Uitspraak 202200944/1/A3


Volledige tekst

202200944/1/A3.
Datum uitspraak: 10 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2021 in zaak nr. 21/1154 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2020 heeft het college een verzoek van [appellant] op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 20 januari 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

[appellant] heeft de Afdeling toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verleend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.I. L'Ghdas, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Kappelhof, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] heeft op 28 mei 2020 het college verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens. [appellant] heeft op 23 juni 2020 desgevraagd verduidelijkt dat zijn inzageverzoek ziet op privé-gegevens en zakelijke gegevens in alle data en dossiers bij de gemeente en die extern met verschillende diensten zijn gedeeld. Het college heeft op 4 september 2020 een overzicht van de gevonden persoonsgegevens en documenten in gelakte vorm verstrekt aan [appellant]. Het deel van het verzoek dat is gericht op alle data en dossiers heeft het college afgewezen, omdat het niet mogelijk is aan het verzoek te voldoen. Volgens het college heeft het meermaals [appellant] de gelegenheid geboden zijn verzoek te specificeren en is uitvraag gedaan bij een aantal afdelingen. Omdat [appellant] zijn verzoek niet heeft gespecificeerd en verder geen documenten zijn aangetroffen, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat niet meer documenten voorhanden zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet ongeloofwaardig is dat er niet meer persoonsgegevens zijn. [appellant] heeft volgens de rechtbank geen concrete aanknopingspunten aangeleverd voor zijn standpunt dat er meer verwerkte persoonsgegevens moeten zijn. Dat [appellant] al jaren een conflict met de gemeente heeft, maakt dit niet anders, aldus de rechtbank.

Beoordeling

2.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.

3.       Ter zitting heeft [appellant] de Afdeling gevraagd nauwkeurig te kijken of in de aan hem verstrekte stukken ten onrechte informatie is weggelakt. De Afdeling heeft kennis genomen van de geheime stukken en heeft onderzocht of in de weggelakte delen persoonsgegevens van [appellant] zijn opgenomen. De Afdeling is van oordeel dat dit niet het geval is. De niet verstrekte passages betreffen persoonsgegevens van derden dan wel informatie die niet is aan te merken als een persoonsgegeven. De Afdeling betrekt daarbij de informatie die is opgenomen in het bij het besluit van 4 september 2020 verstrekte overzicht van persoonsgegevens. Verder gaat het bij een aantal van de documenten om overzichten met persoonsgegevens, waarin naast gegevens van [appellant] ook die van (veel) andere personen zijn opgenomen. Daardoor zijn grote delen van die overzichten gelakt. Het voorgaande betekent dat alle in de desbetreffende documenten opgenomen persoonsgegevens aan [appellant] zijn verstrekt.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Leeuwen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023

373-1013