Uitspraak 202002780/1/R2


Volledige tekst

202002780/1/R2.
Datum uitspraak: 10 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1] en anderen, wonend en gevestigd te Weert,

2.       [appellant sub 2] en anderen, wonend te Weert,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], wonend te Weert,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Weert,

verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 11 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebieden 2019" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 12 december 2022, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1] en [gemachtigde A] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2] en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en ing. M.W. Arts, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Stichting HQ Weert, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], en Stichting Jeugdcommissie, vertegenwoordigd door [gemachtigde D] en [gemachtigde E], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor een aantal woongebieden in de gemeente Weert. Het plan heeft over het algemeen een conserverend karakter en dient ter vervanging van een aantal bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Daarnaast voorziet het voorliggende plan op een aantal locaties in nieuwe ontwikkelingen.

[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] kunnen zich niet verenigen met verschillende onderdelen van het onderhavige plan.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

2.       [appellant sub 1] en anderen richten zich tegen het plandeel voor het perceel de IJzerenmanweg 15. Zij kunnen zich er niet mee verenigen dat aan dit perceel gedeeltelijk de functieaanduiding "horeca van categorie 1" wordt toegekend, waarmee bij openluchttheater "De Lichtenberg" een horecavoorziening wordt mogelijk gemaakt. Zij vrezen dat als gevolg hiervan hun woon- en leefklimaat op onevenredige wijze zal worden aangetast.

Ontvankelijkheid

3.       De raad stelt dat [appellant sub 1] en anderen geen belanghebbenden zijn, nu de dichtstbijzijnde woning aan de Rubenslaan 4 is gelegen op 200 m van het onderhavige plandeel en de andere woningen op een nog grotere afstand zijn gelegen. Daarnaast stelt de raad dat het niet duidelijk is of het plandeel valt onder het werkgebied van de stichting "Wijkraad rond de Kazerne".

3.1.    De Afdeling heeft haar rechtspraak over de ontvankelijkheid van de beroepen tegen de omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb gewijzigd. Aanleiding daarvoor was het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7. Aan belanghebbenden zal in dergelijke omgevingsrechtelijke zaken niet langer worden tegengeworpen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit (uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786). Voor niet-belanghebbenden geldt dat zij beroep kunnen instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten, mits zij een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of ingeval hen niet kan worden verweten dat zij dat hebben nagelaten (zie de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953). Dit betekent dus dat bij omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb, artikel 6:13 van de Awb alleen nog zal worden tegengeworpen aan niet-belanghebbenden die verwijtbaar geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. Daargelaten de vraag of [appellant sub 1] en anderen belanghebbenden zijn, is pas bij de vaststelling van het plan aan het perceel aan de IJzerenmanweg 15 deze functieaanduiding "horeca van categorie 1" toegekend, waardoor [appellant sub 1] en anderen aldus niet kan worden verweten dat zij daartegen geen zienswijzen hebben ingediend. Dat betekent dat, gelet op wat de Afdeling heeft overwogen in de voornoemde uitspraken, het beroep van [appellant sub 1] en anderen hoe dan ook ontvankelijk is.

Procedureel

Voorbereidingsprocedure

4.       [appellant sub 1] en anderen stellen dat voor de voorziene ontwikkeling op het perceel IJzerenmanweg 15 de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb niet is doorlopen. Volgens hen heeft de raad de nieuwe ontwikkeling en daaraan ten grondslag gelegde ruimtelijke motivering pas bij de vaststelling van dit plan meegenomen, terwijl het niet gaat om een wijziging van ondergeschikte aard. Zij betogen dat door deze gang van zaken geen mogelijkheid is geboden om hiertegen zienswijzen in te dienen en dat er over die wijziging ook anderszins niet is gecommuniceerd. Tot slot stellen zij dat deze bestemmingsplanwijziging ook niet of onvoldoende is gemotiveerd.

