Uitspraak 202302475/1/V1


Volledige tekst

202302475/1/V1.
Datum uitspraak: 17 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 maart 2023 in zaak nr. 22/6254 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).

Procesverloop

Bij brief van 19 september 2022 heeft Vluchtelingenwerk Nederland aan de vreemdeling meegedeeld dat hij op 6 oktober 2022 om 11.00 uur wordt verwacht bij de aan hem voorgedragen woning.

Op 6 oktober 2022 heeft de vreemdeling die woning geweigerd.

Bij brief van 21 oktober 2022 heeft het COa de vreemdeling uitgenodigd voor een gesprek over die weigering.

Bij uitspraak van 15 maart 2023 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door de vreemdeling tegen die brieven ingestelde beroep kennis te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van den Oosterkamp
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023

941