Uitspraak 202107416/1/R1


Volledige tekst

202107416/1/R1.
Datum uitspraak: 21 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A] en [appellante B], beide gevestigd te Uden, gemeente Maashorst, (hierna tezamen en in meervoud: [appellante A] en [appellante B]),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Maashorst,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Kleuterweg ong. Uden" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante A] en [appellante B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellante A] en [appellante B], de raad en [partij] hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

[appellante A] en [appellante B] en [partij] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2023, waar [appellante A] en [appellante B], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C], ing. J.M.A. Clemens, ing. N. van den Wijngaard, ing. R.J.M. Pellegrom en mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door drs. N.P. Schmitt en ir. J.R. Brouwer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch planologisch kader voor de ontwikkeling van een woning op het perceel Kleuterweg ong. te Uden, naar aanleiding van een verzoek van perceeleigenaar [partij]. Op de locatie is een vrijstaande woning beoogd. Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Uden op de hoek van de Kleuterweg en de Goorkensweg, direct ten noorden van industrieterrein Loopkant te Uden. In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen, bedrijven met bedrijfswoningen en enkele agrarische percelen gelegen. Het plangebied bestaat momenteel uit een grasland. Het bouwen van een woning op deze locatie past niet in het vorige bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017", zoals dat op 22 juni 2017 door de raad is vastgesteld. Binnen het vorige plan rustte de bestemming "agrarisch" op de locatie en waren geen woningen toegestaan. Om de vrijstaande woning mogelijk te maken rust nu op een deel van de gronden van het plangebied de bestemming "Wonen".

[appellante A] en [appellante B] zijn bedrijven gevestigd op het adres [locatie 1] respectievelijk [locatie 2], beide te Uden. Zij keren zich tegen het voorliggende plan, hoofdzakelijk omdat zij vrezen dat hun bestaande en toekomstige uitbreidings- en exploitatiemogelijkheden met de voorziene woning worden belemmerd.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Wettelijk kader

3.       De wettelijke bepalingen die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Strijd met de omgevingsvisie

4.       [appellante A] en [appellante B] betogen dat het voorliggende plan in strijd is met de Omgevingsvisie Uden (hierna: de omgevingsvisie). Zij voeren aan dat het plaatsvinden van een zorgvuldige omgevingsdialoog onvoldoende is om te kunnen concluderen dat wordt voldaan aan de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie staat dat er voldoende draagvlak voor een plan moet zijn om te voldoen aan de eisen uit de omgevingsvisie, zo stellen zij. Volgens [appellante A] en [appellante B] ontbreekt het vereiste draagvlak in het onderhavige geval.

4.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het voorliggende plan niet in strijd is met de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie staat dat een initiatief in principe mogelijk is als er maatschappelijk draagvlak voor is. Er gelden twee voorwaarden waar dit draagvlak in ieder geval aan moet voldoen, zo volgt uit pagina 21 van de omgevingsvisie. Ten eerste moeten omwonenden en partijen die een belang hebben bij het initiatief of van wie een belang geschaad kan worden door het initiatief (belangenorganisaties), door de initiatiefnemer worden betrokken bij het genereren van draagvlak. De omgevingsvisie schrijft niet voor hoe de omwonenden en overige belanghebbenden hierbij moeten worden betrokken. Ten tweede moet de initiatiefnemer een verslag opstellen zodat de gemeente kan beoordelen of het draagvlak in voldoende mate aanwezig is. Het verslag van de initiatiefnemer wordt vervolgens gebruikt bij de besluitvorming over het initiatief door het college en de raad.

Initiatiefnemer [partij] heeft een zogenoemde ‘omgevingsdialoog’ georganiseerd om draagvlak te creëren en daarvan een verslag opgesteld. Daarmee heeft [partij] formeel voldaan aan de verplichtingen uit de omgevingsvisie. De raad heeft het verslag van de omgevingsdialoog vervolgens betrokken bij zijn besluitvorming, zo heeft hij ook ter zitting bevestigd. De raad heeft zich mede op basis daarvan op het standpunt gesteld dat het draagvlak voor het initiatief in voldoende mate aanwezig is. Uit het verslag kan in ieder geval niet worden opgemaakt dat er in het geheel geen draagvlak is onder omwonenden en belangenorganisaties. Die conclusie kan ook niet worden getrokken op basis van andere stukken in het dossier. Wanneer sprake is van ‘voldoende’ draagvlak is in de omgevingsvisie niet omschreven. Op pagina 22 van de omgevingsvisie staat bovendien dat als het maatschappelijk draagvlak "geen doorslag geeft", het gemeentebestuur beslist over de wenselijkheid van een initiatief. Mede in het licht daarvan is de Afdeling van oordeel dat de raad niet heeft gehandeld in strijd met de omgevingsvisie.

