Uitspraak 202301556/2/R1


Volledige tekst

202301556/2/R1.
Datum uitspraak: 19 april 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Stichting Natuur en Milieufederatie Limburg en anderen, gevestigd te Roermond (hierna: NML en anderen),

verzoekers,

en

1.       het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,

2.       de raad van de gemeente Echt-Susteren,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijvenpark De Loop, Echt" vastgesteld. Bij besluit van 25 januari 2023 heeft het college aan Intospace 22 B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van meerdere distributiecentra op het logistiek park "De Loop" in Echt.

De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

Tegen deze besluiten hebben NML en anderen beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Intospace 22 B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 6 april 2023, waar NML en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Hofman en mr. N.A. Rijsterborgh, beiden advocaat te Maastricht, vergezeld door C. Vandewall en L. van Horen, zijn verschenen. Verder is Intospace 22 B.V., vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, vergezeld door [gemachtigde B], [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], op de zitting als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het plangebied ligt aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein "De Loop" en ligt ten westen van de kern Echt. De A2 vormt de grens tussen het plangebied en de kern Echt. Het plangebied wordt verder begrensd door de Slagmolen en agrarische gronden in het noorden, de Havenweg en het Julianakanaal in het westen. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning gaan over de uitbreiding van dit bedrijventerrein. Het plan is met name bedoeld voor de vestiging van logistieke bedrijven en is volgens de raad noodzakelijk om aan de vraag naar bedrijfskavels te kunnen blijven voldoen. De totale netto-omvang van de ontwikkeling is 15,07 ha.

3.       NML en anderen vrezen met name dat het landschap wordt aangetast als gevolg van de bouw van de distributiecentra.

Ontvankelijkheid

4.       Op het punt dat de raad stelt dat Stichting Burgerbelangen Echt-Susteren, namens wie NML mede beroep heeft ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening heeft gedaan, overweegt de voorzieningenrechter dat in elk geval NML belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Om die reden laat de voorzieningenrechter dit punt voor wat het is en zal hij het verzoek inhoudelijk beoordelen.

Spoedeisend belang

5.       De raad stelt dat het spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening van NML en anderen ontbreekt. Omdat in dit geval de coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wro is toegepast, moet de Afdeling volgens de raad op grond van artikel 8.3, tweede lid, van de Wro binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift op het beroep van NML en anderen beslissen. De Afdeling heeft het verweerschrift op 4 april 2023 ontvangen. Dat betekent volgens de raad dat in dit geval uiterlijk op 4 oktober 2023 een uitspraak in de hoofdzaak zal moeten worden gedaan. Onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 11 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1293, stelt de raad dat de voorzieningenrechter moet beoordelen of er onomkeerbare gevolgen zijn te verwachten binnen de periode waarbinnen de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak zal doen. De raad stelt dat pas in het najaar van 2023 zal worden gestart met de bouwwerkzaamheden. Dit betekent volgens de raad dat er geen onomkeerbare gevolgen voor NML en anderen zullen ontstaan.

5.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat, anders dan in de uitspraak van 11 januari 2011, in dit geval naar verwachting niet binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift op het beroep zal worden besloten. Artikel 8.3, tweede lid, van de Wro verbindt geen gevolgen aan de situatie waarin de Afdeling de gestelde termijn in dat artikel niet haalt. Omdat het in dit geval om een gecoördineerd voorbereid besluit gaat en het college aan Intospace 22 B.V. een omgevingsvergunning heeft verleend voor het oprichten van meerdere distributiecentra, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig.

Behandeling van het verzoek

Omgevingsvisie

6.       NML en anderen betogen dat de bouw van de distributiecentra een aantasting van het landschap tot gevolg heeft. Volgens hen is het plan in strijd met de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (hierna: de omgevingsvisie) van 1 oktober 2021. Zij stellen dat niet is aangetoond dat sprake is van een bedrijf met toegevoegde waarde voor de economische structuur of van een bedrijf met een innovatief karakter. In dat kader wijzen zij ook op het amendement "grenzen aan verdozing", waarmee de omgevingsvisie is aangevuld. Daarnaast stellen NML en anderen, onder verwijzing naar het inrichtingsplan, dat het open landschap ten onrechte niet wordt gewaarborgd met het plan.

