Uitspraak 202200811/1/R1


Volledige tekst

202200811/1/R1.
Datum uitspraak: 7 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [plaats],
appellante,

en

de raad van de gemeente Oostzaan,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Transformatorstation Oostzaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 6 januari 2023, waar

[appellante], vertegenwoordigd door mr. S. Zuethoff, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Klazema, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord, Liander N.V. vertegenwoordigd door mr. J.J. Molenaar en mr. J.P.H. de Bruijn, beiden advocaat te Arnhem, en [partij], en TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. R.R. Jacobsen en [gemachtigde B].

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] is eigenaar van het perceel aan [locatie] in Oostzaan, kadastraal bekend gemeente Oostzaan, sectie H, nummer 521, waarop het [appellante] is gevestigd. [appellante] is tevens exploitant van dit hotel.

Het bestemmingsplan maakt een nieuw onderstation van Liander mogelijk naast een bestaand onderstation van TenneT. Om de voeding van het nieuwe Liander station mogelijk te maken, dient ook TenneT het bestaande onderstation uit te breiden met een (gesloten) schakelhal op eigen terrein. Het plangebied ligt aan de Verlengde Stellingweg in Oostzaan, ten oosten van de A8 en grenst aan de noordwestkant van eerdergenoemd perceel van [appellante]. Het plangebied betreft zowel een gedeelte van het bestaande terrein van TenneT (oostzijde), het nieuw in te richten terrein voor Liander en de uitbreiding van TenneT inclusief de gronden die nodig zijn voor het aanpassen van hoogspanningsmasten en plaatsen van opstijgpunten (westzijde), voor zover deze binnen de gemeente Oostzaan liggen. Het hotel ligt op ongeveer 35 m van de voorziene uitbreiding en het nieuwe onderstation.

[appellante] vreest dat het nieuwe onderstation en de uitbreiding van het bestaande onderstation (hierna tezamen: de uitbreiding van het transformatorstation) negatieve effecten zullen hebben voor de gezondheid van de gasten en medewerkers van het hotel en dit gevolgen zal hebben voor het aantal reserveringen voor het hotel en het daarbij behorende restaurant. Ook vreest [appellante] dat de aantasting van het vrije uitzicht, nu de uitbreiding van het transformatorstation vanaf het hotelterras en de hotelbalkons aan de noord- en westzijde van het hotel zichtbaar zijn, grote negatieve financiële gevolgen voor haar zal hebben.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroep [appellante]

3.       Ter zitting heeft [appellante] de betogen dat onvoldoende onderzoek is uitgevoerd naar het aspect bodem, dat ten onrechte geen onderzoek is uitgevoerd naar de effecten van het bestemmingsplan op beschermenswaardige flora en fauna en dat de raad op basis van de uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling niet heeft kunnen vaststellen of er door de uitbreiding van het transformatorstation belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, ingetrokken.

Elektromagnetische velden

4.       [appellante] betoogt dat de uitbreiding van het transformatorstation zal leiden tot een (negatieve) toename van elektrische en magnetische velden en de blootstelling van de gasten en medewerkers van het hotel hieraan onvoldoende is onderzocht. [appellante] vreest voor effecten op de gezondheid van gasten en medewerkers van het hotel als gevolg van de uitbreiding van het transformatorstation.

[appellante] wijst er op dat zij in haar zienswijze er op heeft gewezen dat de aangehouden magneetveldcontour van de uitbreiding van het transformatorstation in het onderzoeksrapport van 9 april 2021 slechts berekend is op 0 m boven maaiveld en op 2 m boven maaiveld, terwijl het hotel een bouwhoogte heeft van 30 m boven maaiveld. Gasten en medewerkers van het hotel bevinden zich hierdoor vaak op grotere hoogte dan de huidig berekende magneetveldcontour. Naar aanleiding hiervan is aanvullend onderzoek gedaan naar de magneetveldcontour op 6,5, 12,7, 20, 27,7 en 35 m boven maaiveld (onderzoek van 28 november 2021). Dit aanvullende onderzoek bevat volgens [appellante] gebreken. Zo is de magneetveldcontour bij onderhoudssituaties niet separaat berekend. Omdat uit het onderzoek van 9 april 2021 volgt dat de magneetveldcontour tijdens onderhoudswerkzaamheden kan wijzigen ten opzichte van de normaalsituatie, is het onduidelijk of boven 2 m boven maaiveld voldaan wordt aan de aanbevolen grenswaarden van 100 microtesla tijdens onderhoudswerkzaamheden. Volgens de plantoelichting bij het Rijksinpassingsplan "Transformatorstation Oostzaan" vinden aan het bestaande transformatorstation maandelijks noodzakelijke inspecties plaats. Daarnaast vinden er werkzaamheden van algemeen onderhoud plaats. Hierbij gaat [appellante] ervan uit dat aan de uitbreiding van het transformatorstation evenveel, zo niet meer onderhoud plaats zal vinden. Dit is ten onrechte niet onderzocht.

