Uitspraak 202200700/1/R4


Volledige tekst

202200700/1/R4.
Datum uitspraak: 3 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

verzoekster,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2692.

Procesverloop

Bij uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2692, heeft de Afdeling het verzoek van [verzoekster] om de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1634, te herzien, afgewezen. De uitspraak van 1 december 2021 is aangehecht.

[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht de uitspraak van 1 december 2021 te herzien.

[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2023, waar [verzoekster], in persoon, en het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden, vertegenwoordigd door mr. J.A. Duijster-de Boef, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Bij uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3577, heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van 29 juni 2015 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 19 november 2018 ongegrond verklaard. Die besluiten zien op de bestemmingsplannen "Buitengebied Zederik" (zaak nr. 201901164/1/R2) en "Reparatieplan Buitengebied" (zaak nr. 201900576/1/R2). [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht om deze uitspraak te herzien. Zij heeft daartoe twee afzonderlijke verzoeken om herziening ingediend. Bij uitspraak van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1634, heeft de Afdeling de verzoeken om herziening afgewezen. Bij uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2692, heeft de Afdeling het verzoek van [verzoekster] om de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1634, te herzien, afgewezen.

2.       [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht de uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2692, te herzien, net als de daaraan voorafgaande uitspraken.

2.1.    Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:

"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."

2.2.    Gelet op de omstandigheid dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb steeds van de oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd, indien de in dat artikel genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen, heeft het doen van een verzoek om herziening van een uitspraak waarbij al eerder met toepassing van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb een verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak is afgewezen, geen zin. De Afdeling zal het verzoek van [verzoekster] daarom opvatten als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3577.

2.3.    In de uitspraak van 23 oktober 2019 heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het bij besluit van 29 juni 2015 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij een rechtsmiddel tegen dat besluit heeft aangewend buiten de beroepstermijn en niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. In de uitspraak van 23 oktober 2019 heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het bij besluit van 19 november 2018 vastgestelde bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied" ongegrond verklaard. De Afdeling heeft onder meer overwogen dat voor zover [verzoekster] zich richt tegen het dempen van sloten, het wijzigen van kadastrale grenzen, het plaatsen van bouwhekken alsmede bouwverkeer en overhangende takken, die bezwaren niet in deze procedure aan de orde kunnen komen, aangezien deze geen betrekking hebben op het plan. Het betoog dat de procedure over het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" nog niet is afgerond, heeft de Afdeling verworpen.

2.4.    [verzoekster] heeft in het herzieningsverzoek onder meer aangevoerd dat illegale slootdempingen zijn verricht, dat misbruik van mandaat heeft plaatsgevonden door in het reparatieplan meer wijzigingsbevoegdheden toe te kennen en te mandateren, dat kadastrale grenzen ten aanzien van haar perceel zijn verlegd en dat de burgemeester en oud-burgemeesters haar niet antwoorden. Wat [verzoekster] naar voren heeft gebracht kan niet worden aangemerkt als feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Het gaat hier om feiten en omstandigheden die al eerder waren aangevoerd dan wel eerder aangevoerd hadden kunnen worden. [verzoekster] heeft desgevraagd ter zitting bij de Afdeling ook erkend dat wat zij heeft aangevoerd in de kern neerkomt op wat zij al eerder heeft aangevoerd. Dat zij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling vormt gelet op artikel 8:119, eerste lid, van de Awb geen grond voor herziening en betekent dus niet dat de uitspraak moet worden herzien.

3.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

4.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Es
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023

826