Uitspraak 202301915/1/R2 en 202301915/2/R2


Volledige tekst

202301915/1/R2 en 202301915/2/R2.
Datum uitspraak: 11 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Veghel, gemeente Meierijstad,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost­Brabant van 17 maart 2023 in zaak nrs. 23/578 en 23/496 in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2022 heeft het college de aanvraag van [partij] voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning aan de [locatie] in Veghel ingewilligd.

Bij besluit van 17 februari 2023 heeft het college de omgevingsvergunning gewijzigd.

Bij besluit van 20 februari 2023 heeft het college het door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank het door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2023, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, zijn verschenen. Verder is op zitting [partij], bijgestaan door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, rechtsbijstandverlener te ‘s-Hertogenbosch, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het college heeft een omgevingsvergunning verleend aan [partij] voor de bouw van een vrijstaande woning. [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn de directe buren van [partij] en zijn het niet eens met de bouwplannen, omdat bij de woning ook een gedeelte wordt aangebouwd tot direct op de erfgrens. [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn bang dat daardoor hun carport volledig dicht wordt gezet en zij nagenoeg geen licht meer in hun keuken en bijkeuken hebben.

1.1.    In deze uitspraak is de vraag aan de orde of het gedeelte dat wordt aangebouwd ook een ‘aanbouw’ is in de zin van het geldende bestemmingsplan. Alleen dan mag de aanbouw tot op de erfgrens worden gebouwd. Als dat deel van het gebouw geen aanbouw is, dan moet minimaal 3 meter afstand tot de erfgrens worden bewaard.

1.2.    De Afdeling doet in deze uitspraak direct uitspraak op het hoger beroep en dus niet alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening. In dit geval draagt nader onderzoek namelijk redelijkerwijs niet bij aan de beoordeling van de zaak en ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Hoger beroep

2.       [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bebouwingsgedeelte waar zij bezwaar tegen hebben, een aanbouw is. Volgens hen is het gedeelte in zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en ruimtelijk visueel opzicht niet ondergeschikt aan de woning van [partij]. Het heeft namelijk nagenoeg dezelfde oppervlakte als de rest van de woning. Ook heeft het gedeelte een eigen voordeur en grotendeels eigen voorzieningen.

Aanbouw

2.1.    In het geldende bestemmingsplan ‘Kom Eerde’ staat een definitie van ‘aanbouw’: ‘een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt’ (artikel 1.14, onder a, van de planregels).

2.2.    De definitie heeft meerdere vereisten waaraan een aanbouw moet voldoen. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het vereiste ‘in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht ondergeschikt’. De Afdeling gaat daarom alleen op dit vereiste in.

2.3.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat aan het vereiste ‘in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht ondergeschikt’ wordt voldaan. Op basis van de tekeningen bij de aanvraag is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het gedeelte in bouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de rest van de woning, omdat het naar achteren is geplaatst (achter de voorgevelrooilijn) en een lagere hoogte heeft dan de rest van de woning. Omdat in de definitie van aanbouw staat ‘en/of [in] ruimtelijk visueel opzicht ondergeschikt’, is het voldoende dat de aanbouw in bouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is en heeft de rechtbank terecht geen doorslaggevende betekenis toegekend aan de maatvoering van de aanbouw. Ook het feit dat het gedeelte een eigen buitendeur heeft en er bepaalde voorzieningen in zijn voorzien, zoals een keukenblok, maakt niet dat niet aan het vereiste ‘in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht ondergeschikt’ wordt voldaan. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

3.       Het hoger beroep is ongegrond. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Dit betekent dat de omgevingsvergunning nu onherroepelijk is en de procedure ten einde is.

4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023

638