6.1.    De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan het provinciale beleid gebonden, maar moet daar wel rekening mee houden. Het amendement "grenzen aan verdozing" is verwerkt in de omgevingsvisie, dus dat vormt geen extra eis bovenop de omgevingsvisie. In de plantoelichting is in paragraaf 3.2.1 uiteengezet hoe het plan zich verhoudt tot de omgevingsvisie. De maximaal toegestane bouwhoogte in het plangebied is 14 m. Niet te ontkennen valt dat door hun oppervlakte en hoogte de distributiecentra het bedrijventerrein verder laten opschuiven in de richting van het open gebied. De raad heeft op de zitting toegelicht dat de distributiecentra aansluiten bij de aanwezige bebouwing in de omgeving, waarbij aandacht is voor de groene inpassing. De raad heeft er daarbij op gewezen dat een stevige groene rand wordt aangezet, waardoor het groen afscherming biedt tegen de bebouwing en overige verstedelijkte eigenschappen.

Daarom ziet de voorzieningenrechter in wat NML en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de planvaststelling onvoldoende rekening heeft gehouden met de omgevingsvisie.

Het betoog slaagt niet.

Ladder voor duurzame verstedelijking

7.       NML en anderen betogen verder dat niet inzichtelijk is hoe de ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijk ordening (hierna: Bro) is toegepast. Zij voeren aan dat er geen behoefte is aan de distributiecentra, maar aan woningen. Zij stellen dat uit de plantoelichting volgt dat is toegeschreven naar realisatie van de plannen van Intospace 22 B.V., zonder dat alternatieven zijn onderzocht.

7.1.    Het plan maakt vanwege de toename van het ruimtebeslag ten opzichte van het voorgaande planologische regime een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk.

7.2.    De raad is in paragraaf 3.1.3 van de plantoelichting op de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan. De raad heeft op 13 oktober 2022 een zogenoemde laddertoets laten uitvoeren, waaruit volgt dat er zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte is aan de bouw van de distributiecentra. De laddertoets is bijlage 4 bij de plantoelichting. Over de kwantitatieve behoefte staat in de laddertoets vermeld dat de verwachte ruimtevraag in hectaren in 2035 naar verwachting groter is dan het huidige harde planaanbod in hectaren. Over de kwalitatieve behoefte staat in de laddertoets dat het aanbod van kavels met een vergelijkbare omvang beperkt is. NML en anderen hebben de laddertoets zelf niet bestreden. Wat betreft het betoog van NML en anderen over alternatieven heeft de raad op de zitting toegelicht dat de voorziene locatie een goede ligging heeft ten opzichte van de A2 en daarbij benadrukt dat er weinig geschikte kavels in de omgeving beschikbaar zijn.

Gelet op het voorgaande heeft de raad volgens de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene ontwikkeling.

Het betoog slaagt niet.

Structuurvisie

8.       NML en anderen betogen dat het plan in strijd is met de "Structuurvisie Echt-Susteren 2025", omdat in de structuurvisie volgens hen alleen is voorzien in de uitbreiding van bestaande bedrijven. Het bedrijf Intospace 22 B.V. is echter geen bestaand bedrijf op bedrijventerrein "De Loop", aldus NML en anderen.

8.1.    Het beleidsuitgangspunt in de "Structuurvisie Echt-Susteren 2015" van 12 december 2012 is dat er geen nieuwe bedrijventerreinen worden ontwikkeld, maar dat bestaande bedrijventerreinen worden geherstructureerd en uitgegeven. De raad heeft op de zitting toegelicht dat hij bij de planvaststelling is afgeweken van dit beleid. Onder verwijzing naar de plantoelichting heeft de raad gesteld dat de dynamiek op de bedrijfsruimtemarkt in de gemeente veranderd is sinds de vaststelling van de structuurvisie. Hierbij heeft de raad erop gewezen dat het direct uitgeefbaar grondaanbod sterk is afgenomen. In de plantoelichting staat dat het totale direct uitgeefbare grondaanbod in 2021 op bedrijventerreinen "De Berk", "De Loop" en "Businesspark Midden-Limburg" 7,2 ha is, waarvan ongeveer 1,8 ha op bedrijventerreinen "De Loop" en "De Berk". Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad deze afwijking van de structuurvisie voldoende gemotiveerd.