4.1.    In de toelichting is in paragraaf 4.7 ingegaan op de elektromagnetische velden en de gevolgen daarvan. Hierin is vermeld dat uit de uitgevoerde studie, neergelegd in het rapport van Qirion van 9 april 2021, blijkt dat in de beoogde eindsituatie de 100 microtesla magneetveldcontour volledig binnen de hekwerken van het onderstation blijft. Daaruit kan geconcludeerd worden dat in het gebied rondom onderstation Oostzaan dat toegankelijk is voor burgers, het magneetveld te allen tijde lager is dan 100 microtesla. Hiermee wordt voldaan aan de Europese aanbeveling om de magnetische veldsterkte minder dan 100 microtesla te laten bedragen op voor burgers toegankelijk gebied. Bij de berekening van de 100 microtesla magneetveldcontour is uitgegaan van een "worstcase" situatie, waarbij alle stroomvoerende geleiders gelijktijdig maximaal belast worden. Dit is een situatie die in de praktijk niet voor zal komen. De op deze wijze bepaalde omvang van de 100 microtesla magneetveldcontour kan dus gezien worden als een veilig en toekomstbestendig maximum.

In de nota van zienswijzen is ingegaan op de door [appellante] aangevoerde mogelijke effecten van de magnetische velden op de gezondheid van bezoekers en medewerkers van het hotel. Er is op gewezen dat in het voorbereidend onderzoek van de uitbreiding van TenneT en Liander is getoetst of in het gebied dat toegankelijk is voor burgers de magnetische veldsterkte minder dan 100 microtesla bedraagt. Hiervoor wordt het gebied buiten het hekwerk van het onderstation beschouwd. Er is gerekend op twee verschillende hoogten: op 0 m en 2 m boven maaiveld. Dit is toegepast omdat burgers zich, in de directe omgeving van het hekwerk, hoofdzakelijk in het gebied tussen deze twee hoogten zouden kunnen bevinden. [appellante] heeft gesteld dat haar medewerkers en gasten in haar gebouw veelal op een hoogte van meer dan 2 meter boven het maaiveld verblijven. Dit is volgens de raad in eerste instantie niet onderzocht omdat de magnetische veldsterkte op enige afstand van het station doorgaans lager is dan direct bij het hekwerk. Bij een toenemende afstand en hoogte van het station neemt de magnetische veldsterkte steeds verder af. De raad heeft er op gewezen dat naar aanleiding van de zienswijze een aanvullende berekening is gemaakt. Hieruit blijkt dat direct ten zuiden van het station, bij de aanwezige gebouwen, de magnetische veldsterke altijd lager is dan 100 microtesla. Dit geldt niet alleen op de eerder berekende hoogten van 0 m en 2 m, maar ook op de overige hoogten. In directe omgeving van het station, rond het hekwerk, is eerder gerapporteerd dat de 100 microtesla grenswaardecontour volledig binnen het hekwerk van het station blijft. Dit geldt ook voor de berekening op 6,5 m hoogte. Alleen in de directe omgeving van de geleiders van de hoogspanningslijnen welke het station verlaten, kan de magnetische veldsterkte meer dan 100 microtesla bedragen. Geen van deze locaties is toegankelijk voor burgers, aldus de raad.

De raad heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellante] op de mogelijke gevolgen van de magneetveldcontour niet tot bescherming van de belangen van [appellante] strekt en reeds daarom niet kan leiden tot vernietiging van het bestemmingsplan. De raad voert daartoe, kort samengevat, aan dat de magneetveldcontour strekt tot bescherming van de woon- en leefomgeving van burgers, in het bijzonder kinderen, die langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen. Nu het perceel van [appellante] een bedrijfsbestemming heeft, die uitsluitend voorziet in de oprichting van snelweg gerelateerde horeca, kan [appellante] zich volgens de raad niet op de magneetveldcontour beroepen. Dat er in het hotel medewerkers en gasten aanwezig zullen zijn, doet daar volgens de raad niet aan af.

De raad heeft, voor zover aan de inhoud van het betoog van [appellante] wordt toegekomen, gewezen op vaste rechtspraak van de Afdeling dat een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. De raad heeft verwezen naar bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:398, onder 8.2. Volgens de raad biedt de enkele stelling dat de magneetveldcontour bij onderhoudssituaties in het aanvullende onderzoek niet separaat is berekend en dat het onduidelijk is of boven 2 m boven maaiveld wordt voldaan aan de aanbevolen grenswaarden van 100 microtesla tijdens onderhoudswerkzaamheden, geen aanknopingspunten voor twijfel aan de conclusies die in de rapporten naar voren zijn gebracht.

De beroepsgrond van [appellante] mist volgens de raad voorts feitelijke grondslag en is onjuist. De raad heeft toegelicht dat Qirion onderzoek heeft gedaan naar de magnetische velden afkomstig van het transformatorstation. Qirion heeft voor de eindsituatie van het transformatorstation de 100 microtesla magneetveldcontour bepaald en getoetst of deze geheel binnen de hekwerken van het station blijft. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport van 9 april 2021. Voor het bepalen van de magneetveldcontour heeft Qirion gerekend op twee verschillende hoogten: op 0 m en 2 m boven maaiveld. Dit is toegepast omdat burgers zich, in de directe omgeving van het hekwerk, hoofdzakelijk in het gebied tussen deze twee hoogten zouden kunnen bevinden.

Voor zover in de zienswijze door [appellante] naar voren is gebracht dat gasten en medewerkers zich in het hotel op grotere hoogten bevinden, wijst de raad er op dat naar aanleiding van deze zienswijze van [appellante] door Qirion een aanvullende berekening is gemaakt. Dit is in eerste instantie niet gedaan, omdat de magnetische veldsterkte bij een toenemende afstand en hoogte van het station juist steeds verder afneemt. Als op 0 tot 2 m voldaan wordt aan de norm dat geldt dat automatisch voor bouwlagen op een grotere hoogte.

