Uitspraak 202200752/1/A3


Volledige tekst

202200752/1/A3.
Datum uitspraak: 10 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Almere,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 23 december 2021 in zaak nr. 21/4053 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Almere.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2021 heeft het college een aanvraag van [appellant] voor een urgentieverklaring afgewezen.

Bij besluit van 7 september 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2023.

Overwegingen

1.       [appellant] heeft in een brief van 17 april 2023 aan de Afdeling te kennen gegeven geen belang meer te hebben bij een uitspraak op zijn hoger beroep. Hij heeft op 22 maart 2023 namelijk een huurovereenkomst voor een huurwoning ondertekend. [appellant] heeft dus bereikt wat hij met zijn hoger beroep wilde bereiken.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Leeuwen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023