Uitspraak 202206710/2/R4


Volledige tekst

202206710/2/R4.
Datum uitspraak: 19 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1] en anderen, wonend te Nijmegen,
2.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend te Nijmegen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2022 heeft de raad van de gemeente Nijmegen het bestemmingsplan "Nijmegen West-13 (CPO Toekomstmuziek, Kerkstraat)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoekers sub 2] beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker sub 1] en anderen en CPO Toekomstmuziek hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op een zitting behandeld op 5 april 2023, waar [verzoeker sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.J.T.M. Pieters, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], [verzoekers sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.J.T.M. Pieters, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.O. Copier, advocaat in Nijmegen, zijn verschenen. Ook is op de zitting CPO Toekomstmuziek, vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D], als partij gehoord.

Overwegingen

Oordeel niet bindend in de bodemprocedure

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een meer-generatie woongebouw voor 10 huishoudens mogelijk op het braakliggend perceel aan de Daniëlsweg in Hees, tussen het terrein van het huidige zwembad West en de Kerkstraat.

Spoedeisend belang

3.       [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] hebben beroepen ingesteld tegen het besluit van 28 september 2022. Zij vrezen, kort samengevat, voor verlies van het dorpse en groene karakter van de wijk Hees en voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Bij besluit van 6 februari 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen een omgevingsvergunning verleend aan CPO Toekomstmuziek voor de met het bestemmingsplan beoogde ontwikkeling. [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning, en zij hebben verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

4.       Gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510, hebben [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] spoedeisend belang bij schorsing van het bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan immers in werking blijft en als het college daarna een besluit zou nemen op het bezwaar tegen het besluit van 6 februari 2023, dan vormt het bestemmingsplan daarbij het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling daaraan niet afdoen. De raad heeft overigens niet betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang.

Voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling

5.       De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan niet in stand blijft (een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal uitvoeren van de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd.

De voorzieningenrechter zal zich in verband met het karakter van de voorlopige voorzieningsprocedure beperken tot een bespreking van de beroepsgronden, die [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] centraal hebben gesteld en waarbij het naar het oordeel van de voorzieningenrechter om de kernpunten van het geschil gaat.

Gebrek aan participatie

6.       [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] betogen dat er onvoldoende mogelijkheden tot participatie en daadwerkelijke inspraak waren bij de totstandkoming van het plan. Daartoe voeren zij aan dat bewoners alleen geïnformeerd zijn maar niet actief betrokken bij de voorbereiding van het plan.

6.1.    De voorzieningenrechter stelt vast, dat het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Niet is gebleken dat de raad niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en een ieder heeft de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Dat [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] liever meer inspraak hadden willen hebben is begrijpelijk, maar de raad heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het plan heeft gesteld. De voorzieningenrechter verwacht daarom niet dat de beroepen op dit punt in de bodemprocedure zullen slagen.

Stedenbouwkundige samenhang

7.       [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] betogen dat de raad het bestemmingsplan ten onrechte heeft vastgesteld. Zij voeren daartoe aan dat in strijd met een goede ruimtelijke ordening deze ontwikkeling niet in samenhang met de overige ontwikkelingen in Hees, zoals de ontwikkeling van het St. Jozefklooster en Zwembad West, is bezien. Hierdoor heeft het bestemmingsplan een gebrek aan stedenbouwkundige samenhang. Het gebouw past niet in de stedenbouwkundige opzet in Hees, vanwege het groene en dorpse karakter van Hees, dat wordt gekenmerkt door veel groen en karakteristieke oude woningen. Ook zou het bestemmingsplan in strijd zijn met het beleid van de gemeente Nijmegen.

7.1.    De raad neemt het standpunt in dat er geen sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. De raad heeft de beoogde ontwikkeling beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat dit plan stedenbouwkundig inpasbaar is. Dat de plannen voor de toekomstige ontwikkelingen van het St. Jozefklooster en het zwembad nog niet klaar zijn, staat volgens de raad er niet aan in de weg dat het plangebied alvast ontwikkeld wordt. Daarnaast doet het plan geen onevenredige afbreuk aan het dorpse en groene karakter van Hees, omdat het plan in slechts tien woningen voorziet en er in de omgeving voldoende groen overblijft. Het plan is volgens de raad ook niet in strijd met gemeentelijk beleid.