Uit de aanvullende berekening blijkt volgens de raad bovendien dat de magnetische veldsterkte bij het hotel ook op grotere hoogten altijd lager is dan 100 microtesla. De magneetveldcontour bij onderhoudssituaties is hierin niet apart beschouwd. Hetgeen daartegen is aangevoerd rechtvaardigt op dit punt volgens de raad niet de conclusie dat de rapporten van Qirion dusdanige gebreken vertonen dat de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarop niet in redelijkheid heeft mogen baseren.

Bij onderhoudssituaties, welke zich overigens zeer incidenteel (hooguit een aantal keer per jaar) voordoen, worden de transformatoren om en om uit- en aangeschakeld. Daarbij zijn er volgens de raad geen noemenswaardige verschillen in de magnetische veldsterkte bij het hotel ten opzichte van de eindsituatie. Dat blijkt volgens de raad ook duidelijk als de magneetveldcontouren op 0 en 2 m boven maaiveld met elkaar worden vergeleken. De raad heeft zich op het standpunt gesteld, indachtig de vergelijkbare magneetveldcontour bij onderhoudssituaties op 0 en 2 m, dat ook bij onderhoudssituaties op grotere hoogten de magnetische veldsterkte bij het hotel altijd lager is dan 100 microtesla. Dat geldt temeer nu uit de berekeningen op grotere hoogten blijkt dat de magneetveldcontour zich nooit richting het hotel beweegt, aldus de raad.

4.2.    De raad wordt niet gevolgd in het standpunt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een vernietiging van het besluit van 13 december 2021 op basis van deze beroepsgrond. De criteria waaraan een magneetveldcontour moet voldoen, strekken naar het oordeel van de Afdeling ook tot bescherming van de werknemers van het hotel en de gasten en betreft daarmee ook de belangen van [appellante].

De raad heeft voldoende gemotiveerd dat wordt voldaan aan de Europese aanbeveling om de magnetische veldsterkte minder dan 100 microtesla te laten bedragen op voor burgers toegankelijk gebied. [appellante] heeft in beroep volstaan met de enkele stelling dat de magneetveldcontour bij onderhoudssituaties in het aanvullende onderzoek niet separaat is berekend en dat het onduidelijk is of boven 2 m boven maaiveld wordt voldaan aan de aanbevolen grenswaarden van 100 microtesla tijdens onderhoudswerkzaamheden. Qirion heeft onderzoek gedaan naar de magnetische velden afkomstig van het transformatorstation en voor de eindsituatie van het transformatorstation de 100 microtesla magneetveldcontour bepaald en getoetst of deze geheel binnen de hekwerken van het station blijft. Voor het bepalen van de magneetveldcontour heeft Qirion gerekend op twee verschillende hoogten: op 0 m en 2 m boven maaiveld. Dit is toegepast omdat burgers zich, in de directe omgeving van het hekwerk, hoofdzakelijk in het gebied tussen deze twee hoogten zouden kunnen bevinden. Vervolgens is naar aanleiding van de zienswijze waarin naar voren is gebracht dat gasten en medewerkers zich in het hotel hoger bevinden, door Qirion een aanvullende berekening gemaakt. Daaruit blijkt dat de magnetische veldsterkte bij en in het hotel ook op grotere hoogten altijd lager is dan 100 microtesla. De raad heeft verder voldoende gemotiveerd dat de omstandigheid dat de magneetveldcontour bij onderhoudssituaties niet apart is beschouwd, niet leidt tot de conclusie dat de rapporten van Qirion dusdanige gebreken vertonen dat de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarop niet heeft mogen baseren. De raad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat bij onderhoudssituaties geen noemenswaardige verschillen in de magnetische veldsterkte bij het hotel optreden ten opzichte van de eindsituatie en dat ook bij onderhoudssituaties de magnetische veldsterkte bij het hotel op grotere hoogten altijd lager is dan 100 microtesla.

4.3.    [appellante] heeft pas op de zitting in beroep betoogd dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de ligging van het hotel in het gebied waar het magneetveld sterker is dan 0,4 microtesla. Anders dan zij betoogt, valt uit de zienswijze noch het beroepschrift af te leiden dat zij met betrekking tot de elektromagnetische velden ook heeft bedoeld te betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de 0,4 microtesla-contour en deze mogelijk in de weg staat aan het vaststellen van het bestemmingsplan. Ook na afloop van de beroepstermijn en indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, kunnen, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nadere stellingen of argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere stellingen of argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Niet valt in te zien waarom [appellante] deze stelling - die pas op de zitting is ingebracht - niet ook eerder kon inbrengen.

Het betoog is verder zodanig van aard dat de raad, TenneT en Liander hier op de zitting niet adequaat op kunnen hebben reageren. Daarom laat de Afdeling deze stelling wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing.

4.4.    Uit het voorgaande volgt dat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot de elektromagnetische velden gebreken vertoont.

Het betoog slaagt niet.

Milieuzonering - geluid en brandgevaar

5.       [appellante] betoogt dat onvoldoende is onderzocht of voor de aspecten geluid en gevaar wordt voldaan de voorgeschreven richtafstanden, dan wel of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

[appellante] wijst er op dat, hoewel het hotel niet kwalificeert als een milieugevoelige functie in de zin van de Wet milieubeheer, in het kader van een goede ruimtelijke ordening evenwel moet worden onderzocht of ten aanzien van de milieuzonering sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In dat kader kan de raad, hetgeen hij ook heeft gedaan, aansluiting zoeken bij de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', hierna: "VNG-uitgave", waarin richtafstanden zijn gegeven voor verschillende bedrijfsactiviteiten en inrichtingen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen onder meer de aspecten geur, geluid, gevaar en stof. De raad heeft de uitbreiding van het transformatorstation terecht onder categorie 4.2 van de VNG-uitgave geschaard, omdat het totale elektrische vermogen van de beoogde vier 140MVA 150/50/10kV transformatoren hoger is dan 200 MVA, waarvoor een richtafstand van 300 m voor het aspect geluid en 50 m voor het aspect gevaar geldt.