4.1.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerpplan. Alleen als de afwijkingen van dit ontwerpplan naar aard en omvang zo groot zijn dat er een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen. Uit het besluit tot vaststelling van het plan blijkt dat bij het ontwerpplan binnen de hele bestemming "Cultuur en ontspanning" ondergeschikte horeca en horecabedrijf waren toegestaan. Bij het gewijzigd vastgestelde plan is, net als bij het ontwerpplan, binnen de hele bestemming "Cultuur en ontspanning" ondergeschikte horeca toegestaan, maar is verder de functieaanduiding "horecabedrijf" verwijderd en is aan een deel van deze gronden nu de functieaanduiding "horeca van categorie 1" toegekend. Uit de verbeelding, bezien in samenhang met de planregels, blijkt dat buiten deze functieaanduiding geen horeca van categorie 1 mogelijk is. Voorts vormt de omvang van deze gronden maar een klein gedeelte van het hele plangebied. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat deze wijziging naar aard en omvang niet zodanig is dat er een wezenlijk ander plan voorligt en de raad gehouden zou zijn eerst een gewijzigd ontwerpplan ter inzage te leggen.

Het betoog slaagt niet.

Inhoudelijk

Milieueffectrapportage en planbegrenzing

5.       [appellant sub 1] en anderen stellen dat het onderhavige plan en de ontwikkeling van de naastgelegen Van Horne Kazerne moeten worden beschouwd als één project, waarvoor gelet op de kenmerken, de locatie en de mogelijke effecten een milieueffectrapportage had moeten worden opgesteld. Daartoe voeren zij aan dat voor de herontwikkeling van het openluchttheater en de kazerne één gebiedsvisie is opgesteld. Volgens hen kunnen de ontwikkelingen niet los van elkaar worden beschouwd en is sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject waarvoor aldus één milieueffectrapportage had dienen te worden opgesteld.

Verder stellen [appellant sub 1] en anderen dat de raad, gelet op de onderlinge samenhang, voor de herontwikkeling van het openluchttheater en de kazerne één bestemmingsplan had moeten vaststellen.

5.1.    De Afdeling stelt voorop dat in paragraaf 4.2.6 van de ruimtelijke onderbouwing een m.e.r.-beoordeling is verricht om te bezien of de beoogde ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Zoals ook in paragraaf 4.2.6 van de plantoelichting staat beschreven, kunnen volgens de raad gelet op deze kenmerken, locatie en effecten van het project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling worden uitgesloten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen milieueffectrapportage hoefde te worden opgesteld. De Afdeling overweegt voorts dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat de toekomstige plannen voor de "Van Horne Kazerne" niet zodanig samenhangen met het plan dat deze bij beantwoording van de vraag of een milieueffectrapportage diende te worden opgesteld als één activiteit hadden moeten worden beschouwd.

Het betoog slaagt niet.

5.2.    De Afdeling overweegt verder dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In wat [appellant sub 1] en anderen hebben betoogd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij neemt de Afdeling nog in aanmerking dat tussen deze ontwikkelingen geen sprake is van een zodanige ruimtelijke samenhang dat deze ontwikkelingen in één plan hadden moeten worden opgenomen.

Het betoog slaagt niet.

Horecamogelijkheden

6.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat er ter plaatse van de gronden met de aanduiding "horeca van categorie 1" ook zware vormen van horeca zijn toegestaan met alle gevolgen voor het woon- en leefklimaat van dien. Daarbij stellen zij dat initiatiefnemer uitsluitend een restaurant heeft aangevraagd en dat geen noodzaak bestaat voor andere (zwaardere) vormen van horeca die binnen de functieaanduiding "horeca van categorie 1" zijn toegelaten, zoals een dancing en een nachtclub. Verder betogen zij dat de functieaanduiding "horeca van categorie 1" ten onrechte aan zowel de horecagelegenheid als het openluchttheater is toegekend. Ten slotte betogen zij dat ten onrechte een dakterras op de voorziene horecagelegenheid is toegelaten.