7.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan een stedenbouwkundige afweging heeft gemaakt. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat het gebouw een vergelijkbare maximale bouwhoogte heeft als de nabijgelegen Villa de Beuken en het St. Jozefklooster. De raad heeft verder toegelicht dat er nog voldoende groen over blijft. De houtsingels en bomen op de randen van het plangebied gaan over in het groen in de omgeving. Bij de inrichting van de tuin zal aansluiting worden gezocht bij de bestaande groene singels, aldus de raad. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat ook bij toekomstige ontwikkelingen in de directe omgeving rekening wordt gehouden met de groene "gordel" rondom Hees. Gezien de hierboven weergegeven toelichting van de raad verwacht de voorzieningenrechter dat de Afdeling tot het oordeel zal komen dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend is in de omgeving. Dat de raad na afweging van alle belangen, waarbij onder meer rekening is gehouden met stedenbouwkundige aspecten, een andere keuze heeft gemaakt dan die overeenkomt met de wens van [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoekers sub 2], valt binnen de beleidsruimte die de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan toekomt. Verder heeft de raad gelet op de beleidsruimte die de raad bij het al dan niet vaststellen van een bestemmingsplan toekomt, een groter gewicht kunnen toekennen aan de urgentie van het plan (voor nieuwe woningen) dan aan het afwachten van een eventuele toekomstige integrale visie waarin andere ontwikkelingen in de omgeving zijn meegenomen. Hierbij tekent de voorzieningenrechter aan dat in het algemeen een grote behoefte aan woningbouw bestaat.

In het "Ambitiedocument Kerkstraat St. Jozefklooster", dat betrekking heeft op het naastgelegen perceel, staat weliswaar dat er in de directe omgeving locaties zijn waar onderzoek wordt gedaan naar een andere invulling, maar uit het Ambitiedocument volgt niet dat andere ontwikkelingen geen doorgang mogen vinden zolang er geen sprake is van één integraal plan. Het plan is derhalve niet in strijd met het Ambitiedocument (daargelaten overigens wat hiervan de juridische status is). Verder ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het plan in strijd zou zijn met enig gemeentelijk beleid.

Voor zover [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] hebben bedoeld dat de raad ten onrechte een zogenoemd postzegelplan heeft vastgesteld, en deze ontwikkeling niet tezamen met de overige ontwikkelingen in Hees in één plan heeft opgenomen, overweegt de voorzieningenrechter dat de raad bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan beleidsruimte toekomt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:538). Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van een zodanige ruimtelijke samenhang tussen genoemde overige ontwikkelingen in Hees en de ontwikkeling in het plangebied dat de raad er niet toe heeft mogen besluiten die gronden niet in het plangebied op te nemen. Daarom verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling de vastgestelde planbegrenzing in strijd met een goede ruimtelijke ordening zal vinden.

Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter op dit punt niet dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden.

Woon- en leefklimaat

8.       [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] betogen dat het plan niet voorziet in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden van het plangebied. Zij voeren daartoe aan dat de ontsluitingsweg en parkeerplaatsen naast hun percelen zullen komen. De ontsluitingsweg wordt niet alleen gebruikt door de bewoners, maar ook door bezoek, bestel- en transportdiensten en werkverkeer. Dit komt bovenop de nu al onhoudbare verkeerssituatie als gevolg van het kinderdagverblijf in Villa de Beuken. Ook zal directe overlast ontstaan op het gebied van privacy. Vanaf de eerste verdieping zal er inkijk zijn in de tuinen van omwonenden.

8.1.    De kortste afstand van het bouwvlak tot de woning aan de Kerkstraat 3a is ongeveer 30 meter. De kortste afstand tot een van de woningen aan de Korte Bredestraat is ongeveer 80 meter. Het is weliswaar niet uitgesloten dat de privacy in enige mate zal worden aangetast als gevolg van het bestemmingsplan, maar gelet op deze relatief grote afstanden, is het niet aannemelijk dat er sprake zal zijn van onaanvaardbare gevolgen wat betreft het aspect privacy voor [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2].

