Uitspraak 202203972/3/R3


Volledige tekst

202203972/3/R3.
Datum uitspraak: 25 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Markelo, gemeente Hof van Twente,

en

de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, Herziening [locatie 1] Markelo" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[partij A] en [partij B] hebben een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 9 mei 2023, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door J. Overbeek en E. Beernink, zijn verschenen. Ook is [partij] op de zitting als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       [partij] is eigenaar van het perceel [locatie 1] in Markelo. Het bestemmingsplan maakt het op zijn initiatief mogelijk op dit perceel een camping te realiseren met daarop ten hoogste 25 kampeermiddelen.

3.       [verzoeker] woont aan de [locatie 2]. Hij woont op ongeveer 75 m afstand van de in het plangebied voorziene camping. Hij kan zich niet verenigen met het bestemmingsplan, omdat dit volgens hem in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel 2017 (hierna: de Omgevingsverordening) is vastgesteld. Ook vreest [verzoeker] voor geluidsoverlast van de camping.

Spoedeisend belang

4.       Op 15 maart 2023 heeft [partij] een vergunning aangevraagd voor het realiseren van de camping. De voorzieningenrechter neemt daarom spoedeisend belang aan.

Strijd met de Omgevingsverordening?

5.       [verzoeker] voert aan dat het bestemmingsplan in strijd met de Omgevingsverordening is vastgesteld. De gronden binnen het essenlandschap moeten namelijk een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf. Het mogelijk maken van een camping past hier volgens [verzoeker] niet bij.

5.1.    Het plangebied ligt op kaart 3 van de Omgevingsverordening, getiteld "Gebiedskenmerken Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Hoe)", in het essenlandschap. De op de kaart aangewezen gebiedsbegrenzing is indicatief.

5.2.    Artikel 2.1.1 van de Omgevingsverordening luidt:

"In deze verordening wordt verstaan onder:

(…)

d. gebiedskenmerken: de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen zoals beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, die deel uitmaakt van deze verordening, en aangegeven op de kaarten:

Kaart Gebiedskenmerken Natuurlijke laag (Hoe)
Kaart Gebiedskenmerken Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Hoe)
Kaart Gebiedskenmerken Stedelijke Laag (Hoe)
Kaart Gebiedskenmerken Laag van de beleving (Hoe)

(…)."

Artikel 2.1.5 luidt:

"(…) Lid 6: Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden waarvoor in de Catalogus Gebiedskenmerken normerende uitspraken worden gedaan voorzien voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen, in een bestemmingsregeling conform deze normerende uitspraken.

Lid 7: Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden waarvoor in de Catalogus Gebiedskenmerken richtinggevende uitspraken worden gedaan voorzien voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen, in een bestemmingsregeling conform deze richtinggevende uitspraken.

(…)."

5.3.    De Catalogus Gebiedskenmerken is als bijlage 10 bij de Omgevingsverordening gevoegd. Over het essenlandschap staat hierin in paragraaf 2.1, onder het kopje "Sturing", voor zover van belang, het volgende:

Norm

- De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.

- Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Richting

- Als ontwikkelingen plaatsvinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

5.4.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de in 5.3 genoemde uitspraken "normerende" en "richtinggevende" uitspraken zijn zoals bedoeld in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. Dat betekent dat een bestemmingsplan in overeenstemming met deze uitspraken moet zijn. Voor zover het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermende bestemmingsregeling, wordt daar in dit geval naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aan voldaan. Op grond van de verbeelding van het plan rust op het grootste gedeelte van het plangebied namelijk de bestemming "Agrarisch met waarden" en de aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid". Op grond van artikel 3.1 van de planregels zijn deze gronden bestemd voor behoud van de aanwezige landschapswaarden, zijnde: beeldbepalende landschapselementen, beslotenheid, hoogteverschillen, rustige omstandigheden, natuur en waterhuishouding. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor het behoud en de bescherming van openheid. Daarmee voorziet het bestemmingsplan in een beschermende bestemmingsregeling. Dat op een gedeelte van de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden" een camping mogelijk wordt gemaakt, doet hier naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aan af. Zoals in de richtinggevende uitspraak uit de Catalogus Gebiedskenmerken staat, is het namelijk mogelijk ontwikkelingen te laten plaatsvinden binnen het essenlandschap, mits deze op de flanken plaatsvinden. De camping wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mogelijk gemaakt op de flanken van de es met de Rijssenseweg (de N752) als begrenzing. Daarbij is ter versterking van herkenbaarheid van de flanken van de es, een landschappelijk inpassingsplan gemaakt waarbij houtwallen worden geplant. In artikel 8.2.1 van de planregels is geborgd dat het kampeerterrein conform het landschappelijk inpassingsplan in gebruik moet worden genomen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van strijd met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening.

Het betoog slaagt niet.

Geluidsoverlast

6.       [verzoeker] heeft op de zitting toegelicht dat hij met name vreest voor geluidsoverlast.

6.1.    De raad heeft erop gewezen dat een akoestisch onderzoek is uitgevoerd bij het vaststellen van dit plan, waaruit is gebleken dat het woon- en leefklimaat van omliggende woningen niet wordt aangetast. In bijlage 3 bij de plantoelichting is het "akoestisch onderzoek industrielawaai" van Kragten van 21 november 2021 gevoegd. In dit onderzoek is aangesloten bij de normen uit de VNG-publicatie, waarbij voor de functie "kampeerterrein" een richtafstand van 50 m geldt. Voor een tweetal woningen gelegen binnen deze richtafstand, is in het akoestisch onderzoek verder onderzocht in hoeverre sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De conclusie is dat ter plaatse van die woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Omdat de afstand tussen de woning van [verzoeker] en de camping ongeveer 75 m is, heeft de raad, gelet op het akoestisch onderzoek van Kragten, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ervan uit kunnen gaan dat de geluidsbelasting van de camping niet dusdanig zal zijn dat het woon- en leefklimaat van [verzoeker] hierdoor zal worden aangetast.

Het betoog slaagt niet.

Herhalen en inlassen zienswijze

7.       Voor zover [verzoeker] zich in het beroepschrift voor het overige heeft beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze, overweegt de voorzieningenrechter dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [verzoeker] heeft in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

8.       De voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in de bodemprocedure stand zal houden. Daarom bestaat geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter

w.g. Perlot
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023

952