Het betoog faalt.

Leeswijzer beroepsgronden woon- en leefklimaat

5.       [appellante A] en [appellante B] betogen dat het bestemmingsplan hun bedrijfsvoering zal gaan beperken. De Afdeling bespreekt de bijbehorende beroepsgronden afzonderlijk. Eerst zal de Afdeling ingaan op het betoog van [appellante A] en [appellante B] over de wijze waarop de planbepalingen trachten te borgen dat ter plaatse van de op te richten woning in een aanvaardbaar geluidklimaat kan worden voorzien in relatie tot de exploitatie- en uitbreidingsmogelijkheden van hun bedrijven (overweging 6 tot en met 6.3). Daarna wordt de bredere ruimtelijke afweging besproken en behandelt de Afdeling het betoog van [appellante A] en [appellante B] dat ter plaatse van de op te richten woning geen goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, omdat onaanvaardbare hinder wordt voorzien als gevolg van geluid, geur en stof van hun bedrijven (overweging 7 tot en met 7.3).

Regeling bestemmingsplan

6.       [appellante A] en [appellante B] betogen dat binnen de regeling van het bestemmingsplan onvoldoende is geborgd dat ter plaatse van de op te richten woning een aanvaardbaar geluidklimaat wordt voorzien in relatie tot de exploitatie- en uitbreidingsmogelijkheden van hun bedrijven. [appellante A] en [appellante B] voeren aan dat het plan op dit punt onzorgvuldig is voorbereid, omdat de raad heeft gekozen voor onjuiste uitgangspunten in het onderzoek naar de optredende geluidbelasting die een onjuist beeld schetsen. Zij wijzen in dat verband op het geluidrapport van Antea Group van 8 februari 2022 en het akoestisch onderzoek van Amitec B.V. van 31 januari 2022 dat op hun verzoek is uitgevoerd. Volgens hen wordt daarin geconcludeerd dat vanwege de optredende maximale geluidniveaus geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de op te richten woning. [appellante A] en [appellante B] stellen daarom dat aan het bestreden besluit geen deugdelijke belangenafweging ten grondslag ligt en dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.

Verder betogen [appellante A] en [appellante B] dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen omdat artikel 4.2.1, onder c, sub 1, van de planregels niet eenduidig is en kan leiden tot rechtsonzekerheid. Zij stellen dat het voorschrift dat "geen geluidgevoelige ruimtes zijn toegestaan", zoals volgt uit artikel 4.2.1, onder c, sub 1, niet aansluit op de tweede zinsnede van artikel 4.2.1, onder c, sub 1, die gaat over "niet geluidsgevoelige ruimtes". Ook voeren [appellante A] en [appellante B] aan dat deze bepaling zinledig is indien de raad heeft beoogd te regelen dat geluidgevoelige ruimtes niet zijn toegestaan op een hoogte van meer dan 2,5 m boven peil, omdat in artikel 4.2.1, onder c, sub 2, van de planregels staat dat geluidsgevoelige ruimtes boven een peil van 3,5 m niet zijn toegestaan.

6.1.    In het deskundigenbericht van de STAB is vermeld dat er geen belemmeringen zijn voor de exploitatie- en uitbreidingsmogelijkheden van [appellante A] en [appellante B] indien de zuid- en oostgevel van de voorziene woning "doof" worden uitgevoerd. Het bestemmingsplan biedt echter de mogelijkheid om deze gevels ook niet doof uit te voeren. In dat geval is wel sprake van een belemmering voor de exploitatie- en uitbreidingsmogelijkheden van [appellante B]. Er zullen dan bij wijze van maatwerkvoorschrift als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer hogere waarden voor geluid vastgesteld moeten worden, en voor de piekgeluiden lijkt dit volgens het deskundigenbericht in dit geval niet haalbaar. Voor de situatie van [appellante A] geldt dat de nieuwe woning geen belemmering vormt voor de huidige situatie als de gevels niet doof uitgevoerd worden. Een eventuele toekomstige vergunning zou ook dan verleend kunnen worden, omdat de berekende waarden blijven binnen de richtwaarden zoals vastgelegd in de huidige vergunning, aldus het deskundigenbericht.

