Uitspraak 202301726/2/R2


Volledige tekst

202301726/2/R2.
Datum uitspraak: 6 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       Milieuvereniging De Groene Koepel, gevestigd te Breda,

2.       Milieuvereniging Oosterhout, gevestigd te Oosterhout,

3.       Natuur- en milieuvereniging Markkant, gevestigd te Breda,

4.       Vereniging Natuurmonumenten, gevestigd te Amersfoort,

5.       [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], beiden wonend te Teteringen

(hierna ook tezamen: Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Breda,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Noordoost" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen beroep ingesteld.

Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij B] en [partij C] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2023, waar Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.E. Snel en P.E.T.M. Hurks, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij B] en [partij C], bijgestaan door mr. M. van der Kruijt-Bos, en [partij A], vergezeld van [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan is bedoeld ter actualisering van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" en de herzieningen en wijzigingen hierop. Daarnaast zijn in dit plan initiatieven opgenomen. Het verzoek ziet op enkele van die initiatieven, namelijk:

- de realisering van twee recreatiewoningen aan de Tilburgse Baan 4 te Teteringen;

- de realisering van een kinderdagverblijf aan het Bergse Pad 5 te Teteringen;

- de uitbreiding van het agrarische bouwvlak voor het perceel Galgestraat 12 te Teteringen;

- de mogelijkheid paddenstoelen te telen op gronden met de bestemming "Natuur" Meerberg 1a te Teteringen.

3.       [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] wonen aan de [locatie]. Het verzoek, voor zover ingediend door [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], ziet, zoals ter zitting is bevestigd, alleen op de plandelen die voorzien in de bouw van twee recreatiewoningen aan de Tilburgse Baan 4. De andere verzoekers zijn verenigingen, die opkomen voor een milieubelang. Het verzoek, voor zover dat ziet op Galgestraat 12, is alleen ingediend door Milieuvereniging De Groene Koepel en Milieuvereniging Oosterhout.

4.       [partij A] is de initiatiefnemer van het plandeel dat de realisering van de twee recreatiewoningen mogelijk maakt. [partij B] en [partij C] zijn de initiatiefnemers van het plandeel dat het kinderdagverblijf aan het Bergse Pad 5 mogelijk maakt.

Twee recreatiewoningen Tilburgse Baan 4

5.       Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen vrezen dat het Natuur Netwerk Brabant (NNB) wordt aangetast door de in het plan opgenomen mogelijkheid om twee recreatiewoningen te bouwen. Zij betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.15 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: de IOV). Zij voeren aan dat in het plan ten onrechte niet langer de beperking is opgenomen dat het bestaande recreatiewoningen moeten betreffen. Dit in tegenstelling tot het tot dusver geldende bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen", op grond waarvan gronden met de bestemming "Recreatiewoningen" alleen waren bestemd voor recreatief woongebruik van bestaande recreatiewoningen. Zij wijzen op een procedure bij de rechtbank, over een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van twee recreatiewoningen, op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen". Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben in beroep bij de rechtbank aangevoerd dat de recreatiewoningen niet zijn aan te merken als bestaande recreatiewoningen in de zin van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" en dat dit bestemmingsplan daarom niet de bouw van de recreatiewoningen toeliet.

5.1.    In het plan is aan gronden, op twee locaties, de bestemming "Recreatie" toegekend met de functieaanduiding "recreatiewoning". De relevante planregels luiden:

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.  ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend daarvoor;  […].

9.2 Bouwregels

Op of in de tot Recreatie bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming en de aanduiding, met dien verstande dat:

a. de hoogte van terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen;

b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geldt dat:

1. per bestemmingsvlak maximaal één recreatiewoning aanwezig mag zijn dan wel gebouwd mag worden;

2. de inhoud van de recreatiewoning, bebouwing onder peil niet meegerekend, maximaal 150 m³ mag bedragen;

3. de goothoogte van de recreatiewoning maximaal 4,00 m mag bedragen;

4. de bouwhoogte van de recreatiewoning maximaal 5.50 m mag bedragen.

5.2.    De met het plan mogelijk gemaakte twee recreatiewoningen zijn gelegen op gronden die op grond van de IOV en de bij deze verordening behorende kaart zijn aangewezen als NNB.

5.3.    Artikel 3.15 IOV luidt:

Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op NNB:

a.  strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

b.  bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;

c.  staat, zolang het NNB niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.

[…].

