Uitspraak 202205300/2/V6


Volledige tekst

202205300/2/V6.
Datum beslissing: 12 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Utrecht,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 27 juli 2022 in zaak nr. 22/377 in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 27 juli 2022 in zaak nr. 22/377.

De staatssecretaris heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke versie van één gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.

Het betreft een telefoonnotitie die de staatssecretaris heeft opgesteld naar aanleiding van een nadere bevraging van Bureau Documenten over de verklaring van onderzoek van 19 december 2019 met nr. 210.648 en de verklaring van de ambassade van Burundi van 14 februari 2020.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.

2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.       De staatssecretaris heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de telefoonnotitie informatie bevat over bronmateriaal en de door Bureau Documenten gebruikte onderzoeksmethoden. Volgens de staatssecretaris kan het prijsgeven van die informatie leiden tot verbetering of verandering van de vervalsing van documenten en kan dit lopende en toekomstige onderzoeken beïnvloeden en bemoeilijken. Dit kan de werkwijze van Bureau Documenten zeer ernstig belemmeren en dat kan ertoe leiden dat documenten niet meer op authenticiteit te beoordelen zijn, aldus de staatssecretaris.

4.       De Afdeling heeft kennisgenomen van het vertrouwelijk overgelegde stuk. Dit stuk bevat informatie over hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies over het door [appellante] overgelegde paspoort is gekomen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de bescherming van de werkwijze van Bureau Documenten zwaarder dan het belang dat [appellante] kennisneemt van het stuk. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat kennisneming van de informatie over methoden van onderzoek en bronmateriaal zou kunnen leiden tot verbetering of verandering van de vervalsing van documenten en daarmee de belemmering van de werkwijze van Bureau Documenten.

5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Kesteren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2023

897