Uitspraak 202301120/2/R4


Volledige tekst

202301120/2/R4.
Datum uitspraak: 22 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Rhenen,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Rhenen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Keldermanspad" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 mei 2023, waar [verzoekster], en de raad, vertegenwoordigd door S. Halbesma, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. A.T. de Putter, advocaat te Ede, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plangebied ligt aan het Keldermanspad, tussen de oude stadsmuur van Rhenen en de Nederrijn. In het plangebied staan twee (vervallen) schuren, met daaromheen enkele bomen. De rest van het plangebied bestaat uit verwilderd grasland. Het plangebied wordt ontsloten door het Keldermanspad, een weg die ter hoogte van het plangebied overgaat in een voetpad. Het plan voorziet in de herontwikkeling van de gronden. De twee (vervallen) schuren worden gesloopt. In plaats hiervan wordt een nieuwe woning gerealiseerd, op de locatie van de schuren. Aan deze gronden is de bestemming "Wonen" toegekend, met de aanduiding "bouwvlak". De bouwhoogte van de woning is maximaal 6 m, gelijk aan de goothoogte van de naastgelegen woningen op het Keldermanspad 1, 3 en 5. De inhoud en oppervlakte van de nieuwe bebouwing blijft nagenoeg gelijk ten opzichte van de twee bestaande schuren. Voor de woning wordt ruimte ingericht voor het parkeren van twee auto's. De gronden ter plaatse zijn bestemd voor "Verkeer - Verblijfsgebied". De overige gronden van het plangebied zijn bestemd voor "Groen". Op deze gronden zijn blijkens artikel 3.2 van de planregels geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

3.       [verzoekster] woont aan de [locatie A], direct ten noorden van het plangebied. [verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen het plan vanwege de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van haar woon- en leefomgeving.

4.       [verzoekster] betoogt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de inbreng van omwonenden in de inspraakprocedure.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat een vormvrije participatieprocedure is gevolgd. Een aantal omwonenden gaven aan dat de gronden onbebouwd moesten blijven, anderen vonden de vervallen schuren beter passen in de omgeving dan een nieuwe woning. De raad heeft besloten mee te werken aan het verzoek van initiatiefnemer om een nieuwe woning te mogen bouwen. De inbreng van omwonenden heeft ertoe geleid dat het bouwvlak aan beide zijden 1 m smaller is gemaakt. De bestemming "Tuin" en een deel van de bestemming "Wonen" aan de achterzijde is gewijzigd naar de bestemming "Groen". Aan het zuidelijke deel van de gronden met de bestemming "Groen" is de aanduiding "cultuurhistorische waarden" toegekend, ter bescherming van het zicht op de historische stadsmuur ten noorden van het plangebied, aldus de raad.

4.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. [verzoekster] heeft niet onderbouwd welke concrete inspraakverplichting de raad heeft geschonden. De omstandigheid dat de raad niet alle bezwaren van omwonenden heeft gehonoreerd en heeft besloten planologische medewerking te verlenen voor de woning betekent niet dat de inspraakprocedure gebrekkig is geweest. Het betoog slaagt niet.

5.       [verzoekster] betoogt dat bij het voorbereiden van het plan ervan is uitgegaan dat de woning bewoond zal worden door de eigenaar van het perceel/initiatiefnemer. Volgens [verzoekster] zijn er inmiddels aanwijzingen dat de woning verkocht zal worden, zodat het plan in zoverre alleen het financiële belang dient van de eigenaar.

5.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de gronden met de bestemming "Wonen" blijkens artikel 6.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn bestemd voor een woning, met dien verstande dat de woning door maximaal één huishouden mag worden bewoond. Het gaat hier om een "reguliere" woning. Deze woning mag niet worden gebruikt voor recreatiedoeleinden. Voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan is niet van belang of de huidige eigenaar zelf deze woning zal bewonen of dat hij de woning zal verkopen. Het betoog slaagt niet.

6.       [verzoekster] betoogt dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied beter wordt geborgd als het gemeentebestuur handhavend optreedt en gelast dat de twee vervallen schuren worden hersteld of gesloopt.

6.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat in de procedure tegen het plan beoordeeld moet worden of het voorziene initiatief in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat de omgeving, zoals [verzoekster] stelt, beter af is met een onbebouwd perceel en desnoods met twee vervallen schuren betekent niet dat een woning ruimtelijk niet past in de omgeving. De vraag of de woning onaanvaardbare gevolgen heeft voor de cultuurhistorische waarden van de omgeving zal hierna aan de orde komen.

7.       [verzoekster] betoogt dat het plan afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Het plangebied ligt in de nabijheid van de monumentale stadsmuur van Rhenen. De voorziene woning doet afbreuk aan het vrije zicht vanaf de uiterwaarden op de stadmuur en de binnenstad van Rhenen. De monumentencommissie heeft eerder negatief geadviseerd over woningbouw in het plangebied, aldus [verzoekster].

7.1.    Volgens de raad leidt het plan niet tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden van de omgeving. De woning wordt gerealiseerd op de plek van de bestaande schuren. Het ruimtebeslag van de woning is vergelijkbaar met dat van de schuren. Van belang is vooral dat de nieuwe woning niet breder wordt dan de schuren. De gronden rondom de woning zijn bestemd voor "Groen" en op deze gronden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet toegestaan. Dit betekent dat het zicht op de stadsmuur vanuit het zuiden niet wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie. Als extra waarborg is aan de gehele zuidelijke strook van het plangebied (bestemming "Groen") de aanduiding "cultuurhistorische waarden" toegekend. In artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, is bepaald dat deze gronden zijn aangewezen voor het behoud en de bescherming van het zicht op de historisch waardevolle stadsmuur. De raad stelt verder dat het genoemde advies van de monumentencommissie betrekking had op de bouw van twee woningen in het plangebied. Het nu voorliggende plan maakt één woning mogelijk. Aan de randvoorwaarden die de welstand- en monumentencommissie in haar advies van 22 april 2020 en 24 juni 2020 heeft gegeven voor de bouw van één woning wordt volgens de raad voldaan.

7.2.    Gelet op deze toelichting van de raad geeft wat [verzoekster] heeft aangevoerd de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de woning leidt tot een ernstige aantasting van de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter dat het zicht op de historische stadsmuur niet wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie, omdat de woning op de locatie van de bestaande schuren wordt gerealiseerd en even breed is, of zelfs iets smaller. Het betoog slaagt niet.

7.3.    Op de zitting heeft [verzoekster] nog gesteld dat de te verwachten concrete uitvoering van de toekomstige woning niet passend zal zijn in de omgeving. De voorzieningenrechter overweegt dat dit bezwaar gaat over aspecten van welstand, die niet van belang zijn voor de planprocedure. De vraag of de woning vanuit welstandsoogpunt aanvaardbaar is, komt aan de orde bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

8.       Wat [verzoekster] voor het overige heeft aangevoerd geeft voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening, of anderszins in strijd is met het recht.

Conclusie

9.       Gelet op wat hiervoor is geoordeeld dient het verzoek te worden afgewezen.

Proceskosten

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Milosavljević
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023

739