6.2.    [appellante A] en [appellante B] hebben zich naar aanleiding van deze conclusies van de STAB op het standpunt gesteld dat het plan ten onrechte niet in alle gevallen dove gevels aan de zuid- en oostgevel verplicht stelt. Daarnaast stellen zij dat voor zover de raad dove gevels heeft willen voorschrijven, dat niet juist is geregeld in het plan. Zij wijzen erop dat de STAB in het deskundigenbericht heeft opgemerkt dat de toelichting van de raad op artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels ruimte laat om in strijd met de definitie van de Wet geluidhinder te openen delen in dove gevels te voorzien. Volgens [appellante A] en [appellante B] volgt dit ook uit het schetsplan dat is beschreven in het akoestisch onderzoek van De Roever Omgevingsadvies, dat behoort tot de bijlagen bij de plantoelichting, omdat daaruit volgt dat toegangsdeuren worden voorzien in de mogelijke dove gevels. Verder betogen [appellante A] en [appellante B] dat de raad zonder deugdelijk onderzoek heeft geconcludeerd dat ter plaatse van de op te richten woning kan worden voldaan aan de toepasselijke geluidgrenswaarden. Zij wijzen erop dat in het akoestisch onderzoek van De Roever onder meer is uitgegaan van een ontwerp van de woning met een verdiepingsvloer die zich op een grotere hoogte bevindt dan is toegestaan op grond van artikel 4.2.1, onder c, onder 1 en onder 2 van de planregels.

6.3.    De Afdeling is mede gelet op het deskundigenbericht van oordeel dat wanneer is gewaarborgd dat de zuid- en oostgevel van de voorziene woning doof worden uitgevoerd, [appellante A] en [appellante B] niet behoeven te vrezen voor het aantasten van hun exploitatie- en uitbreidingsmogelijkheden. Artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels verplicht daartoe echter niet in alle gevallen. Het voorliggende plan is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De raad heeft erkend dat er in dit opzicht een gebrek aan het besluit kleeft. De raad heeft de Afdeling verzocht op dit punt zelf te voorzien in die zin dat de redactie van artikel 4.3.1. onder a en b, van de planregels zodanig moet worden aangepast dat de gevels gericht naar de Goorkensweg en naar de Kleuterweg altijd moeten worden uitgevoerd als een dove gevel. De raad heeft de Afdeling verder verzocht artikel 1.29, onder b, van de planregels te schrappen om iedere onzekerheid over de uitvoering van een dove gevel te voorkomen. In verband hiermee is de Afdeling van oordeel dat het plan ook wat die laatste bepaling betreft in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

De Afdeling is verder van oordeel dat het voorliggende plan wat betreft artikel 4.3.1, onder d, van de planregels niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en daarmee is strijd is met artikel 3:2 van de Awb. De raad heeft in artikel 4.3.1, onder d, van de planregels vastgelegd dat voor de te hanteren geluidbelasting bij de beoordeling van de vergunningaanvraag, zoals bedoeld onder d, moet worden uitgegaan van de waarden die volgen uit het akoestisch onderzoek van De Roever, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting van het plan. In het deskundigenbericht van de STAB is echter vermeld dat De Roever bij het inzichtelijk maken van de geluidsituatie van [appellante A] en [appellante B] geen rekening heeft gehouden met hun uitbreidingsmogelijkheden en dus de maximale planologische mogelijkheden. In het onderzoek van De Roever is de geluidsituatie van [appellante A] en [appellante B] dus niet volledig inzichtelijk gemaakt. Ter zitting hebben partijen daarom de Afdeling verzocht artikel 4.3.1, onder d, van de planregels te schrappen voor zover het de zinsnede betreft "voor de te hanteren geluidbelastingen bedoeld in sub d, moet uitgegaan worden van de waarden opgenomen in het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan;".

De Afdeling is ook van oordeel dat het voorliggende plan wat betreft artikel 4.2.1, onder c, van de planregels niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. Wat verder ook zij van de duidelijkheid van artikel 4.2.1, onder c, van de planregels, is ter zitting gebleken dat de in dit artikel opgenomen beperking voor het situeren van geluidgevoelige ruimten in zijn geheel overbodig wordt nadat de redactie van artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels wordt aangepast zoals hiervoor besproken. Wanneer de zuid- en oostgevel van de voorziene woning in alle gevallen "doof" worden uitgevoerd, is er namelijk geen bezwaar meer tegen om achter de gevels geluidgevoelige ruimten te situeren. Ter zitting hebben partijen dan ook verzocht artikel 4.2.1, onder c, van de planregels te schrappen. Het betoog slaagt in zoverre.

Voor zover [appellante A] en [appellante B] aanvoeren dat in het akoestisch onderzoek van De Roever Omgevingsadvies, dat behoort tot de bijlagen bij de plantoelichting, is uitgegaan van een ontwerp van de woning dat in strijd is met de planregels, overweegt de Afdeling dat het concreet voorgenomen woningontwerp niet planologisch is vastgelegd, maar pas bij de beoordeling van omgevingsvergunningaanvraag dient te worden beoordeeld.

