Uitspraak 201907992/1/R2 en 201908150/1/R2


Volledige tekst

201907992/1/R2 en 201908150/1/R2.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te Lexmond, gemeente Vijfheerenlanden,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2019 in zaak nrs. 201900576/1/R2 en 201901164/1/R2.

Procesverloop

Bij uitspraak van 23 oktober 2019 in zaak nrs. 201900576/1/R2 en 201901164/1/R2 heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van de raad van Vijfheerenlanden (voorheen: Zederik) van 29 juni 2015 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 19 november 2018 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2020, waar [verzoekster], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A. Duijster-De Boef, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Bij de uitspraak van 23 oktober 2019 heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van 29 juni 2015 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 19 november 2018 ongegrond verklaard. Die besluiten zien op de bestemmingsplannen "Buitengebied Zederik" (zaak nr. 201901164/1/R2) en "Reparatieplan Buitengebied" (zaak nr. 201900576/1/R2). [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht om deze uitspraak te herzien.

2.    [verzoekster] heeft daartoe twee afzonderlijke verzoeken om herziening ingediend. Aan het verzoek om herziening van zaak nr. 201901164/1/R2 heeft de Afdeling het zaak nr. 201908150/1/R2 toegekend. Aan het verzoek om herziening van zaak nr. 201900576/1/R2 heeft de Afdeling het zaak nr. 201907992/1/R2 toegekend. De Afdeling heeft voor het verzoek om herziening van de uitspraak van 23 oktober 2019 in beide zaak nrs. griffierecht geheven. Voor het verzoek om herziening van de uitspraak van 23 oktober 2019, waarin uitspraak is gedaan op zowel het beroep tegen het bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" als het beroep tegen het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied", was [verzoekster] echter maar eenmaal griffierecht verschuldigd. De Afdeling zal daarom bepalen dat het door [verzoekster] teveel betaalde griffierecht wordt terugbetaald.

3.    Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

4.    In de uitspraak van 23 oktober 2019 heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het bij besluit van 29 juni 2015 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij een rechtsmiddel tegen dat besluit heeft aangewend buiten de beroepstermijn en niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.

In de uitspraak van 23 oktober 2019 heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het bij besluit van 19 november 2018 vastgestelde bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied" ongegrond verklaard. De Afdeling heeft onder meer overwogen dat voor zover [verzoekster] zich richt tegen het dempen van sloten, het wijzigen van kadastrale grenzen, het plaatsen van bouwhekken alsmede bouwverkeer en overhangende takken, die bezwaren niet in deze procedure aan de orde kunnen komen aangezien deze geen betrekking hebben op het plan. Het betoog dat de procedure over het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" nog niet is afgerond, heeft de Afdeling verworpen.

5.    De omstandigheid dat [verzoekster] de Afdeling heeft verzocht om de uitspraak van 23 oktober 2019 te herzien, maakt, anders dan zij betoogt, niet dat de desbetreffende bestemmingsplannen niet onherroepelijk zijn of dat de procedure nog niet is afgerond. Met een verzoek om herziening kan het geschil waarin eerder onherroepelijk is beslist niet opnieuw in volle omvang aan de rechter worden voorgelegd. Een verzoek om herziening is een buitengewoon rechtsmiddel dat slechts kan worden ingeroepen indien voor de zaak relevante feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak, maar op dat moment niet bekend waren en konden zijn, alsnog bekend worden. [verzoekster] heeft dergelijke feiten en omstandigheden niet naar voren gebracht. Dat zij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling vormt gelet op artikel 8:119, eerste lid, van de Awb geen grond voor herziening en betekent dus niet dat de uitspraak moet worden herzien.

6.    Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    wijst het verzoek af;

II.    bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoekster] het door haar teveel betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het verzoek om herziening terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

672.