5.4.    Bij besluit van 15 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twee recreatiewoningen, op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen". Bij uitspraak van 26 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2307, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, van [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] en Milieuvereniging Oosterhout, afgewezen. Bij besluit op bezwaar van 10 oktober 2022 heeft het college het besluit van 15 maart 2022 gehandhaafd. [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] en Milieuvereniging Oosterhout hebben beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het besluit van 10 oktober 2022. In die procedure heeft de rechtbank nog geen uitspraak gedaan.

5.5.    In de toelichting op artikel 3.15, eerste lid, van de IOV is het volgende vermeld:

"Zolang de natuurdoelen in een gebied nog niet zijn gerealiseerd, kunnen bestaande functies en gebruiksactiviteiten worden voortgezet (eerbiedigende werking). Bestaand planologisch gebruik wordt gerespecteerd. Dit betekent dat de ontwikkelmogelijkheden van een agrarisch bedrijf, een recreatiewoning en een niet-agrarisch bedrijf die zijn opgenomen in een geldend bestemmingsplan in stand blijven. […]"

5.6.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee bestemmingsvlakken "Recreatie" een voortzetting betreffen van bestaand planologisch gebruik. Volgens de raad was in het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" reeds voor dezelfde gronden de bestemming "Recreatie" opgenomen, met dezelfde bouwmogelijkheden en mochten de recreatiewoningen reeds op basis van dat plan worden gebouwd.

5.7.    Of de bouw van de twee recreatiewoningen is verleend in overeenstemming met het onderliggende bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen", is onderwerp van geschil tussen partijen in de beroepsprocedure bij de rechtbank. De voorzieningenrechter acht het niet gewenst om vooruitlopend op de uitkomst in die procedure, in het kader van de onderhavige voorzieningenprocedure, te beoordelen of het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" de twee recreatiewoningen reeds toeliet en of daarmee het standpunt van de raad, dat de bouw van de recreatiewoningen reeds op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" was toegelaten, juist is. Deze vraag is bovendien niet eenvoudig te beantwoorden en vergt nader onderzoek waarvoor deze voorzieningenprocedure zich niet goed leent. Wel stelt de voorzieningenrechter vast dat het college, voorafgaand aan het besluit van 22 december 2022 tot vaststelling van het plan, bij besluit van 15 maart 2022 reeds een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van de twee recreatiewoningen. Die bouwmogelijkheid is wat betreft locatie, bouwhoogte en bouwvolume, overgenomen in het onderhavige plan. De voorlopige voorziening van [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] en Milieuvereniging Oosterhout, strekkende tot schorsing van de omgevingsvergunning, is bij de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 26 april 2022 afgewezen. Initiatiefnemer heeft ter zitting verklaard dat kort daarna is aangevangen met de bouw van de recreatiewoningen. Gelet hierop was op het moment van de vaststelling van het plan op 22 december 2022 naar voorlopig oorddeel reeds sprake van een bestaande bouwmogelijkheid en zijn de recreatiewoningen naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan te merken als "bestaande bebouwing" in de zin van artikel 3.15, eerste lid, onder c, van de IOV. Van strijd met artikel 3.15 van de IOV is daarom niet gebleken. Daarbij komt dat ook ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen" er bebouwing aanwezig was en ook dat bijdraagt aan het oordeel dat de gestelde strijd zich niet voordoet.

Het betoog slaagt niet.

6.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen voor zover het de Tilburgse Baan 4 betreft. In hetgeen door Milieuvereniging De Koepel en anderen voor het overige is aangevoerd, over artikel 19.7.1 en artikel 19.7.2 van de planregels, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Kinderdagverblijf Bergse Pad 5

7.       Aan het perceel Bergse Pad 5 is de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" toegekend, en een aanduiding voor een bouwvlak. Aan een deel daarvan is de functieaanduiding "kinderdagverblijf" toegekend. De relevante planregels luiden:

"3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening met dien verstande dat intensieve veehouderijen, overige veehouderijen en glastuinbouwbedrijven uitsluitend ter plaatse van respectievelijk de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en 'glastuinbouw' zijn toegestaan;

[…]

h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagverblijf' tevens als nevenactiviteit een kinderdagverblijf.

[…]

3.2 Bouwregels

Op of in de tot 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming, met dien verstande dat:

a. alle bebouwing, met uitzondering van terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan;

[…]

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagverblijf' maximaal 400 m² aan de bedrijfsbebouwing mag worden gebouwd en verbouwd voor deze activiteit;

[…]"

8.       Initiatiefnemers hebben verklaard zo snel mogelijk een aanvraag in te gaan dienen voor een omgevingsvergunning voor de bouw van het kinderdagverblijf. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij het verzoek tot schorsing van dit plandeel aanwezig.