Het betoog slaagt niet.

Landschappelijk inpassingplan en groenplan

9.       NML en anderen voeren aan dat het plan in strijd met het landschappelijk inpassingsplan. Volgens hen bevat de plantoelichting geen beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Ook wordt volgens NML en anderen in het groenplan ten onrechte gesteld dat de vegetatie in de huidige bossen geen bijzondere kwaliteiten heeft. Daarbij wijzen zij erop dat in het zogenoemde "essen-eikenbosje" van ongeveer 1 ha sprake is van een dassenburcht, een reigerkolonie en een buizerd. Ook wordt volgens hen in het groenplan ten onrechte geen aandacht besteed aan het ruimtelijk karakter van de zogeheten "bronsgroene landschapszone". Verder betogen NML en anderen dat het landschappelijk inpassingsplan ten onrechte geen garantie biedt voor natuurinclusief en duurzaam bouwen. De duurzaamheid van gebouwen wordt in het plan daarnaast niet vastgelegd, aldus NML en anderen.

9.1.    Artikel 2.7.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (hierna: de omgevingsverordening) luidt:

"1. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden (kernkwaliteit "Groene karakter") wordt de beleidsregel als bedoeld in artikel 2.6.7, tweede lid, gevolgd.

2. De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.

3. De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn nader uitgewerkt in de bijlage bij dit artikel."

9.2.    Het groenplan bevat een beschrijving, zoals beschreven in artikel 2.7.2 van de omgevingsverordening, (a) van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, (b) van de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en (c) hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Het groenplan is bijlage 3 van de plantoelichting. Op pagina 60 van het groenplan wordt ingegaan op het visueel-ruimtelijk karakter van de bronsgroene landschapszone. Op dat punt klopt het betoog van NML en anderen dus feitelijk niet. Verder bevat bijlage 27 van de plantoelichting het rapport "Ecologische beoordeling van twee bosjes in plangebied ECH01 te Echt" van 25 maart 2022 van Foreest Groen Consult B.V. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de vegetatie in de bosjes geen bijzondere kwaliteit heeft. Daarnaast bevat bijlage 31 bij de plantoelichting het rapport "Omgevingscheck reigers" van Foreest Groen Consult B.V. De conclusie van dat onderzoek is dat het verdwijnen van de drie bomen niet zal leiden tot een afname van de functionaliteit van het gebied en de plaatselijke populatie reigers. Wat betreft de buizerd bevat bijlage 39 bij de plantoelichting het rapport "Omgevingscheck buizerd" van 27 september 2022 van Foreest Groen Consult B.V. De conclusie van dat rapport is dat wanneer het buizerdnest verdwijnt, dit niet zal leiden tot een afname van de functionaliteit van het gebied. De buizerd kan volgens het rapport zelfstandig een nieuwe locatie vinden. NML en anderen hebben de conclusies uit die drie rapporten niet gemotiveerd bestreden.

In artikel 3.6 van de planregels staat een voorwaardelijke verplichting voor de aanleg en instandhouding van de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen. Volgens dit artikel zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden bestemd voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing". De landschappelijke inpassing moet plaatsvinden volgens het landschappelijk inpassingsplan in bijlage 2 bij de planregels. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het groenplan bijlage 1 bij het landschappelijk inpassingsplan is. De voorwaardelijke verplichting slaat daarom zowel op het landschappelijk inpassingsplan als op het groenplan. In paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting is daarnaast ingegaan op de duurzaamheid van de voorziene ontwikkeling. Daarin is toegelicht hoe de hoofdpijlers van de circulaire economie, namelijk energie, biodiversiteit, materialen, water, welzijn en menselijke activiteiten, bij de planvaststelling zijn betrokken. Intospace 22 B.V. heeft toegelicht verdergaande ambities te hebben en daarvoor ontwikkelt zij plannen om het logistiek park grotendeels "off-grid" te laten functioneren (dus voorzienend in de eigen energiebehoefte). Op de zitting heeft de raad overigens toegelicht dat ook uit de aanvraag omgevingsvergunning van 8 april 2022 van Intospace 22 B.V. volgt dat de distributiecentra duurzaam zullen worden gebouwd. NML en anderen hebben dit niet betwist.

