Uitspraak 202201368/1/A2


Volledige tekst

202201368/1/A2.
Datum uitspraak: 3 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 28 januari 2022 in zaak nr. 21/1762 in het geding tussen:

[appellant]

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen.

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2021 heeft het Instituut aan [appellant] een schadevergoeding vermeerderd met wettelijke rente toegekend van € 20.639,22 voor de waardedaling van zijn woning.

Bij besluit van 11 mei 2021 heeft het Instituut het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 januari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het Instituut heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het Instituut hebben ieder nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 december 2022.

Overwegingen

1.       [appellant] is sinds [datum] 1976 eigenaar van de woning aan de [locatie] te Uithuizen (postcode […]).

2.       Het Instituut heeft op 10 november 2020 de aanvraag van [appellant] om vergoeding van waardedaling ontvangen.

3.       Het Instituut heeft een vergoeding toegekend van € 20.639,22 inclusief de wettelijke rente voor de waardedaling van de woning.

4.       Kern van het hoger beroep is of het Instituut bij het begroten van de schadevergoeding voor waardedaling het zogenoemde Atlas-model mag gebruiken. [appellant] stelt een andere wijze van schadeberekening voor. Hij neemt de WOZ-waardevermindering van zijn woning in de periode 2011-2016 tot uitgangspunt en kijkt naar het verlies van rendement dat hij uit zijn woning had kunnen halen.

Regeling waardedaling / de methode Atlas

5.       De regeling voor de begroting van waardedaling van woningen (hierna: de Regeling) is neergelegd in de Procedure en werkwijze van het Instituut (art. 3.2-3.5).

6.       Het Instituut kent op aanvraag vergoedingen toe voor waardedaling van woningen als gevolg van aardbevingen en het risico daarop. In de Regeling is neergelegd dat het Instituut de ontstane waardedaling in het aardbevingsgebied aan de hand van de methode van Atlas voor gemeenten (tegenwoordig Atlas Research; verder: Atlas) begroot. Het Instituut volgt daarbij de adviezen van de onafhankelijke Adviescommissie Waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen.

7.       De Afdeling verwijst voor de beschrijving van de inhoud van de Regeling op hoofdlijnen naar de uitspraak van 9 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3218), r.o. 11-16.

De begroting van de waardedaling

8.       Het Instituut begroot de waardedaling in het risicogebied in de periode van 16 augustus 2012 tot 1 januari 2019 enerzijds op basis van het imago-effect van 2,29% plus een zekerheidstoeslag van 0,43%. Dit wordt eenmalig uitgekeerd aan degene(n) die op 16 augustus 2012 eigenaar is/zijn van een woning in het gebied. Daarnaast berekent het Instituut de waardedaling aan de hand van het aantal bevingen boven de 2,9 mm/s die in een (zespositie) postcodegebied (1234AB) hebben plaatsgevonden. Per beving wordt een percentage toegekend van 0,82% dat met een toeslag van 0,10% wordt verhoogd. De zekerheidstoeslagen hebben tot doel de inherente onzekerheden van een abstracte, modelmatige schadeberekening niet in het nadeel van benadeelden te laten uitvallen (hierna ook wel: zekerheidstoeslag). De omvang van de waardedaling wordt berekend aan de hand van de WOZ-waarde op 1 januari 2019. In het geval een woning na 16 augustus 2012 maar voorafgaand aan de aanvraag om vergoeding voor waardedaling is verkocht en overgedragen, gaat het Instituut voor de waarde van de woning uit van de verkoopprijs. De aldus berekende vergoeding voor waardedaling heeft in beginsel een definitief karakter.

9.       In dit geval heeft het Instituut vastgesteld dat zich, naast een algemeen imago-effect door ligging in het risicogebied, zeven bevingen met een grondsnelheid van ten minste 2,9 mm/s hebben voorgedaan in het postcodegebied ([…] waarin de woning van [appellant] ligt. Dit correspondeert met een waardedalingspercentage van 9,19%. Uitgaande van de WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2019 is de waardedalingsvergoeding berekend op € 20.639,22, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Uitspraak van de rechtbank

10.     De rechtbank heeft onder verwijzing naar haar uitspraak van 1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668) voorop gesteld dat de keuze van het Instituut voor het op abstracte (modelmatige) wijze berekenen van de waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied volgens de methode van Atlas voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar is.