6.1.    De Afdeling overweegt dat de raad ter zitting heeft erkend dat deze functieaanduiding "horeca van categorie 1" zwaardere horecavormen toelaat dan het aangevraagde restaurant en dat die functieaanduiding bovendien aan zowel de voorziene horecagelegenheid als het openluchttheater is toegekend. De raad heeft in de na deze zitting overlegde reactie van 20 december 2022 te kennen gegeven dat met partijen overeenstemming is bereikt over de toe te laten horecamogelijkheden alsmede het uitsluiten van een dakterras. Hiermee heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling aldus op een ander standpunt gesteld dan de raad in het besteden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit voor zover aan het perceel aan de IJzerenmanweg 15 de functieaanduiding "horeca van categorie 1" is toegekend, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

Conclusie

7.       Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover aan het perceel IJzerenmanweg 15 de functieaanduiding "horeca van categorie 1" is toegekend. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant sub 1] en anderen die zich richten tegen de voornoemde functieaanduiding derhalve geen bespreking meer.

Verzoek om zelf in de zaak te voorzien

8.       De raad heeft de Afdeling verzocht om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in deze zaak te voorzien. De raad heeft in de nadere reactie van 20 december 2022 voorgesteld om de onderhavige planregeling als volgt te wijzigen:

- Op de verbeelding de aanduiding "horeca van categorie 1" van het perceel aan de IJzerenmanweg 15 te verwijderen en alleen aan het bouwvlak van de horecavoorziening de aanduiding "horeca van categorie 3" toe te kennen.

- In artikel 1.69 van de planregels op te nemen: "horeca van categorie 3: een bedrijf dat gericht is op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een restaurant, tearoom en/of lunchroom, zonder bezorg- en/of afhaalservice. De verhuur van een (zaal)ruimte is uitsluitend toegestaan ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten zoals vergaderingen, presentaties, congressen en productpresentaties. Hieronder vallen niet recepties, feesten, partijen, muziek en/of dansevenementen of andere daarmee qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbare activiteiten".

- Artikel 1.69 tot en met artikel 1.141 van de planregels te vernummeren naar artikel 1.70 tot en met artikel 1.142 van de planregels.

- Artikel 9.1.1, sub f, van de planregels te wijzigen naar "het uitoefenen van horeca van categorie 3 uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3"".

- In artikel 9.5.1, sub f, van de planregels op te nemen "een dakterras".

8.1.    Tussen de raad, de initiatiefnemer en [appellant sub 1] en anderen is overeenstemming is bereikt over het voorstel om de planregeling te wijzigen. Verder is niet aannemelijk dat derde-belanghebbenden in hun belangen kunnen worden geschaad. De Afdeling ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, op hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats zal treden van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd. De Afdeling zal hierbij hoofdzakelijk het voorstel van de raad volgen, maar zal wel in een afwijkende nummering van de planregels voorzien.

Verwerking op de landelijke voorziening

9.         Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

10.     De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] en anderen vergoeden.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen

11.     [appellant sub 2] en anderen zijn van mening dat aan het perceel aan de Altweerterkapelstraat 1 ten onrechte naast de bestemming "Sport" en "Bos" gedeeltelijk de functieaanduidingen "maatschappelijk", "specifieke vorm van sport - blokhut-jeugdaccommodatie" en "specifieke vorm van bos - speelbos" zijn toegekend om ter plaatse van het hoofdgebouw en een blokhut alsmede het speelbos bedrijfsmatige kinderopvang mogelijk te maken. Zij betogen dat er niet alleen kinderopvang, maar ook andere maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan en niet duidelijk is welke activiteiten binnen deze bestemming precies allemaal kunnen plaatsvinden. Zij stellen dat deze maatschappelijke voorzieningen onaanvaardbaar nadelige effecten zouden kunnen hebben voor hun woon- en leefklimaat. Daartoe voeren zij aan dat de raad niet voldoende onderzoek heeft verricht naar de mogelijke gevolgen van deze ontwikkelingen op grond van de maximale planologische mogelijkheden en dat de verwijzing naar de VNG-brochure in het voorliggende geval niet volstaat. Daarbij voeren zij aan dat deze blokhut inmiddels in gebruik is voor kinderopvang en dat het aanwezige speelbos daarvoor eveneens wordt gebruikt. Ten slotte stellen zij dat de afstand van het aanwezige speelbos tot hun woningen kleiner is dan de door de raad aangehouden richtafstand van 30 m uit de VNG-brochure.