9.       Milieuvereniging De Groene Koepel, Milieuvereniging Oosterhout, Natuur- en milieuvereniging Markkant en Vereniging Natuurmonumenten, (hierna: de Verenigingen) betogen in de eerste plaats dat gezondheidsrisico’s kleven aan een kinderdagverblijf in het buitengebied in de buurt van andere veehouderijen. Zij verwijzen naar het GGD-advies van 10 april 2019 dat als bijlage 6 bij de plantoelichting is gevoegd.

9.1.    In het advies van de GGD is vermeld dat er veel positieve aspecten zitten aan kinderopvang bij een agrarisch bedrijf. Weliswaar staat in het advies van de GGD ook vermeld dat zorgvuldig dient te worden omgegaan met de effecten van kinderopvang bij een agrarisch bedrijf op de gezondheid van kinderen, maar dat betekent niet dat de GGD negatief heeft geadviseerd of dat uit het advies kan worden afgeleid dat het plan in strijd met de ruimtelijke ordening is vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

10.     De verenigingen betogen in de tweede plaats dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking. Zij voeren aan dat de vestiging van het kinderdagverblijf, gelet op de omvang van het perceel met de aanduiding "kinderdagverblijf" van 1.300 m², is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling en dat de toelichting bij het plan daarom een beschrijving van de behoefte aan het kinderdagverblijf had moeten bevatten en een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

10.1.  Het gaat hier om de toepassing van artikel 3.1.6, tweede lid, bezien in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.

10.2.  Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

10.3.  Onder "bestaand stedelijk gebied" wordt op grond van artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, van het Bro het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

10.4.  Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan het kinderdagverblijf, als nevenactiviteit bij duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met maximaal 400 m² aan bedrijfsbebouwing, niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. In zoverre verschilt het onderhavige geval van het kinderdagverblijf in de uitspraak van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3896, waarnaar de Verenigingen verwijzen. Voor dat kinderdagverblijf gold de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-kinderdagverblijf", bestemd voor uitsluitend een kinderdagverblijf. Derhalve betrof dat kinderdagverblijf geen kinderdagverblijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, maar een zelfstandig kinderdagverblijf.

Het betoog slaagt niet.

11.     De Verenigingen betogen in de derde plaats dat significante effecten op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten.

11.1.  Bij de toelichting op het plan zijn een tweetal Aeriusberekeningen gevoegd (bijlagen 9a en 9c). Bijlage 9a bevat een Aeriusberekening, waarin het verschil in depositie is berekend ten opzichte van de referentiesituatie. Bijlage 9c bevat een Aeriusberekening die ziet op de aanlegfase van het kinderdagverblijf. De raad stelt zich onder verwijzing naar deze Aerius-berekeningen op het standpunt dat het plan niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich terecht op dit standpunt gesteld. Niet is gebleken dat de raad is uitgegaan van een onjuiste referentiesituatie, zoals door de Verenigingen is betoogd, of dat de raad niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Het betoog slaagt niet.

12.     Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen voor zover het het Bergse Pad 5 betreft.

Uitbreiding agrarisch bouwvlak Galgestraat 12

13.     Aan een deel van het perceel Galgestraat 12 is de bestemming "Agrarisch met waarden-Landschapswaarden" toegekend. Het plan voorziet ten opzichte van het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Teteringen, Galgestraat 12", in een verruiming van het bouwvlak en een wijziging van de vorm van het bouwvlak, ten behoeve van de bouw van extra stalruimte. Die stalruimte zal worden gebruikt voor het huisvesten van ossen voor de ter plaatse gevestigde biologische veehouderij en deze ossen zullen worden ingezet voor natuurbeheer.

14.     Milieuvereniging De Groene Koepel en Milieuvereniging Oosterhout betogen dat significante effecten op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten.

14.1.  Ter zitting heeft de raad laten weten dat de initiatiefnemer van het plandeel dat voorziet in de uitbreiding van het agrarische bouwvlak Galgestraat 12 heeft verklaard dat hij binnen een termijn van anderhalf jaar geen aanvraag gaat doen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de extra stalruimte waarin het plan voorziet. Gelet hierop ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het vereiste spoedeisend belang en ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen voor zover het de Galgestraat 12 betreft. De raad heeft overigens ter zitting toegezegd Milieuvereniging De Groene Koepel en Milieuvereniging Oosterhout actief te informeren ingeval een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

Teelt van paddenstoelen Meerberg 1a

15.     Aan een deel van de gronden is de bestemming "Natuur" en de aanduiding "specifieke vorm van natuur - teelt shiitake" toegekend.

