Uitspraak 202104604/1/V2


Volledige tekst

202104604/1/V2.
Datum uitspraak: 7 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdelingen],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 12 juli 2021 in zaken nrs. NL20.12728 en NL21.5608 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluiten van 8 april 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 12 juli 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris en de vreemdelingen hebben nadere stukken ingediend.

Overwegingen

  1. De nadere stukken betreffen besluiten van 13 april 2023, waarbij de staatssecretaris de op 30 augustus 2022 door de vreemdelingen na de rechtbankuitspraak van 12 juli 2021 ingediende asielaanvragen heeft ingewilligd en hun, met ingang van 30 augustus 2022 en geldig tot 30 augustus 2027, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend.
  1. Zolang de vreemdelingen in het bezit zijn van de hun verleende verblijfsvergunningen kunnen zij met het hoger beroep hun doel niet bereiken en hebben zij dus geen belang bij beoordeling ervan. Ook wat de vreemdelingen hebben aangevoerd over de ingangsdatum doet hieraan op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 niet af (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:278, onder 2.1 en 2.2).
  1. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Bossmann
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023

314-979