11.1.  De Afdeling stelt vast dat aan het perceel Altweerterkapelstraat 1 de bestemmingen "Sport" en "Bos" zijn toegekend. Aan het hoofdgebouw is de functieaanduiding "maatschappelijk" toegekend en aan een blokhut is de functieaanduiding "specifieke vorm van sport - blokhut-jeugdaccommodatie" toegekend om ter plaatse maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken.

Verder is aan het bos bij deze blokhut de functieaanduiding "specifieke vorm van bos - speelbos" toegekend om ook dat gebruik (planologisch) te regelen. Daarnaast is een tweede blokhut, waar [appellant sub 2] en anderen op de zitting op hebben gewezen, niet in het voorliggende plan meegenomen.

De raad heeft gemotiveerd dat het hoofdgebouw en de blokhut al geruime tijd worden gebruikt ten behoeve van scouting- en jeugdactiviteiten en dat daaraan nu andere maatschappelijke voorzieningen worden toegevoegd. De raad heeft uiteengezet dat het plan in lijn met het gemeentelijk beleid zal bijdragen aan het "meervoudig gebruik" van maatschappelijke voorzieningen. Hoewel de functieaanduiding "maatschappelijk" niet is gedefinieerd volgt uit artikel 7.1.1, aanhef en onder d, en artikel 16.1.1, aanhef en onder b, van de planregels dat de gronden met deze functieaanduiding zijn bestemd voor de maatschappelijke doeleinden, waaronder in artikel 1.82 van de planregels wordt verstaan "maatschappelijke, sociale, educatieve, medische, culturele, levensbeschouwelijke en/of religieuze voorzieningen en de voorzieningen ten behoeve van overheids- en openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen." De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] en anderen hebben betoogd aldus geen aanleiding voor het oordeel dat het voorliggende plan rechtsonzeker zou zijn.

Daarnaast heeft de raad nader gemotiveerd dat het toevoegen van de maatschappelijke voorzieningen ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht en dat als gevolg daarvan geen onaanvaardbare gevolgen zullen ontstaan voor het woon-en leefklimaat van omwonenden. Daarbij is van belang dat de raad onder verwijzing naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG (hierna: VNG-brochure) heeft uiteengezet dat voor buurt- en clubhuizen een richtafstand van 30 m wordt aanbevolen wegens mogelijke geluidhinder en dat die richtafstand ook van toepassing is voor kinderopvang. Zoals de raad ook te kennen heeft gegeven, zijn de woningen van [appellant sub 2] en anderen gelegen op meer dan 50 m afstand van de blokhut en het hoofdgebouw die mede voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder kinderopvang, zijn aangewezen, waardoor aan de richtafstand van 30 m uit de VNG-brochure wordt voldaan. Hoewel niet is uitgesloten dat, zoals [appellant sub 2] en anderen stellen, ter plaatse van hun percelen enige mate van geluidsoverlast kan worden ervaren van de (buitenspelende) kinderen bij de kinderopvang, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de geluidsoverlast van deze kinderopvang niet onaanvaardbaar zal zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door de raad en de initiatiefnemer is uiteengezet dat sprake is van een betrekkelijk kleinschalige kinderopvang die hoofdzakelijk in de ochtend- en middagperiode is geopend en dat voorts door middel van een afsluiting is geregeld dat kinderen alleen in de onmiddellijke nabijheid van het hoofdgebouw en de blokhut buiten kunnen spelen. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het onderhavige plan dan ook geen (aanvullend) akoestisch onderzoek behoefde uit te voeren.

Gelet op het vorenstaande komt de Afdeling tot de conclusie dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant sub 2] en anderen door deze kinderopvang aldus niet zodanige geluidsoverlast zullen ondervinden dat de raad het voorliggende plan in zoverre vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar heeft kunnen achten.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en proceskosten

12.     Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ongegrond.

13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van [appellant sub 3]

14.     [appellant sub 3] kan zich niet in het voorliggende plan vinden, voor zover in artikel 21.4.6, aanhef en onder b, van de planregels de voorwaarde is opgenomen dat voor de bouw van de nieuwe woningen binnen één jaar na inwerkingtreding van het onderhavige plan een ontvankelijke aanvraag om de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient te zijn ingediend.

