Uitspraak 202105483/1/R3


Volledige tekst

202105483/1/R3.
Datum uitspraak: 26 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

BMI Vastgoed B.V., gevestigd te Den Haag,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2021 in zaak nr. 20/3832 en 20/3828 in het geding tussen:

BMI Vastgoed B.V. en Lidl Nederland GmbH

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij brief van 14 oktober 2019 heeft het college aan LidL Nederland GmbH een van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekendgemaakt voor het veranderen van de winkel aan de Torenstraat 132A te Den Haag.

Bij besluit van 13 mei 2020 heeft het college het door derde-belanghebbenden daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de van rechtswege verleende omgevingsvergunning herroepen en beslist dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd.

Bij uitspraak van 12 juli 2021 heeft de rechtbank de door BMI Vastgoed B.V. en Lidl Nederland GmbH daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft BMI Vastgoed B.V. hoger beroep ingesteld.

[partij A] en [partij B], [partij C], [partij D] en [partij E] en [partij F] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

BMI Vastgoed B.V., Lidl Nederland GmbH, [partij A] en [partij B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 maart 2023, waar BMI Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en het college, vertegenwoordigd door M.C. Remeijer, zijn verschenen.

Voorts zijn op de zitting [partij E], partij G], partij H], partij I], partij J] en [partij F] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       BMI Vastgoed B.V. is eigenaar van het pand aan de Torenstraat 132A te Den Haag (hierna: het pand). BMI Vastgoed B.V. heeft een overeenkomst gesloten met Lidl Nederland GmbH voor de verhuur van het pand. Lidl Nederland GmbH heeft op 5 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het verbouwen van het pand en voor het geschikt maken van de straat voor laad- en losactiviteiten. De aanvraag ziet meer specifiek op het veranderen van de gevel, het plaatsen van vier reclame-uitingen, het plaatsen van nietjes en het plaatselijke ophogen en afvlakken van het straatwerk.

Bij brief van 14 oktober 2019 is aan LidL Nederland GmbH bekendgemaakt dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. Nadat derden-belanghebbenden daartegen bezwaar hebben gemaakt, heeft het college de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bij besluit van 13 mei 2020 herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Het college heeft aan dit besluit, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 9 april 2020, ten grondslag gelegd dat de aangevraagde omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan "Westeinde", omdat het niet is toegestaan om op het Agnietenpad te laden en te lossen. De aangevraagde omgevingsvergunning is volgens het college ook in strijd met het bestemmingsplan "Parapluherziening (fiets)parkeren". De aanvraag voorziet namelijk niet in parkeerplaatsen op eigen terrein en voldoet daarmee niet aan de berekende parkeerbehoefte voor motorvoertuigen. De aangevraagde omgevingsvergunning is verder ook herroepen vanwege strijd met de redelijke eisen van welstand.

De rechtbankuitspraak

2.       De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak geconcludeerd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan "Westeinde", de redelijke eisen van welstand en het bestemmingsplan "Parapluherziening (fiets)parkeren. De rechtbank heeft daarom het beroep van BMI Vastgoed B.V. en Lidl Nederland GmbH tegen het besluit van 13 mei 2020 ongegrond verklaard.

Het hoger beroep

Procesbelang

3.       BMI Vastgoed B.V. heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat laden en lossen op de gronden met de bestemming "Verkeer - 4" is toegestaan. Volgens BMI Vastgoed B.V. heeft de door de rechtbank en het college gehanteerde toepassing van de planregels tot gevolg dat nergens in het plangebied van het bestemmingsplan laden en lossen is toegestaan. Dit kan volgens BMI Vastgoed B.V. niet de bedoeling van de planwetgever zijn.

BMI Vastgoed B.V. betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen beroep kan worden gedaan op het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 27.2 van de regels van het bestemmingsplan.

3.1.    De Afdeling overweegt dat de overeenkomst tussen

BMI Vastgoed B.V. en Lidl Nederland GmbH over het gebruik van het pand inmiddels is ontbonden en dat BMI Vastgoed B.V. een nieuwe overeenkomst over het gebruik van pand heeft gesloten met een andere supermarktketen. Namens deze supermarktketen is inmiddels ook een nieuwe omgevingsvergunning voor het gebruik van het pand als supermarkt aangevraagd, waarbij onder andere het laden en lossen op een andere locatie plaatsvindt. BMI Vastgoed B.V. heeft op de zitting gesteld dat zij schade heeft geleden en met deze procedure een oordeel over de rechtmatigheid van de voorliggende besluitvorming wenst, teneinde in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van de weigering van het college om de door Lidl Nederland GmbH gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2282), kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de betrokken bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit.

Hoewel de Afdeling aannemelijk voorkomt dat BMI Vastgoed B.V. schade heeft geleden kan BMI Vastgoed B.V. met het door haar gevraagde oordeel niet bereiken hetgeen zij beoogt. De Afdeling stelt vast dat BMI Vastgoed B.V. niet is opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank over de weigering van het college om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen wegens strijd met de redelijke eisen van welstand. Het oordeel van de Afdeling over de gronden die BMI Vastgoed B.V. naar voren heeft gebracht tegen de uitspaak van de rechtbank, laat daarmee onverlet het oordeel van de rechtbank over de strijd met de redelijke eisen van welstand. Wat BMI Vastgoed B.V. wenst, kan daarom niet langer worden bereikt. Zelfs als haar betoog over de uitleg van het bestemmingsplan "Westeinde" en het bestemmingsplan "Parapluherziening (fiets)parkeren" wordt gevolgd, blijft het oordeel van de rechtbank over de weigeringsgrond wegens strijd met de redelijke eisen van welstand overeind. Omdat de rechtmatigheid van de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning daarmee in rechte vast staat, kan BMI Vastgoed B.V. niet in aanmerking komen voor een schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het belang van BMI Vastgoed B.V. bij een beoordeling van haar hoger beroep is komen te vervallen.

Conclusie

4.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Proceskosten

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Tieleman
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023

817-1029