Uitspraak 202203439/1/V2


Volledige tekst

202203439/1/V2.
Datum uitspraak: 8 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 mei 2022 in zaak nr. NL22.2450 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, afgewezen.

Bij besluit van 10 februari 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, heeft zij niet in beroep bij de rechtbank aangevoerd. Dat betekent dat de vreemdeling niet uitlegt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Sluis
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2023

802-1065