Hij is van mening dat deze termijn te kort is en dat een ruimere termijn moet worden geboden voor het indienen van een ontvankelijke aanvraag. Hij stelt dat deze voorwaarde de verkoop van het perceel niet aantrekkelijk zal maken en aldus een vertragende werking zal hebben op de eventuele verkoop.

14.1.  Artikel 21.4.6, aanhef en onder a en b, van de planregels luidt:

"Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - afwijkingsgebied 2" afwijken van het bepaalde overeenkomstig 21.2.2 sub b. onder 1. tot en met 3. voor de bouw van maximaal twee woningen, met dien verstande dat:

a. de nieuw op te richten woning voldoet aan het bepaalde in artikel 21.2;

b. binnen 1 jaar na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een ontvankelijke aanvraag om Omgevingsvergunning voor de bouw van de woning(en) moet zijn ingediend."

14.2.  De Afdeling overweegt dat de raad in de zienswijzennota onder de verwijzing naar het eindverslag inspraak voorontwerpplan, dat als bijlage bij het plan is gevoegd, heeft onderbouwd waarom de gehanteerde termijn van één jaar in artikel 21.4.6, aanhef en onder b, van de planregels aanvaardbaar is geacht. De raad heeft daarbij te kennen gegeven dat binnen deze gekozen termijn een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen zal moeten zijn ingediend en de vergunning dus nog niet hoeft te zijn verleend en dat eventueel nog ontbrekende gegevens ook hierna nog zouden kunnen worden ingediend. Verder heeft de raad onderbouwd dat onder het vorige bestemmingsplan aan het perceel een uit te werken woonbestemming was toegekend, maar dat er nooit om uitwerking is verzocht. Daarnaast heeft de raad gemotiveerd dat er belang bestaat bij het binnen afzienbare termijn benutten van bouwtitels om te kunnen voldoen aan de bestaande woningbouwopgave die volgt uit onder meer de "Structuurvisie Midden-Limburg". De raad heeft onderbouwd dat als bouwtitels niet worden benut dit ten koste gaat van mogelijkheden om op andere locaties in nieuwbouw te voorzien. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in artikel 21.4.6, aanhef en onder b, van de planregels redelijkerwijs de voorwaarde heeft kunnen opnemen dat er binnen een jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van deze woningen dient te zijn ingediend. Overigens heeft de raad op de zitting laten weten dat inmiddels toepassing is gegeven aan de onderhavige afwijkingsbevoegdheid en dat de betreffende woningen ook al daadwerkelijk zijn gebouwd.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en proceskosten

15.     Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.

16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Weert van 11 maart 2020 waarbij bestemmingsplan "Woongebieden 2019" is vastgesteld, voor zover aan het perceel aan de IJzerenmanweg 15 de functieaanduiding ’horeca van categorie 1‘ is toegekend;

III.      bepaalt dat:

i. op de verbeelding aan het gedeelte van het bouwvlak alwaar de horecavoorziening is voorzien op het perceel IJzerenmanweg 15 de functieaanduiding ’horeca van categorie 3‘ wordt toegekend;

ii. in een nieuw artikel 1.68a van de planregels wordt opgenomen: "horeca van categorie 3: een bedrijf dat gericht is op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een restaurant, tearoom en/of lunchroom, zonder bezorg- en/of afhaalservice. De verhuur van een (zaal)ruimte is uitsluitend toegestaan ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten zoals vergaderingen, presentaties, congressen en productpresentaties. Hieronder vallen niet recepties, feesten, partijen, muziek en/of dansevenementen of andere daarmee qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbare activiteiten";

iii. artikel 9.1.1, sub f, van de planregels wordt gewijzigd naar "het uitoefenen van horeca van categorie 3 uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 3‘";

iv. aan artikel 9.5.1 van de planregels wordt toegevoegd een nieuw sub f. ‘dakterras’;

IV.      bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd;

V.       draagt de raad van de gemeente Weert op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.      verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] ongegrond;

VII.     veroordeelt de raad van de gemeente Weert tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €2147,25, met dien verstande dat bij betaling van het genoemde bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Weert aan [appellant sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van €354,- vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van het genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. K. van Baaren, griffier.

w.g. Verheij
voorzitter

w.g. Van Baaren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023

914