11.     De rechtbank volgt [appellant] niet in zijn betoog dat het Instituut in zijn geval niet de waardevermindering aan de hand van het model van Atlas mocht berekenen en de door hem voorgestelde berekening had moeten gebruiken. Voor (de gevolgen van) investeringsbeslissingen zoals [appellant] in dit geval heeft gemaakt, is in het model geen plaats ingeruimd. Omdat het model van Atlas uitgaat van objectieve aanknopingspunten, kunnen de subjectieve overwegingen van [appellant] naar het oordeel van de rechtbank hierin geen rol spelen. Afwijking van dit model is slechts aan de orde als het resultaat in een individueel geval tot een zeer onredelijke uitkomst leidt. In dit geval is daar geen aanleiding voor. Mogelijk heeft de hoogstpersoonlijke keuze van [appellant] om al zijn spaargeld in zijn huis te investeren niet het door hem beoogde resultaat opgeleverd. Dit betekent niet dat het Instituut gehouden is om de daardoor gestelde schade te vergoeden, aldus de rechtbank.

Het betoog van [appellant] in hoger beroep

12.     [appellant] handhaaft in hoger beroep zijn betoog dat de door het Instituut toegekende schadevergoeding voor waardedaling niet in de buurt komt van zijn werkelijke verlies en daarmee niet toereikend, ruimhartig en rechtvaardig is. [appellant] wil dat het Instituut hem schadeloos stelt voor zijn pensioeninvestering. Voor de aardbevingen had hij een rendement van 4% op de investering in zijn woning. Door de waardedaling als gevolg van aardbevingen heeft hij dit rendement niet langer kunnen halen. [appellant] bepleit de toepassing van een algoritme voor de berekening van verlies op geïnvesteerd vermogen in plaats van het model van Atlas. Daarbij gaat hij uit van de waardedaling van zijn woning aan de hand van de WOZ-waardes in de periode van 2011 tot en met 2016.

13.     [appellant] betoogt verder dat het model van Atlas ten onrechte uitgaat van een gemiddelde waardedaling van alle soorten panden afgezet tegen de waardeontwikkeling van vergelijkbare woningen elders in het land. In het model wordt ten onrechte geen rekening gehouden met variabelen als geografische ligging ten opzichte van een hoofdstad, woonkern, spoor, water, haven en industrie voor werkgelegenheid. Die variabelen zijn voor de vaststelling van de waardedaling van zijn woning juist van belang, aldus [appellant].

14.     Tot slot stelt [appellant] dat de toegekende vergoeding niet toereikend is, omdat er ook na afloop van de door het Instituut gehanteerde periode waardedaling als gevolg van aardbevingen zal zijn.

Oordeel Afdeling in hoger beroep

Gemist rendement

15.     De Afdeling gaat eerst in op het betoog van [appellant] dat het model van Atlas niet tot een redelijk en aanvaardbaar resultaat leidt, omdat daarin geen plaats is voor vergoeding van gemist rendement.

16.     In de uitspraak van 19 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1536 heeft de Afdeling overwogen dat het model van Atlas voor de afwikkeling van grote aantallen zaken van eigenaren in het risicogebied als geheel tot redelijke en aanvaardbare uitkomsten leidt. Het Instituut heeft na vergelijkend onderzoek door de Adviescommissie gekozen voor het model van Atlas, omdat dit model voor het overgrote deel van de woningeigenaren in het gebied tot hogere schadevergoedingen leidt dan andere onderzochte modellen. Het Instituut begroot de waardedaling op basis van de Regeling abstract en modelmatig op basis van objectieve factoren, zoals ligging van de woning (imago-effect) en het aantal bevingen boven 2,9 mm/s. Het Instituut houdt ten gunste van woningeigenaren rekening met inherente onzekerheden van een abstracte, modelmatige schadeberekening. Het Instituut past verschillende correcties toe op het model van Atlas en op de wijze van schadeberekening. Daarbij geldt dat in individuele gevallen ruimte bestaat om onevenredige uitkomsten van het model van Atlas in een voorkomend geval te corrigeren met toepassing van art. 4:84 Awb.