5.1.    De raad heeft in beroep met betrekking tot het aspect milieuzonering toegelicht dat aansluiting is gezocht bij de VNG-uitgave. De raad heeft aangegeven dat de uitbreiding van het transformatorstation is geschaard onder categorie 4.2 van de VNG-uitgave omdat het totale elektrische vermogen van de beoogde vier 140MVA 150/50/1OkV transformatoren hoger is dan 200 MVA. Voor het transformatorstation geldt, vanwege het buiten opgestelde vermogen, een richtafstand van 50 m voor het aspect "gevaar" en een richtafstand van 300 m voor het aspect "geluid" ten opzichte van een rustige woonwijk. De raad heeft er op gewezen dat de betekenis van de richtafstand is dat indien binnen de richtafstand geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen een nader onderzoek moet worden uitgevoerd om de geluidgevolgen in kaart te brengen. Als uit het nadere onderzoek blijkt dat bij de geluidgevoelige bestemmingen door het transformatorstation voldaan wordt aan een etmaalwaarde van 45 dB(A) (uitgaande van gebiedstype 'rustige woonwijk') dan wel 50 dB(A) (uitgaande van gebiedstype 'gemengd gebied'), dan kan worden gesteld dat sprake is van een goed geluidklimaat. Hogere geluidniveaus zijn eventueel na afweging mogelijk.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een hotel evenwel geen milieugevoelige functie is in de zin van de VNG-brochure en heeft ter zake verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2206, waarin de Afdeling overwoog dat de VNG-brochure niet van toepassing is op een logiesfunctie voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. Milieugevoelige functies zijn woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Een hotel is hiermee niet vergelijkbaar. Een hotel is juist een milieubelastende functie, aldus de raad. In dat kader heeft hij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1682. De milieuzonering in de VNG-brochure voor wat betreft geluid en brandgevaar heeft daarom geen betekenis voor het bestemmingsplan. Reeds daarom treft deze beroepsgrond geen doel, aldus de raad. De raad wijst er op dat hij in het kader van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening is ingegaan op de aspecten geluid en brandgevaar in het licht van een goed woon- en leefklimaat.

5.2.    Het betoog slaagt niet. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de milieuzonering in de VNG-brochure voor wat betreft geluid en brandgevaar geen rol speelt bij dit bestemmingsplan, nu geen sprake is van een milieugevoelige functie. De raad is verder in het kader van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening en de vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ingegaan op de aspecten geluid en brandgevaar.

Geluid

6.       [appellante] betoogt dat het uitgevoerde geluidsonderzoek onvolledig en onzorgvuldig is. In het geluidsonderzoek van 9 juli 2021 van Peutz wordt gesteld dat de maximale geluidsniveaus buiten beschouwing kunnen worden gelaten, omdat er onder normale omstandigheden geen activiteiten plaatsvinden welke aanleiding kunnen geven tot het optreden van relevante piekgeluiden. Dit komt onder meer doordat de aanwezige vermogensschakelaars geen relevante piekgeluiden zullen veroorzaken tijdens het schakelen, nu de vermogensschakelaars inpandig geplaatst zullen worden, aldus het onderzoek. Volgens [appellante] kan deze stelling niet zonder nadere onderbouwing worden aangenomen, omdat de vermogensschakelaars van het bestaande Tennet transformatorstation blijkens het geluidsonderzoek van 1 oktober 2014 van Peutz, dat ten behoeve van het Rijksinpassingsplan is opgesteld, ook zorgen voor piekgeluiden tijdens het schakelen. De enkele onderbouwing dat vermogensschakelaars inpandig worden geplaatst en daardoor geen piekgeluiden kunnen veroorzaken is, gelet op het voorgaande, onvoldoende. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in een planregel op grond waarvan de vermogensschakelaars verplicht inpandig moeten worden gerealiseerd. Deze kunnen dus ook buiten worden gerealiseerd, in welk geval sowieso sprake zal zijn van piekgeluiden, aldus [appellante].

Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat door de uitbreiding van het transformatorstation geen (nieuwe) activiteiten plaatsvinden waardoor (meer) piekgeluiden ontstaan, dan had bij de berekening van de cumulatieve geluidwaarden rekening gehouden moeten worden met de piekgeluiden van het bestaande transformatorstation. Dit is ten onrechte niet gebeurd: uit een vergelijking met tabel 3.3 en 3.4 van het geluidsonderzoek bij het bestemmingsplan en tabel 4.2 en 4.3 van het geluidsonderzoek van 1 oktober 2014 volgt dat de piekgeluiden van het bestaande transformatorstation niet zijn meegenomen bij de berekening van de cumulatieve geluidbelasting. Dit terwijl het bestaande transformatorstation volgens paragraaf 3.3 van het geluidsonderzoek bij het bestemmingsplan een relevante bijdrage levert aan het totale geluidsniveau. De raad heeft dit volgens [appellante] miskend.

