Uitspraak 202201089/2/A3


Volledige tekst

202201089/2/A3.
Datum beslissing: 17 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Bij brief, ingekomen op 8 mei 2023, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. N. Verheij (hierna: de staatsraad), als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak met nummer 202201089/1/A3.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De staatsraad heeft geen schriftelijke reactie ingediend.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De wrakingskamer van de Afdeling heeft het verzoek om wraking ter zitting behandeld op 12 mei 2023, waar [verzoeker] via een videoverbinding is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 12 mei 2023 heeft de wrakingskamer van de Afdeling het verzoek om wraking van de staatsraad afgewezen.

Overwegingen

Daartoe heeft de wrakingskamer van de Afdeling het volgende overwogen.

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.

3.       Samengevat weergegeven heeft [verzoeker] aan het verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad vooringenomen en partijdig is, omdat hij zijn verzoek om uitstel van de behandeling op zitting heeft afgewezen. [verzoeker] heeft om uitstel gevraagd, omdat volgens hem het dossier incompleet is omdat er nieuwe besluiten door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn genomen die door de minister niet zijn overgelegd. Zonder de nieuwe besluiten op te nemen in het dossier, kunnen deze niet inhoudelijk worden betrokken en is volgens [verzoeker] geen sprake van een eerlijk proces. Door de zitting niet uit te stellen, terwijl bekend is dat niet alle relevante stukken in het dossier zitten, handelt de staatsraad in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit handelen van de staatsraad getuigt volgens [verzoeker] van vooringenomenheid en partijdigheid, omdat hieruit blijkt dat de staatsraad zich al voor de zitting een definitief oordeel heeft gevormd over het al dan niet toelaten van de door [verzoeker] bedoelde stukken.

4.       De wrakingskamer van de Afdeling heeft overwogen dat het standpunt van [verzoeker] dat de staatsraad partijdig of vooringenomen is, of de schijn daartoe heeft gewekt, betrekking heeft op de beoordeling van de inhoud van de stukken die [verzoeker] overgelegd wil zien. De beoordeling of de stukken toegelaten worden, is een processuele beslissing die aan de staatsraad is. De vraag of dit soort beslissingen juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, omdat het instrument van wraking volgens vaste rechtspraak niet is bedoeld om als een rechtsmiddel tegen dergelijke processuele beslissingen te worden gebruikt. Zulke processuele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze op zich, dan wel in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad die de beslissingen heeft genomen. Uit de processuele beslissing in dit geval is naar het oordeel van de wrakingskamer van de Afdeling niet gebleken van vooringenomenheid of partijdigheid. Anders dan [verzoeker] betoogt, is de beslissing om de stukken al dan niet toe te laten, nog niet definitief. Op de zitting kan [verzoeker] immers toelichten dat en waarom die stukken noodzakelijk zijn met het oog op een volledige beoordeling van het hoger beroep. Op basis daarvan kan de staatsraad een definitieve beslissing nemen over het al dan niet toelaten van de stukken. Dat het volgens [verzoeker], zoals hij op de zitting van de wrakingskamer van de Afdeling heeft opgemerkt, zonde van de tijd is om op de zitting te praten over processuele aspecten van het geschil, maakt niet dat hieruit vooringenomenheid of partijdigheid van de staatsraad kan worden opgemaakt.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Meijer
voorzitter

w.g. Tibold
griffier

853