9.3.    Gelet op het voorgaande kon de raad de met het plan mogelijk gemaakte vestiging van distributiecentra, met inachtneming van het landschappelijk inpassingsplan en het groenplan, redelijkerwijs passend in de omgeving achten.

Het betoog slaagt niet.

Soortenbescherming

10.     NML en anderen vrezen voor een aantasting van beschermde soorten in het plangebied als gevolg van de ontwikkeling. Volgens hen gebruiken vleermuizen zowel de weg Slagmolen als de Oude Lakerweg als vliegroute en moet hiervoor een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) worden aangevraagd. Volgens NML en anderen zal het verleggen van de Oude Lakerweg tot dicht tegen de A2 funest zijn voor ingekorven vleermuizen. Deze soort is volgens de uitgevoerde onderzoeken niet waargenomen, maar de ingekorven vleermuis is in het veld lastig waarneembaar door de manier van jagen en de echolocatiegeluiden, aldus NML en anderen. De burcht die in het essen-eikenbosje ligt heeft verder een belangrijke functie en is daarmee volgens NML en anderen van belang voor het behoud van de aanwezige dassenpopulatie.

10.1.  De vraag of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

10.2.  De voorzieningenrechter stelt vast dat in paragraaf 4.5 van de plantoelichting is ingegaan op het onderwerp ecologie. Om de (potentieel) aanwezige soorten in beeld te brengen is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Foreest Groen Consult B.V., de "Quickscan natuuronderzoek Havenweg te Echt" van 21 februari 2022. Voor het gebied Slagmolen in Echt is ook een quickscan uitgevoerd, de "Quickscan bij twee woningen aan de Slagmolen te Echt" van 22 februari 2022. Daarnaast is de memo "Stand van zaken natuuronderzoeken Echt" van Foreest Groen Consult B.V. van 19 januari 2022 aan het plan ten grondslag gelegd. Ten slotte is ook het "Nader natuuronderzoek naar 10 soorten en 1 soortgroep op de Locatie Havenweg in Echt" van 4 oktober 2022 van Foreest Groen Consult B.V. aan het plan ten grondslag gelegd. De das is volgens het nader natuuronderzoek op camera vastgelegd, maar nergens zijn door de das veroorzaakte sporen aangetroffen. Dit betekent volgens het onderzoek dat de das slechts korte tijd in het plangebied aanwezig is geweest. Een ontheffing voor de das is daarom volgens dit onderzoek niet nodig. Op basis van waarnemingen van de ecoloog wordt er daarnaast van uitgegaan dat de burcht niet bewoond is. Verder is wat betreft de vleermuis in het nader natuuronderzoek opgemerkt dat de Oude Lakerweg een tweede, minder belangrijke, vliegroute vormt die aansluiting geeft op een veilige oversteek van de A2, via de tunnel van de Molenbeek. De weg Slagmolen is volgens het onderzoek wel een belangrijke vliegroute voor vleermuizen. Deze weg ligt echter buiten het plangebied en wordt volgens het natuuronderzoek niet aangetast. Aan de zijde van de Slagmolen komt een robuuste groenzone te liggen, aldus het nader natuuronderzoek. Uit de hiervoor weergegeven onderzoeken volgt, en de raad heeft op de zitting ook toegelicht, dat de ingekorven vleermuis niet is aangetroffen binnen het plangebied. NML en anderen hebben geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid van de conclusies in de hiervoor genoemde onderzoeken. De enige stelling van NML en anderen dat deze soort lastig waarneembaar is en daarom mogelijk wel aanwezig is, is daarvoor onvoldoende. Intospace 22 B.V. heeft op de zitting overigens toegelicht dat voor de muurhagedis en de twee vliegroutes van vleermuizen langs de Slagmolen en Oude Lakerweg een ontheffing van de Wnb is aangevraagd en dat deze naar verwachting binnenkort verleend zal worden.