6.1.    In de toelichting is in paragraaf 4.6 vermeld dat voor het project een onderzoek is verricht naar de verwachte geluidniveaus in de omgeving ten gevolge van het geprojecteerde 150/50/10 kV-station te Oostzaan (rapport van Peutz van 9 juli 2021, bijlage 7 van de toelichting). Op basis van de door de opdrachtgever verstrekte informatie is een rekenmodel opgesteld waarmee de geluidniveaus in de omgeving ten gevolge van het station kunnen worden berekend. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de dichtstbij gelegen woningen in alle gevallen voldaan kan worden aan de redelijkerwijs te stellen criteria op grond van de Wet milieubeheer. Hiermee is sprake van een toelaatbare en inpasbare situatie. Omdat het buiten opgestelde gelijktijdig in te schakelen elektrische vermogen meer dan 200 MVA zal bedragen, geldt voor het 150/50/10 kV-station een vergunningplicht in het kader van de Wet milieubeheer en zal het terrein voorzien moeten worden van een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Er is op gewezen dat in het rapport een voorstel voor een geluidzone wordt gedaan, dat in dit bestemmingsplan is overgenomen en is vastgelegd.

In de nota van zienswijzen is toegelicht dat naar aanleiding van de zienswijze nadere informatie is ingewonnen bij adviesbureau Peutz dat verantwoordelijk is voor het geluidsrapport behorende bij het bestemmingsplan. Dit bureau heeft haar bevindingen verwoord in een aanvullend rapport/brief van 25 oktober 2021. In deze brief wordt ingegaan op 4 onderdelen: richtafstand, optredende geluidniveaus, geluidgevoeligheid hotel en kans op toename geluidoverlast. De conclusie is dat uit het geluidrapport blijkt dat de geluidniveaus ter plaatse van het hotel als gevolg van het transformatorstation van Liander niet waarneembaar/meetbaar zullen toenemen. De zienswijze geeft geen aanleiding de conclusie van het geluidrapport te herzien. Gelet op het milieuaspect geluid is sprake van een goede ruimtelijke ordening, aldus de raad.

In beroep heeft de raad, voor zover door [appellante] is gesteld dat niet kan worden aangenomen dat de vermogensschakelaars inpandig worden geplaatst, verwezen naar het geluidrapport van Peutz (bijlage 7 bij de toelichting bij het bestemmingsplan) waaruit blijkt dat een Gas Insulated Switchgear (hierna: GIS)-gebouw zal worden gerealiseerd. Binnen het GIS-gebouw zullen de vermogensschakelaars worden opgesteld. Door plaatsing binnen een gebouw kan het transformatorstation compacter worden gebouwd. Op het buitenterrein zullen geen vermogensschakelaars worden geplaatst. De beschikbare ruimte (terreinoppervlak) is hiervoor niet groot genoeg. In zoverre is vrees dat sprake zal kunnen zijn van buiten opgestelde vermogensschakelaars volgens de raad ongegrond.

Over de piekgeluiden, heeft de raad aangevoerd dat door de binnenplaatsing van de vermogensschakelaars de geluidemissie hiervan gering tot verwaarloosbaar zal zijn. Gelet hierop is een verdere beschouwing van de maximale geluidniveaus ten gevolge van de schakelaars in het geluidrapport terecht achterwege gelaten. De raad heeft er op gewezen dat dit punt ook aan de orde zal komen bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ten behoeve van de realisatie van het station.

Verder is over piekgeluiden opgemerkt dat bij de berekening van de cumulatieve geluidbelastingen de invloed van de piekgeluiden terecht niet meegerekend wordt. Dit is in overeenstemming met de daarvoor gehanteerde richtlijn (Reken- en meetvoorschrift geluid 2012). De raad verwijst ter zake naar de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:3018), onder 15.5. De cumulatie heeft volgens de raad alleen betrekking op de gemiddelde geluidniveaus (bij industrielawaai de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus). De invloed van de maximale geluidniveaus op de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus is verwaarloosbaar. De piekgeluiden kunnen geen enkele invloed hebben op de cumulatieve geluidbelastingen.

De raad heeft benadrukt dat het bij het schakelen met de vermogensschakelaars om een kortstondig (circa één seconde) verhoogd geluidniveau gaat. Dit zal onder normale omstandigheden op de meeste dagen niet plaatsvinden. Enkele malen per jaar kan onder normale omstandigheden (representatief bedrijf) sprake zijn van werk- of testschakelingen. Deze situatie kan als incidenteel worden aangemerkt. De geluidproductie van de vermogensschakelaars is buiten het schakelen om nihil. De geluidniveaus in de representatieve bedrijfssituatie vindt de raad uit het oogpunt van geluidhinder dan ook aanvaardbaar. De raad verwijst ter zake naar de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4561).