Het betoog slaagt.

Woon- en leefklimaat

7.       [appellante A] en [appellante B] betogen dat ter plaatse van de op te richten woning geen goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, omdat onaanvaardbare hinder wordt voorzien als gevolg van geluid, geur en stof van hun bedrijven.

7.1.    In het deskundigenbericht van de STAB is vermeld dat voldaan kan worden aan de in het bestemmingsplan vastgelegde binnenwaarden van 35 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 55/50/45 dB(A) voor de maximale niveaus in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Ook aan de minimale waarde van 19 dB voor de gevelwering kan worden voldaan, mits de zuid- en de oostgevel van de voorziene woning als ‘dove gevels’ worden uitgevoerd, aldus het deskundigenbericht. Voor geur en stof zal nu en in de toekomst ook kunnen worden voldaan aan de milieunormen, zo volgt uit het deskundigenbericht.

7.2.    [appellante A] en [appellante B] hebben zich naar aanleiding van de conclusies van de STAB op het standpunt gesteld dat de raad het plan niet redelijkerwijs heeft mogen vaststellen omdat de locatie van de voorziene woning een negatieve invloed zal hebben op de gezondheid van de toekomstige bewoners. Zij stellen dat uit het deskundigenbericht volgt dat industriegeluiden en de emissie van geur en stof waarneembaar zullen zijn in en rond de woning en als hinderlijk kunnen worden ervaren. Zij merken in dit verband op dat er binnen de ‘goede ruimtelijke ordening’ met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet meer aandacht hoort te zijn voor gezondheid dan nu het geval is. In dat kader voeren zij, onder verwijzing naar verschillende onderzoeken, onder meer aan dat wetenschappelijk is aangetoond dat langdurig hoge geluidbelastingen in de openbare ruimte kunnen leiden tot gezondheidsschade. [appellante A] en [appellante B] stellen dat de raad gelet hierop had moeten concluderen dat het financiële belang van initiatiefnemer onevenredig is in verhouding tot de nadelige gevolgen van het plan, nu ook op geen enkele wijze is aangetoond dat de op te richten woning noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de woningbouwopgave voor de gemeente.

7.3.    Gelet op wat de Afdeling onder 6.3 heeft overwogen, heeft de raad zich niet redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan, zoals het bij de Afdeling voorligt, wat betreft het aspect geluid in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Uit het deskundigenbericht komt echter naar voren dat met de hiervoor besproken wijzigingen wordt voldaan aan de in het plan vastgelegde binnenwaarden en de maximale geluidniveaus voor de gevelbelasting van de voorziene woning. Met de onder 6.3 beschreven aanpassingen van het plan met twee dove gevels is dus voldoende gewaarborgd dat de geluidbinnenwaarde in de woning aanvaardbaar is. Ook wordt de exploitatie van de huidige bedrijfsvoering van [appellante A] en [appellante B] niet belemmerd en worden de planologische uitbreidingsmogelijkheden van deze bedrijven niet belemmerd.   De buitenruimte wordt verder tot op zekere hoogte tegen geluidhinder beschermd door de muur en/of erfafscheiding van 2 meter hoog die ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'  met een massa van tenminste 10 kg/m2 verplicht aanwezig dient te zijn, zoals geregeld in artikel 4.3.1, aanhef en onder c, van de planregels. Verder is in het deskundigenbericht vermeld dat nu en in de toekomst ter plaatse van de voorziene woning kan worden voldaan aan de milieunormen wat betreft geur en stof. Dit alles betekent dat de raad, met de wijzigingen als onder 6.3 overwogen, heeft mogen oordelen dat het woon- en leef- en bedrijfsklimaat in de omgeving van [appellante A] en [appellante B] niet onevenredig zal worden aangetast door de met het plan toegestane bebouwingsmogelijkheden.

Voor zover [appellante A] en [appellante B] aanvoeren dat de Afdeling vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet meer rekening had moeten houden met de gezondheidsgevolgen voor de toekomstige bewoners gezien de wijze waarop gezondheid in de Omgevingswet wordt gecodificeerd, stelt de Afdeling vast dat het bestemmingsplan door de raad is vastgesteld op 30 september 2021 en de raad alleen gehouden was de op dat moment geldende wet- en regelgeving in acht te nemen. Reeds hierom kan dit betoog niet slagen.

Het betoog slaagt.