10.3.  De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Stikstof

11.     NML en anderen betogen tot slot dat het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie. Het realiseren van distributiecentra met de bijbehorende verkeersaantrekkende werking draagt volgens hen niet bij aan een afname van stikstofuitstoot. Er is volgens NML en anderen ook een verschil tussen het aantal verkeersbewegingen in de verkeersanalyse en het stikstofonderzoek. Volgens NML en anderen is daarnaast ten onrechte geen rekening gehouden met de stikstofuitstoot tijdens de aanleg- en bouwfase. Ook is volgens NML en anderen voor de nabijgelegen Belgische Natura 2000-gebieden ten onrechte uitgegaan van het Belgische toetsingskader. Verder stellen NML en anderen dat de aannames dat het bedrijf niet op aardgas zal worden aangesloten en mobiele werktuigen naar verwachting elektrisch zijn, niet zijn vastgelegd. Om die reden is volgens hen niet uitgegaan van een worst-casescenario. Ook is volgens NML en anderen uitgegaan van de verkeerde referentiesituatie. Daarnaast zijn de emissies van Baars Recycling B.V. ten onrechte niet meegenomen, aldus NML en anderen.

11.1.  Het plangebied ligt op ongeveer 3,5 km afstand van het Natura 2000-gebied "Grensmaas", ongeveer 3,3 km van het Natura 2000-gebied

"Abdij Lilbosch en voormalig Klooster Mariahoop" en ongeveer 10 km van het Natura 2000-gebied "Roerdal". Enkele Belgische Natura 2000-gebieden liggen op ongeveer 3 km afstand van het plangebied.

11.2.  Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Dat is het geval als een plan voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen die ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen kunnen hebben. Onder referentiesituatie wordt de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan.

11.3.  Het rapport "Bedrijventerrein De Loop te Echt onderzoek stikstofdepositie" van 26 januari 2022 van Peutz is aan het plan ten grondslag is gelegd. In paragraaf 4.1 van het stikstofonderzoek is de referentiesituatie beschreven. Als referentiesituatie voor de beoordeling van de vraag of het plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied is in de natuurtoets rekening gehouden met de situatie waarin het bedrijventerrein nog niet aanwezig is. Verder is rekening gehouden met de agrarische gronden. De landbouwpercelen worden momenteel bemest, waarbij emissies van ammoniak vrijkomen. Als gevolg van het huidige industrieel gebruik door Baars Recycling B.V. vinden onder meer emissies van stikstofoxiden plaats. Deze activiteiten met bijbehorende stikstofemissies zullen worden beëindigd als gevolg van de realisatie van het nieuwe bedrijventerrein en kunnen daarom als referentiesituatie worden gehanteerd, aldus het stikstofonderzoek. In het stikstofonderzoek is verder rekening gehouden met het verkeer van en naar het bedrijventerrein. De raad heeft toegelicht dat in paragraaf 4.3.1 van het stikstofonderzoek is uitgegaan van een werkdaggemiddelde en dat een omrekenfactor van 1,33 geldt voor omrekening vanuit het weekdaggemiddelde. In het stikstofonderzoek staat daarnaast in paragraaf 5.1 dat het rekenjaar 2022 als worst-case kan worden beschouwd voor de gebruiksfase van het bedrijventerrein, omdat toekomstige jaren leiden tot een lagere depositiebijdrage vanwege schonere auto’s in de toekomst. NML en anderen hebben het voorgaande niet gemotiveerd bestreden. Ook is aan het plan de notitie "Bedrijvenpark De Loop te Echt - stikstofemissie en -depositie aanleg-/bouwfase" van 25 oktober 2022 van Peutz ten grondslag gelegd. Het betoog dat de aanleg- en bouwfase niet is onderzocht klopt gelet op deze notitie feitelijk niet.

De voorzieningenrechter ziet daarnaast geen reden om aan te nemen dat NML en anderen, gelet op hun statutaire doelstellingen, wat betreft de Belgische Natura 2000-gebieden enig belang hebben dat is verweven met het algemeen belang dat deze wet beoogt te beschermen. Naar verwachting zal het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb daarom in zoverre in de bodemprocedure in de weg staan aan een vernietiging van het bestemmingsplan. In wat NML en anderen voor het overige hebben aangevoerd bestaat op voorhand ook geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het hiervoor genoemde stikstofonderzoek en de daarin getrokken conclusie dat het plan geen significante gevolgen zal hebben voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

12.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Gast, griffier.

w.g. Verburg
voorzieningenrechter

w.g. De Gast
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023

928