6.2.    Het door [appellante] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het uitgevoerde geluidsonderzoek onvolledig of onzorgvuldig is. De raad heeft voldoende gemotiveerd dat de vermogensschakelaars inpandig zullen worden geplaatst en de geluidsemissie ervan verwaarloosbaar is. De enkele stelling van [appellante] dat de inpandige plaatsing van de vermogensschakelaars niet gegarandeerd is, biedt onvoldoende grond voor twijfel aan het standpunt van de raad. Op de zitting hebben de raad en Tennet bovendien toegelicht dat er fysiek ook geen ruimte is voor een andere installatie van de vermogensschakelaars dan in een GIS-gebouw. Dit is door [appellante] niet weersproken. Voorts is toegelicht dat de waarborg dat een GIS-gebouw zal worden gerealiseerd in de benodigde milieuvergunning zal worden neergelegd. Wat betreft de berekening van de cumulatieve geluidwaarden en de stelling van [appellante] dat daarbij rekening gehouden had moeten worden met de piekgeluiden van het bestaande transformatorstation en dit ten onrechte niet is gebeurd, heeft de raad voldoende gemotiveerd dat de piekgeluiden terecht niet zijn meegenomen bij de berekening van de cumulatieve geluidbelastingen en dat dit in overeenstemming is met de daarvoor gehanteerde richtlijn, neergelegd in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. De raad heeft er verder op gewezen dat het bij het schakelen met de vermogensschakelaars om een kortstondig verhoogd geluidniveau gaat dat onder normale omstandigheden op de meeste dagen niet zal plaatsvinden, maar slechts enkele malen per jaar bij werk- of testschakelingen en dat die situatie als incidenteel kan worden aangemerkt. Dit is door [appellante] niet betwist. De raad heeft de relevante geluidproductie van de vermogensschakelaars buiten het schakelen om verder als nihil kunnen aanmerken en zich op het standpunt kunnen stellen dat de geluidniveaus in de representatieve bedrijfssituatie uit het oogpunt van geluidhinder aanvaardbaar zijn.

6.3.    [appellante] heeft pas op de zitting in beroep betoogd dat de cumulatieve geluidhinder van alle geluidsbronnen in de omgeving in de nachtperiode onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. Ook na afloop van de beroepstermijn en indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, kunnen, gelet op artikel 8:58 van die wet, nadere stellingen of argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere stellingen of argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Niet valt in te zien waarom [appellante] deze stelling - die pas op de zitting is ingebracht - niet ook eerder kon inbrengen. Het betoog is verder zodanig van aard dat de raad, TenneT en Liander hier op zitting niet adequaat op kunnen hebben reageren. Daarom laat de Afdeling deze stelling wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing.

6.4.    Uit het voorgaande volgt dat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot het geluidonderzoek gebreken vertoont.

Het betoog slaagt niet.

Brandgevaar

7.       [appellante] betoogt dat het risico op brandgevaar ten onrechte niet is onderzocht. Daartoe voert zij aan dat bij een transformatorstation het risico op brandgevaar bestaat. Volgens [appellante] is onvoldoende gemotiveerd dat ten aanzien van het aspect (brand)gevaar sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

7.1.    [appellante] heeft pas in beroep op het aspect brandgevaar gewezen. De raad heeft zich ter zake op het standpunt gesteld dat maatregelen worden genomen bij de realisatie van het project om eventuele risico’s te mitigeren. Bij de transformatoren kan een storing ontstaan. Door goed onderhoud komen deze storingen slechts zelden voor. Eens per tien jaar is de storing zo ernstig dat de transformator onherstelbaar beschadigd raakt. Deze storing is hoorbaar in de omgeving. Van gevaar voor de omgeving is volgens de raad echter geen sprake. De raad heeft er op gewezen dat er scherfwanden worden geplaatst tussen de transformatoren. Deze scherfwanden voorkomen dat een eventuele brand in een transformator gevolgen heeft voor de werking van andere transformatoren. Ingeval van brand wordt direct de spanning van het transformatorstation gehaald. Hiervoor zijn veiligheidsmechanismen in werking. Vervolgens kan, nadat de locatie is vrijgegeven door de beheerder, veilig geblust worden.

Over de nog te realiseren gebouwen op het perceel heeft de raad verder nog op het volgende gewezen. Het Bouwbesluit 2012 vereist dat een gebouw wordt ingedeeld in brandcompartimenten. Een brandcompartiment is bedoeld als maximaal uitbreidingsgebied voor een brand. Bij een brand in een brandcompartiment dient voorkomen te worden dat deze brand zich binnen korte tijd kan uitbreiden naar een ander brandcompartiment. Hiertoe wordt een eis gesteld aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO-eis). Tevens is opgemerkt dat de WBDBO-eisen ook gelden ook naar aangrenzende percelen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat bij de aanvraag om omgevingsvergunning met betrekking tot de activiteit bouwen aan het Bouwbesluit 2012 getoetst zal worden en dat de aanvraag ook zal worden getoetst door de brandweer.

7.2.    [appellante] heeft in het beroepschrift volstaan met de stelling dat het risico op brandgevaar ten onrechte niet is onderzocht en onvoldoende is gemotiveerd dat ten aanzien van het aspect (brand)gevaar sprake is van een goed woon- en leefklimaat. [appellante] heeft deze stelling eerst in beroep aangevoerd. De raad is op het gestelde risico op brandgevaar ingegaan in het verweerschrift en ter zitting en heeft met de motivering zoals weergegeven onder 7.1 voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor het doen van nader onderzoek naar het aspect brandgevaar en dat ten aanzien van dit aspect sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor zover [appellante] ter zitting heeft aangevoerd dat de scherfwanden als mitigerende maatregelen in de planregels gewaarborgd zou moeten zijn, heeft de raad toegelicht dat de plaatsing van de scherfwanden aan de orde is in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw en deze aanvraag ook zal worden getoetst door de brandweer.

Het door [appellante] aangevoerde biedt, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot aspect brandgevaar gebreken vertoont.

Het betoog slaagt niet.

Beperking uitzicht en alternatieven

8.       [appellante] betoogt dat het uitzicht van bezoekers en gasten van het hotel onevenredig wordt aangetast en de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieven. [appellante] voert daartoe aan dat de uitbreiding van het transformatorstation wordt gesitueerd op een stuk grond dat momenteel voorzien is van groen in de vorm van gras, bomen en struiken. Ook is (een deel van) het Wilgenhakbos op de gronden gesitueerd. Uit paragraaf 4.5 van de plantoelichting blijkt dat ten behoeve van de uitbreiding een groot deel van het Wilgenhakbos verloren zal gaan.

