Uitspraak 200205665/1


Volledige tekst

200205665/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2003

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2002 heeft de gemeenteraad van Ameland, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2002, het bestemmingsplan "Nes, gemeente Ameland" vastgesteld.

Bij besluit van 18 september 2002, kenmerk 497323, ondertekend door verweerder, is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 23 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2002, beroep ingesteld.

Bij brief van 23 januari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2003, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht, en verweerder, vertegenwoordigd door A.P. Hoekstra, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is namens de gemeenteraad R. Korvemaker, ambtenaar van de gemeente, aldaar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

2.2. Het bestemmingsplan geeft een actuele planologische regeling voor de historische kern van het dorp Nes, de omringende bebouwde kom, de zuidoostelijke uitbreiding, de cultuurgrond bij Nes binnen de rondweg alsook voor het bedrijventerrein en de uitbreiding ervan buiten de rondweg.

2.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.

Het bestreden besluit, dat op naam is gesteld van verweerder en is ondertekend door de voorzitter en de griffier van verweerder, betreft een zogenoemd parafenbesluit. Dit betekent in dit geval, aldus de nadere toelichting van verweerder, dat een conceptbesluit van parafen van vier leden van verweerder is voorzien waarna dit door verweerder als een definitief meerderheidsbesluit wordt beschouwd. Het besluit is daarop verzonden. Gelet op deze wijze van besluitvorming was volgens verweerder bekrachtiging achteraf in zijn wekelijkse vergadering niet nodig. Evenmin berust de gevolgde handelwijze op een mandaatsregeling, aldus verweerder. Voor deze wijze van besluitvorming is gekozen vanwege het aanstaande verstrijken van de terzake geldende beslistermijn.

2.3.1. Met dit parafenbesluit vindt in materiële zin besluitvorming plaats buiten de collegevergadering. De Afdeling acht dit in het algemeen niet ongeoorloofd, mits op grond van het reglement van orde of een bekend gemaakte vaste praktijk besluitvorming niet plaatsvindt zonder dat in een collegevergadering de mogelijkheid bestaat tot beraadslaging en besluitvorming over het te nemen besluit en tevens duidelijk is wanneer het besluit wordt genomen. Alsdan kan vastgesteld worden dat en wanneer het desbetreffende besluit geacht kan worden te zijn genomen.

2.3.2. In de onderhavige zaak is niet aan deze eisen voldaan. Een nadere regeling of vaste kenbare praktijk ontbreekt. Voorts was niet gewaarborgd dat elk lid van het college in de gelegenheid is geweest om behandeling van het conceptbesluit ter vergadering te kunnen verzoeken.

2.3.3. Gelet op het voorgaande, is het besluit onbevoegd genomen. Het beroep is derhalve gegrond in verband waarmee het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aan de behandeling van de bezwaren van appellant komt de Afdeling niet toe.

2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van 18 september 2002, kenmerk 497323, ondertekend door het college van gedeputeerde staten van Fryslân;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 708,20, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de provincie Fryslân te worden betaald aan appellant;

IV. gelast dat de provincie Fryslân aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Dolman w.g. Van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2003

178-371.