De verkeersgeneratie van het appartementengebouw bedraagt 67 motorvoertuigen per dag. Deze verkeersgeneratie komt neer op ongeveer 4 voertuigbewegingen per uur. Gelet hierop houdt de voorzieningenrechter het ervoor dat er hooguit een beperkte toename van het verkeer is te verwachten als gevolg van het plan.

De raad heeft verder toegelicht dat de parkeerplaatsen zijn voorzien aan de achterzijde van de tuinen van [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2], en ten oosten van het perceel Kerkstraat 3a. Het is mogelijk dat [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] in hun tuinen het geluid van dichtslaande portieren zullen horen, maar dat is aanvaardbaar in een stedelijke omgeving.

Op voorhand verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het plan in deze opzichten gevolgen zal hebben voor [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] die uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar en daarom onevenredig voor hen zijn.

Parkeernorm

9.       [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] betogen dat de in het bestemmingsplan opgenomen parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per te realiseren woning onvoldoende is. Ook betogen zij dat de parkeernorm onvoldoende in het plan is vastgelegd.

9.1.    Op voorhand ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat deze parkeernorm ontoereikend is. Uit paragraaf 4.13.3 van de toelichting bij het bestemmingsplan blijkt dat het aantal parkeerplaatsen is berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Het is niet aannemelijk dat dat rechtens onjuist is.

De voorzieningenrechter ziet op voorhand ook geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeernorm niet toereikend in het bestemmingsplan geborgd is. Op grond van artikel 10.2.1 van de planregels is het namelijk verboden te bouwen of het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van artikel 10.2 van de planregels gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen. In die bepaling is een dynamische verwijzing naar de beleidsregels parkeren opgenomen.

De voorzieningenrechter verwacht daarom niet dat de beroepen in de bodemprocedure op dit punt zullen slagen.

Flora en fauna

10.     [verzoeker sub 1] en anderen alsmede [verzoekers sub 2] betogen dat de uitgevoerde natuurtoets geen goed beeld geeft van de in en rond het plangebied voorkomende beschermde planten en diersoorten. Daartoe voeren zij aan dat in de nok van het woonhuis aan de [locatie] een winter- en zomerverblijf voor de gewone dwergvleermuis zit. Ook loopt een belangrijke verbindingsroute van verschillende soorten vleermuizen over het plangebied. Dit is in het onderzoek niet onderkend. Daarnaast is het onderzoek overdag uitgevoerd, terwijl vleermuizen juist in de nacht actief zijn.

10.1.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

10.2.  In het kader van de voorbereiding van het plan is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna in het plangebied. Ecolybrium heeft een "Quickscanonderzoek Ecologische Waarden" uitgevoerd. Uit dat onderzoek komt naar voren dat er geen effecten optreden ten aanzien van beschermde soorten vleermuizen, en dat er geen effecten optreden ten aanzien van foeragerende en/of migrerende vleermuizen. Dit komt omdat het gebied geheel ontdaan is van opgaande vegetatie, waardoor vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn uit te sluiten.

Naar aanleiding van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht over de feitelijk aanwezige nesten van vleermuizen die zouden worden verstoord overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In het geval bij de uitvoering van het plan toch een ontheffing op grond van de Wnb nodig zou zijn vanwege de gevolgen voor vleermuizen of andere beschermde dieren, dient daarover gelet op hetgeen onder 10.1 is overwogen in beginsel te worden beslist in het kader van een procedure op grond van de Wnb en ziet de voorzieningenrechter daarin vooralsnog geen reden waarom de raad er op voorhand van had moeten uitgaan dat die ontheffing niet kan worden verleend. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

11.     De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding voor de verwachting dat andere, in verband met het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure hiervoor niet allemaal besproken beroepsgronden in de bodemprocedure zullen leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit geen stand houdt.

Conclusie

12.     Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, niet verwacht dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden, bestaat, ook in aanmerking genomen de belangen die met de beoogde ontwikkeling worden gediend, geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken worden afgewezen.

13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Polak
voorzieningenrechter

w.g. Van Loo
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023

418-1005