Het hotelterras en de hotelkamerbalkons aan de west- en noordkant van het hotel kijken volgens [appellante] in de bestaande situatie uit op dit open en groene grasland. Bij de bouw van het hotel is er na een zorgvuldige afweging en onderzoek voor gekozen om het gebouw ten opzichte van het bestaande transformatorstation zo te bouwen dat vanaf het terras uitzicht mogelijk is op het grasland. Door de uitbreiding van het transformatorstation verdwijnt dit uitzicht. [appellante] stelt zich op het standpunt dat hoewel er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat, de raad ten onrechte niet naar alternatieve locaties heeft gezocht voor de uitbreiding van transformatorstation. De locatie is één van de belangrijkste beoordelingscriteria op basis waarvan hotelgasten een hotel uitkiezen. Uitzicht is daar een belangrijk onderdeel van. Een alternatieve locatie van het transformatorstation voorkomt daarnaast dat een (groot) deel van het Wilgenhakbos gekapt moet worden, dat vanwege de ligging buiten de bebouwde kom kwalificeert als een beschermde houtopstand in de zin van de Wet natuurbescherming. [appellante] stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:526, dat uit rechtspraak volgt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan en dat de voor- en nadelen van alternatieven in die afweging moeten worden meegenomen. Volgens [appellante] heeft deze afweging ten onrechte niet, althans onvoldoende plaatsgevonden.

8.1.    In de toelichting is in paragraaf2.5 ingegaan op de beeldkwaliteit en landschap. In deze paragraaf is ook ingegaan op de locatiekeuze. In de toelichting is vermeld dat het landschap in Oostzaner- en Ilperveld grotendeels wordt gevormd door een waterrijk veenpolderlandschap. De veenwaterlopen zijn karakteristiek door hun natuurlijke en brede loop met rietkraag. De waarde van de openheid in dit gebied wordt bepaald door de open ruimte en de vergezichten. Ruimtelijke ontwikkeling in het open landschap kan leiden tot verrommeling en verdichting van het gebied. In de toelichting is er op gewezen dat in de huidige situatie TenneT al een station heeft staan, waardoor de doorkijk naar het achter landschap nihil is. Uitbreiding aan de oostzijde van het TenneT station is niet toegestaan, omdat daar het Natuurnetwerk Nederland ligt. Daarom is gekozen voor uitbreiding aan de westzijde. Voor deze ontwikkeling zullen enkele bomen gekapt worden. De ontwikkeling zal vanaf de Verlengde Stellingsweg en vanaf de bovenste verdiepingen van het [appellante] hotel zichtbaar zijn. Een groene zone aan de zuidzijde zal niet genoeg afscherming bieden om dit zicht weg te nemen. Door de kabels en leidingen die onder de grond komen te liggen en de beperkte ruimte is het niet mogelijk een dichtere groene afscherming te realiseren. De raad acht de ontwikkeling in relatie tot de omgeving landschappelijk aanvaardbaar.

In de nota van zienswijzen heeft de raad er op gewezen dat de directe omgeving van het hotel een hoog dynamische omgeving is. Het hotel ligt in een cluster van verschillende functies in de oksel van het grote verkeersknooppunt Coenplein. Het hotel is met het zicht vanuit de kamers richting de snelweg gesitueerd en ligt met het eigen parkeerterrein direct langs de Verlengde Stellingweg. Daarnaast ligt het hotel met de achterzijde richting enkele bedrijven, waaronder een tankstation. Aan de noordzijde ligt het bestaande transformatorstation van TenneT. Zo loopt er ook een hoogspanningslijn langs het gebied, waar de uitbreiding is beoogd. Het bestaande grasveld is binnen het zichtveld vanuit het hotel slechts een onderdeel van het uitzicht, naast onder andere de hoogspanningslijn, de 10 rijbanen van de snelwegen en de parallelweg en het eigen parkeerterrein. Wanneer op het grasveld het station van TenneT wordt uitgebreid verandert volgens de raad inderdaad een deel van het uitzicht vanuit het hotel. Gezien de kenmerken van de bewust gekozen locatie van het hotel aan het knooppunt en de daar bijbehorende dynamiek rond de locatie zal de uitbreiding van het transformatorstation het zicht vanuit het hotel volgens de raad echter niet onevenredig aantasten. Een landschappelijke inpassing aan de zuidzijde van het terrein is niet mogelijk omdat hier hoogspanningsverbindingen worden aangelegd en hierop geen beplanting mogelijk is. Bovendien bestaat er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling geen recht op blijvend vrij uitzicht. De raad heeft er op gewezen dat de Afdeling reeds meermalen heeft uitgemaakt dat er geen recht bestaat op een onveranderd woon- en leefklimaat. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Dus het onbetwiste gegeven dat het uitzicht voor de gebruikers van het hotel verandert, maakt volgens de raad niet dat hij moet afzien van de vaststelling van de voorgenomen planologische regeling.