17.     De Afdeling volgt niet het betoog van [appellant] dat het model van Atlas niet tot redelijke en aanvaardbare uitkomsten leidt, omdat in dit model geen plaats is ingeruimd voor de begroting van gemist rendement. Zoals hierna nog aan de orde komt voorziet het model van Atlas in vergoeding van gemiste waardestijging door vergelijking met de waardestijging van woningen buiten het aardbevingsgebied.

18.     Uit het betoog van [appellant] blijkt niet van bijzondere omstandigheden als bedoeld in art. 4:84 Awb. Voor zover [appellant] als bijzondere omstandigheid heeft aangevoerd dat hij over zijn woning een rendement misloopt van 4% per jaar, overweegt de Afdeling dat hij zijn stelling dat de waardedaling van zijn woning als gevolg van (het risico op) aardbevingen niet met concrete gegevens heeft onderbouwd.

19.     Het betoog slaagt niet.

Periode 2011-2016 in plaats van 2012-2019

20.     Volgens [appellant] moet voor de berekening van de omvang van de waardedaling worden uitgegaan van de ontwikkeling van de WOZ-waarde in de periode van 2011 tot en met 2016. Daartoe stelt hij dat 2011 ver na de kredietcrisis ligt en na 2016 enig herstel van de huizenprijzen is opgetreden.

21.     Dit betoog treft geen doel. Uit het onderzoek van Atlas volgt dat de waardedaling van woningen in het risicogebied is ingetreden na de aardbeving van Huizinge op 16 augustus 2012. [appellant] heeft dit niet weersproken. In de uitspraak van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:156 (r.o. 21) heeft de Afdeling geoordeeld dat het Instituut bij de modelmatige berekening van waardedaling mag uitgaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2019.

De stelling van [appellant] dat moet worden uitgegaan van een peildatum in 2016, omdat daarna de huizenmarkt weer enigszins is hersteld en dit tot een grotere waardedaling leidt, is onvoldoende voor een ander oordeel. Het Instituut stelt aan de hand van het model van Atlas vast hoe de waardeontwikkeling in het risicogebied specifiek door het risico op aardbevingen is achtergebleven. [appellant] onderkent niet dat er ook andere redenen kunnen zijn dan (het risico op) aardbevingen waardoor de waarde van woningen in het aardbevingsgebied kunnen dalen. Het verschil in WOZ-waarden van de woning van [appellant] over de periode van 2011 en 2016 kan daarom niet gelijk gesteld worden aan de waardedaling die deze woning heeft ondervonden als gevolg van aardbevingen. Daarbij komt dat het model van Atlas ook beoogt het relatieve verschil in waardeontwikkeling vergeleken met woningen buiten het aardbevingsgebied te vergoeden en dus ook aanspraak geeft op vergoeding van misgelopen waardestijging. De methode die [appellant] bepleit voorziet daar niet in.

22.     Het betoog slaagt niet.

Gebieds- en woningkenmerken in het model van Atlas

23.     Anders dan [appellant] betoogt, wordt in het model van Atlas rekening gehouden met de kenmerken van het gebied waarin de woning ligt. Atlas heeft woningen in het aardbevingsgebied vergeleken met woningen op vergelijkbare locaties elders in het land maar zonder bevingen en bevingsrisico’s. Voor duizenden woningen in het aardbevingsgebied is een referentieobject elders in Nederland gevonden. Atlas heeft aldus (zoveel als mogelijk) empirisch vastgesteld in welk gebied waardedaling optreedt en welke factoren de waardedaling van individuele woningen bepalen en in welke mate.

