Uitspraak 202207194/2/A3


Volledige tekst

202207194/2/A3.
Datum beslissing: 16 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 november 2022 in zaak nr. 21/1193 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpschef van politie.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 november 2022 in zaak nr. 21/1193.

De korpschef heeft de vertrouwelijke versies van twee gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het gaat om twee registraties van de politie.

Overwegingen

Het verzoek

1.       De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. De registraties bevatten politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg). Dat soort gegevens mogen niet aan betrokkenen worden verstrekt omdat ze vertrouwelijk zijn. In de registraties staan bovendien gegevens van derden. Hun persoonlijke levenssfeer wordt aangetast als [appellant] die gegevens krijgt, aldus de korpschef.

De reactie van [appellant]

2.       [appellant] vindt dat de korpschef niet pas in hoger beroep nieuwe stukken mag inbrengen. Zijn recht op een eerlijk proces wordt geschonden. De korpschef heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat er geen geschoonde versie kan worden verstrekt.

De beoordeling door de Afdeling

3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.       Het gaat in deze zaak niet om een inzageverzoek, maar om een verzoek van [appellant] om zijn gegevens te rectificeren, verwijderen of vernietigen. De korpschef heeft dat verzoek afgewezen en de rechtbank heeft het beroep daartegen ongegrond verklaard.

5.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de twee registraties. Allereerst stelt zij vast dat het gaat om dezelfde stukken als die bij de rechtbank zijn overgelegd. De veronderstelling van [appellant] dat het gaat om nieuwe documenten is dus niet juist.

De Afdeling stelt verder vast dat in de registraties zowel gegevens van [appellant] als van derden staan. Al deze gegevens moeten worden aangemerkt als politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. Met de korpschef vindt de Afdeling dat voor dit soort gegevens een bijzondere geheimhoudingsregeling geldt. Het enkele feit dat het gaat om dit soort politiegegevens betekent echter niet automatisch dat sprake is van gewichtige redenen die een beperkte kennisneming rechtvaardigen. De Afdeling heeft dit eerder geoordeeld in haar overzichtsuitspraak van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367.

5.1.    Voor zover de registraties gegevens van [appellant] bevatten heeft de korpschef geen andere belangen aangevoerd die in het gedrang komen als de gegevens aan [appellant] zouden worden gegeven. Zoals de Afdeling hiervoor heeft overwogen, is het enkele feit dat het gaat om politiegegevens onvoldoende om te oordelen dat aan het belang van [appellant], om kennis te nemen van die gegevens, een minder zwaar gewicht moet worden toegekend. In zoverre vindt de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.

6.       Voor zover het gegevens van derden betreft heeft de korpschef betoogd dat ook de persoonlijke levenssfeer van die derden aan de orde is. De Afdeling vindt dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in zoverre zwaarder weegt dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de gegevens van derden.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de hiervoor genoemde uitspraak van 10 juni 2020 is de beperkingsmogelijkheid bij toepassing van de regeling van artikel 8:29 van de Awb met zodanige waarborgen omkleed, dat het recht op een eerlijk proces daarmee niet in zijn essentie wordt beperkt. Zij volgt [appellant] niet in zijn betoog dat zijn recht op een eerlijk proces wordt geschonden.

7.       Indien de korpschef geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel III. aangeduide verzoek om een geschoonde versie van de registraties toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe voor zover het gegevens van derden betreft;

II.       wijst het verzoek af voor zover het gegevens van [appellant] betreft;

III.      verzoekt de korpschef van politie binnen 30 dagen na heden een geschoonde versie van de registraties aan de Afdeling en [appellant] toe te sturen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023

290