In beroep heeft de raad er opnieuw gewezen dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling geen recht bestaat op een blijvend vrij of ongehinderd uitzicht (de raad verwijst ter zake naar de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:864). De raad stelt zich verder op het standpunt dat, gelet op de bestaande situatie, de vermindering van het uitzicht niet onaanvaardbaar is. In de huidige situatie is er al sprake van de aanwezigheid van het bestaande transformatorstation, hoogspanningsleidingen en de snelwegen. De directe omgeving van het hotel is een hoog dynamische omgeving. Het hotel ligt in een cluster van verschillende functies in de oksel van het grote verkeersknooppunt Coenplein. Het bestaande grasveld is binnen het zichtveld vanuit het hotel slechts een onderdeel van het uitzicht, naast onder andere de hoogspanningslijn, de 10 rijbanen van de snelwegen en de parallelweg en het eigen parkeerterrein. Gezien de kenmerken van de bewust gekozen locatie van het hotel aan het knooppunt en de daarbij behorende dynamiek rond de locatie, zal de uitbreiding van het transformatorstation het zicht vanuit het hotel niet onevenredig aantasten, aldus de raad. Daarnaast blijft de groenstrook die is gelegen tussen het hotel en het transformatorstation gehandhaafd. De raad acht het niet aannemelijk dat de vermindering van het uitzicht, voor zover daar al sprake van is, zal leiden tot een aanmerkelijke afname van het aantal bezoekers.

De raad heeft verder toegelicht dat voor zover [appellante] betoogt dat er ten onrechte niet naar alternatieve locaties zou zijn gezocht, in de belangenafweging voor het toestaan van deze ontwikkeling het bestaande capaciteitsknelpunt op het bestaande transformatorstation Hemweg van TenneT en de noodzaak om voldoende ruimte te creëren in de energievoorziening om de toekomstige groei in Zaanstreek en Amsterdam te realiseren is betrokken. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt hier een substantiële bijdrage aan geleverd. In het feit dat de voorgenomen ontwikkeling (mede) een uitbreiding van het bestaande transformatorstation betreft, ligt reeds besloten dat een alternatieve locatie niet tot de mogelijkheden behoort, aldus de raad. De raad wijst er verder op dat voor zover [appellante] in zijn algemeenheid heeft gesteld dat het transformatorstation elders gerealiseerd zou kunnen worden, zij geen concrete locatie heeft genoemd als alternatief. Alleen al daarom heeft [appellante] volgens de raad niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een alternatieve locatie die in ruimtelijk opzicht tot een gelijkwaardig resultaat zou leiden met aanmerkelijk minder bezwaren dan de gekozen locatie. De raad verwijst ter zake naar de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:204).

8.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022) bestaat geen recht op een blijvend vrij of ongehinderd uitzicht. De raad heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen, gelet op de feitelijke situatie ter plaatse, dat de negatieve gevolgen van het bestemmingsplan voor het uitzicht beperkt zijn. Wat betreft het verdwijnen van groen in de omgeving van het hotel ten behoeve van de uitbreiding van het transformatorstation, heeft de raad ter zitting toegelicht dat op het terrein van TenneT en Liander geen groen kan worden geplant in verband met de kabels in de bodem. Voorts is toegelicht dat er in het kader van de omgevingsvergunning voor de bouw van de uitbreiding nog een landschapsplan gemaakt zal worden waarbij het uitzicht vanuit het hotel en het groen meegenomen kan worden. De raad heeft verder in de belangenafweging het bestaande capaciteitsknelpunt op het bestaande transformatorstation Hemweg van TenneT en de noodzaak om voldoende ruimte te creëren in de energievoorziening om de toekomstige groei in Zaanstreek en Amsterdam te realiseren kunnen betrekken. [appellante] heeft dit belang niet betwist. Het door [appellante] aangevoerde biedt, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van het bestemmingsplan voor [appellante] in verhouding tot de met het bestemmingsplan te dienen doelen onevenredig zijn.

In de toelichting is voorts ook ingegaan op de locatiekeuze en is in zoverre dus ook gekeken naar eventuele alternatieven. [appellante] heeft zelf geen alternatieven aangedragen. [appellante] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een alternatieve locatie die in ruimtelijk opzicht tot een gelijkwaardig resultaat zou leiden met aanmerkelijk minder bezwaren dan de gekozen locatie.

Uit het voorgaande volgt dat wat [appellante] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot de gemaakte belangenafweging gebreken vertoont.

Het betoog slaagt niet.

9.       [appellante] betoogt dat onduidelijk is of, en zo ja, op welke wijze met (plan)schade wordt omgegaan en hoe dit een rol heeft gespeeld bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Volgens [appellante] zal de uitbreiding van het transformatorstation evident tot (plan)schade voor haar leiden.

9.1.    De raad heeft in beroep verwezen naar hoofdstuk 6 van de toelichting op het bestemmingsplan waarin inzicht wordt geboden in de economische uitvoerbaarheid. Hieruit volgt volgens hem dat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De raad wijst er op dat met Liander en TenneT ten aanzien van planschade afspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd in een planschadeovereenkomst. Hierin is overeengekomen dat de gemeente bereid is de planologische maatregel (het vaststellen van een bestemmingsplan) in procedure te brengen, onder de voorwaarde dat TenneT en Liander zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van deze planologische maatregel bereid verklaren de daaruit voortvloeiende voor tegemoetkoming in aanmerking komende planschade, volledig aan de gemeente te compenseren. De raad wijst er op dat [appellante] op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om planschade kan indienen en wijst op de gemeentelijke "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Oostzaan" op grond waarvan TenneT en Liander betrokken worden bij de behandeling en beoordeling van aanvragen om tegemoetkoming in planschade.

9.2.    [appellante] heeft verder geen reactie meer gegeven op de toelichting van de raad. Gelet hierop is er geen grond voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan op dit punt gebreken vertoont.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

10.     Het beroep is ongegrond.

11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Hoekstra
voorzitter

w.g. Kos
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023

580