16.     Artikel 8.1 van de planregels luidt:

"De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de duurzame instandhouding van natuur;

behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;

b. behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

c. verspreid liggende legale bebouwing, niet zijnde woningen, zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan;

d. extensief recreatief medegebruik, waaronder ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' tevens wordt bedoeld het extensief medegebruiken van de gronden ten behoeve van de golfbaan;

f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - teelt shiitake’ tevens het medegebruiken van de gronden ten behoeve van het kweken van paddenstoelen;

g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur-redoutes’ tevens voor de aanleg en instandhouding van redoutes."

17.     De Verenigingen betogen dat de natuurwaarden onomkeerbaar en onevenredig worden geschaad door de mogelijkheid om paddenstoelen te kweken.

17.1.  In 6.2. van de plantoelichting is het volgende vermeld:

"De onderhavige locatie heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Teteringen' een agrarische bestemming en een natuurbestemming. Eigenaren verzoeken om bij hun agrarische bedrijfsvoering ook kleinschalige zorg als nevenactiviteit te mogen ontplooien en de (bos)gronden in de natuurbestemming tevens te benutten voor extensieve teelt van shiitake. De kleinschalige teelt van shiitakes in het NNB  doet geen afbreuk aan de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Het betreffende natuurdoeltype N16.03 Droog bos met productie leent zich bij uitstek voor de teelt van shiitakes. Zonder dit natuurdoeltype ook geen mogelijkheid voor de teelt van shiitakes. Dit gegeven geeft de instandhouding een extra impuls. […]."

17.2.  Uit de plantoelichting blijkt, zoals ook ter zitting is bevestigd door de raad, dat het de bedoeling is van initiatiefnemers om de gronden met de natuurbestemming te gebruiken voor de kleinschalige, ondergeschikte, teelt van shiitakes. Niet is gebleken dat, zoals de Verenigingen hebben betoogd, ingeval de gronden worden gebruikt voor kleinschalige teelt van shiitakes, de natuurwaarden onomkeerbaar en onevenredig worden geschaad. Het betoog faalt in zoverre.

17.3.  De voorzieningenrechter stelt echter vast dat in de planregels geen beperkingen zijn gesteld aan de teelt, terwijl het de bedoeling is om uitsluitend ondergeschikt gebruik voor shiitaketeelt mogelijk te maken. Artikel 8.1, onder f, laat het medegebruik van de gronden toe, waardoor het gebruik niet is beperkt tot ondergeschikt gebruik. Verder laat die bepaling het medegebruik van het kweken van paddenstoelen toe, zodat het gebruik niet is beperkt tot het kweken van shiitake. Daardoor kunnen ook bijvoorbeeld paddenstoelen worden gekweekt, terwijl, gelet op de toelichting van de raad ter zitting, het de bedoeling is om alleen kleinschalige, ondergeschikte shiitaketeelt mogelijk te maken. Het betoog slaagt in zoverre.

18.     Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen voor Meerberg 1a Teteringen.

Conclusie

19.     Alleen voor het plandeel Meerberg 1a Teteringen ziet de  voorzieningenrechter aanleiding om de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen. Voor het overige wordt het verzoek afgewezen.

20.     De raad moet de proceskosten van de Verenigingen vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat totdat de Afdeling op het beroep van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen tegen het besluit van 22 december 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordoost" heeft beslist, voor het perceel Meerberg 1a Teteringen, "medegebruik" in artikel 8.1, onder f, van de planregels wordt vervangen door "ondergeschikt gebruiken" en dat "paddenstoelen" wordt vervangen door "shiitakes".

Artikel 8.1, onder f van komt daarmee totdat de Afdeling op het beroep van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen tegen het besluit van 22 december 2022 heeft beslist, als volgt te luiden:

"ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - teelt shiitake’ tevens het ondergeschikt gebruiken van de gronden ten behoeve van het kweken van shiitakes";

II.       wijst het verzoek voor het overige af;

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Breda tot vergoeding van de bij Milieuvereniging De Groene Koepel, Milieuvereniging Oosterhout, Natuur- en milieuvereniging Markkant en Vereniging Natuurmonumenten in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.710,79, waarvan een bedrag van € 1.674,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente Breda aan Milieuvereniging De Groene Koepel, Milieuvereniging Oosterhout, Natuur- en milieuvereniging Markkant en Vereniging Natuurmonumenten het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Polak
voorzieningenrechter

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023

680