Conclusie

8.       Gelet op wat onder 6.3 is overwogen, is het beroep gegrond. Het besluit wordt, voor zover het artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels, een gedeelte van artikel 4.3.1, onder d, artikel 1.29, onder b, en artikel 4.2.1, onder c, betreft, vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

9.       Nu niet aannemelijk is dat derde-belanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van deze planonderdelen in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd.

10.     De Afdeling zal, in het kader van het zelf voorzien, bepalen dat artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels als volgt komt te luiden: "a. de naar Goorkensweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel; b. de naar Kleuterweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel;".

De vervallen zin uit artikel 4.3.1, onder d, van de planregels, artikel 1.29, onder b, en artikel 4.2.1, onder c, behoeven niet te worden vervangen.

Verwerking op de landelijke voorziening

11.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

12.     De raad moet de proceskosten van [appellante A] en [appellante B] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uden van 30 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kleuterweg ong. Uden", voor zover het artikel 4.3.1, onder a en b van de planregels, de zin "voor de te hanteren geluidbelastingen bedoeld in sub d, moet uitgegaan worden van de waarden opgenomen in het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan;" in artikel 4.3.1, onder d, van de planregels, artikel 1.29, onder b, van de planregels en artikel 4.2.1, onder c, van de planregels betreft;

III.      bepaalt dat artikel 4.3.1, onder a en b, van de planregels komt te luiden:

"a. de naar Goorkensweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel;

b. de naar Kleuterweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel;";

IV.     bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.      draagt de raad van de gemeente Uden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.     veroordeelt de raad van de gemeente Uden tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.092,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Uden aan [appellante A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzitter

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023

195-996

Bijlage - Wettelijk kader

Bestemmingsplan "Kleuterweg ong. Uden"

1.29 Dove gevel

a. Eenbouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en:

1. 33 dB voor wegverkeerslawaai

2. 35 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

3. 55/50/45 dB(A) voor het maximale geluidniveau voor respectievelijk de dag, -avond- en nachtperiode.

b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

4.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn:

1. geen geluidsgevoelige ruimtes toegestaan op een hoogte waarvan de onderkant van de verdiepingsvloer op meer dan 2,5 meter boven peil is gelegen, met dien verstande dat deze niet geluidsgevoelige ruimte, niet in open verbinding mag staan met een naast, boven of onder gelegen geluidsgevoelige ruimte;

2. geluidsgevoelige ruimtes boven 3,5 meter boven peil niet toegestaan;

[…].

4.3.1 Voorwaardelijke verplichting akoestische maatregelen

Ter waarborging van een verantwoord woon- en leefklimaat, is het in gebruik nemen van gronden en gebouwen voor een gebruik als bedoeld in artikel 4.1 uitsluitend toegestaan indien:

a. de naar Goorkensweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel tenzij er geen geluidsgevoelige ruimten direct achter (het betreffende gedeelte van) deze gevel zijn gesitueerd. In dat geval hoeft dat betreffende gedeelte van de gevel niet als dove gevel te worden uitgevoerd, e.e.a. met inachtneming van 4.2.1 onder d;

b. de naar Kleuterweg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd als dove gevel tenzij sprake is van een van de volgende situaties:

1. er zijn geen geluidsgevoelige ruimten in de ruimten direct achter (het betreffende gedeelte van) deze gevel gesitueerd, in dat geval hoeft dat betreffende gedeelte van de gevel niet als dove gevel te worden uitgevoerd, dan wel;

2. er een hogere geluidsbelasting op deze gevel is toegestaan in de nachtperiode voor het maximale geluidniveau zoals berekend in het akoestisch rapport, tabel 4, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting door middel van vastgestelde maatwerkvoorschriften;

[…]

d. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning kan pas worden verleend als is verzekerd dat de volgens de norm NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering, van de naar de Kleuterweg en Goorkensweg gekeerde gevel, van de uitwendige scheidingsconstructie (GA, K) ten gevolge van de geluidbelasting van bedrijven in de omgeving groter of gelijk is aan de hoogste waarde van:

1. het verschil tussen het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT, etmaalwaarde) op de gevel van de betreffende woning en een binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde;

2. het verschil tussen het berekende maximale geluidniveau (LAmax) op de gevel van de betreffende woning en een binnenniveau van 55/50/45 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

3. de eis op basis van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit 2012;

voor de te hanteren geluidbelastingen bedoeld in sub d, moet uitgegaan worden van de waarden opgenomen in het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan;

voor het bepalen van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, zoals bedoeld in sub d, moet voor het karakter van het geluid uitgegaan worden van spectrum 2 (index TR) volgens de norm NEN-EN-ISO 717-1.

[…].