24.     Het Instituut heeft in dit verband in de schriftelijke uiteenzetting toegelicht dat Atlas alle 45.073 bij de NVM geregistreerde woningtransacties tussen 16 augustus 2012 en 31 december 2018 in het potentiële risicogebied in kaart heeft gebracht. Per verkochte woning is vervolgens een referentiewoning buiten het potentiële risicogebied geselecteerd. Dit is gedaan op basis van het moment van verkoop van die referentiewoning en de kenmerken van het (zespositie) postcodegebied waarin de woning in het risicogebied en de referentiewoning liggen. De gebiedskenmerken zijn onderverdeeld in vijf categorieën: uitzicht (directe omgeving); natuur; werk; voorzieningen; en veiligheid. Atlas heeft deze categorieën vervolgens uitgewerkt in een groot aantal individuele indicatoren, variërend van het type woonomgeving, nabijheid van wenselijke (o.a. parken) en minder wenselijke (o.a. bedrijventerrein) bestemmingen en activiteiten, bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer, nabijheid van recreatiemogelijkheden en de aanwezigheid van verschillende vormen van criminaliteit. Per woning zijn ruim 100 locatiekenmerken beoordeeld, waarbij elk locatiekenmerk zijn eigen gewicht kent.

Door de waardeontwikkeling van woningen in het aardbevingsgebied aan de hand van gebiedskenmerken te vergelijken met de waardeontwikkeling van woningen in de rest van Nederland en bovendien te corrigeren voor verschillende woningkenmerken, heeft Atlas vastgesteld hoe de waardeontwikkeling in het risicogebied specifiek als gevolg van het risico op aardbevingen is achtergebleven.

25.     Het betoog slaagt niet.

Eenmalige vergoeding en verdere waardedaling

26.     [appellant] betoogt verder dat het Instituut niet mag uitgaan van een in beginsel eenmalige vergoeding voor waardedaling in een vaste periode. Hij verzet zich tegen het in beginsel definitieve karakter van de vaststelling van de waardedaling van de woning met het oog op mogelijke aardbevingen in de toekomst. Ook na 1  januari 2019 zijn er aardbevingen geweest en die zullen zich ook in de toekomst nog voordoen. Dit betekent volgens [appellant] dat zijn woning verder in waarde zal dalen.

27.     Het Instituut gaat er van uit dat de hoogte van een vergoeding is gebaseerd op de verwachting dat er ook in de toekomst nog aardbevingen zullen plaatsvinden, ook al is niet zeker hoeveel bevingen dit zullen zijn en welke kracht die zullen hebben. (Zie de uitspraak van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3218 , r.o. 31.) Die onzekerheden (goede en kwade kansen) zijn dus al verdisconteerd in de berekening van de vergoeding. Dit ligt anders als er in de toekomst aardbevingen optreden met een bepaalde sterkte of frequentie of met onvoorzienbare gevolgen. In dat geval doet zich een nieuwe situatie voor die een aanvullende regeling vereist. Op de website van het Instituut is vermeld dat als die situatie zich voordoet, het Instituut er op dat moment naar zal handelen. Het Instituut bestudeert de mogelijkheid tot het aanpassen of actualiseren van de huidige regeling op dit punt.

28.     De Afdeling is van oordeel dat de stelling van [appellant] dat er ook in de toekomst aardbevingen zullen zijn , niet leidt tot het oordeel dat het Instituut in deze procedure een te laag bedrag aan schadevergoeding voor waardedaling heeft toegekend. Als [appellant] van mening is dat zijn woning in de toekomst door aardbevingen verder in waarde daalt, kan hij opnieuw een aanvraag indienen en daarin aan de orde stellen of de in beginsel eenmalige definitieve vergoeding nog wel redelijk is, gelet op de frequentie en/of zwaarte van aardbevingen of de onvoorzienbare gevolgen daarvan. (Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2022, r.o. 32.)

Conclusie

29.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Dat betekent dat aan [appellant] geen hogere schadevergoeding voor waardedaling wordt toegekend dan het bedrag van € 20.639,22 dat al is toegekend.

30.     Het Instituut hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.

w.g. Van Altena
voorzitter

w.g. Planken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023

299