpassingen in het plan daarvoor een oplossing zouden kunnen bieden, gezien ook de in de anterieure overeenkomst neergelegde verplichting om in overleg te treden met Verwelius over een eventueel voornemen om wijzigingen aan te brengen in de planologische maatregel of om de planologische maatregelen te weigeren

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het voorliggende besluit van de raad onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en dat dit besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb is genomen.

Het betoog slaagt.

5.2.    Gelet hierop hoeft wat door Verwelius voor het overige is aangevoerd niet meer te worden besproken.

Conclusie

6.       Het beroep is gegrond. Het besluit van de raad van 27 januari 2022 dient te worden vernietigd.

7.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente De Bilt van 27 januari 2022 waarbij is geweigerd het bestemmingsplan ""Utrechtseweg 341 te De Bilt" vast te stellen;

III.      veroordeelt de raad van de gemeente De Bilt tot vergoeding van bij Verwelius Vastgoed VI B.V. en Verwelius Projectontwikkeling B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente De Bilt aan Verwelius Vastgoed VI B.V. en Verwelius Projectontwikkeling B.V. het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J.C.A de Poorter en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Polak
voorzitter

w.g. Vermeulen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2023

700-947