Uitspraak 202300729/2/R2


Volledige tekst

202300729/2/R2.
Datum uitspraak: 12 april 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,

2.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,

3.       [verzoeker sub 3], wonend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Sittard-Geleen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Burgemeester Damenpark en Glanerbrook" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 3], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] beroep ingesteld.

Ook hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 3], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2023, waar [verzoeker sub 2A] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.G.M.P. Aussems en R. Driessen, die via een videoverbinding aan de zitting heeft deelgenomen, en bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van het Burgemeester Damenpark en het daarin gelegen sport- en recreatiecentrum Glanerbrook met bijbehorende faciliteiten door een deel van de bestaande bebouwing van het sportcomplex te slopen of te renoveren en nieuwe bebouwing te realiseren om een (top)sportaccommodatie met breedtesportfaciliteiten te realiseren. Zo is de gemeente voornemens om de bestaande ijshockeyhal te slopen om plaats te maken voor één van de nieuwe ingangen van het sportcomplex. De nieuwe ijshal is voorzien naast de bestaande ijs- en wielerbaan, die een overkapping krijgt. Ook voorziet het bestemmingsplan in een nieuw 50 meter-binnenbad en buitenzwembaden. Door deze wijzigingen wordt de (top)sportaccommodatie geschikt voor verschillende sporten, waaronder zwemmen, ijs-, bal-, en andere binnensporten, zodat er (inter)nationale wedstrijden en toernooien kunnen worden georganiseerd. Verder maakt het bestemmingsplan mogelijk dat het plangebied een duidelijke hoofdentree en een aantal neveningangen krijgt. De beoogde horecavoorzieningen moeten een centrale verbinding leggen tussen de sportzalen en het park. Ook voorziet het bestemmingsplan in de aanleg van diverse nieuwe spel- en sportvoorzieningen, zoals speeltoestellen en veldjes voor buitensporten.

3.       De woningen van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [verzoeker sub 3] grenzen aan de oost- en zuidzijde aan het plangebied. Zij zijn het niet eens met de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat zij vrezen dat het bestemmingsplan door onder meer de mogelijkheid om evenementen te organiseren, door de horeca en het realiseren van een overkapping over de wieler- en ijsbaan tot onevenredige ruimtelijke gevolgen leidt.

Hun verzoeken strekken tot schorsing van het bestemmingsplan om zo te voorkomen dat, in afwachting van de uitspraak in de door hen ingestelde beroepen, een omgevingsvergunning wordt verleend op basis van dit bestemmingsplan.

4.       Op grond van het vigerende bestemmingsplan "Geleen-Oost" rusten op de gronden in het plangebied de enkelbestemmingen "Sportcentrum", "Sport- en speelvoorzieningen" en "Groen". Binnen de bestemmingen liggen bouwvlakken met verschillende maatvoeringen.

De beoogde herinrichting van het Burgemeester Damenpark en het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook is op grond van dit bestemmingsplan niet mogelijk. Zo is geen regeling voor evenementen opgenomen in het bestemmingsplan "Geleen-Oost" en is uitsluitend bij sportcentra en sportzalen ondergeschikte horeca toegestaan. Ook zijn de bouwvlakken en de maximaal toegestane bouwhoogten niet toereikend om de beoogde herinrichting mogelijk te maken.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

5.1.    De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Spoedeisend belang

6.       Er zijn op 23 december 2022 en 1 februari 2023 aanvragen om omgevingsvergunning ingediend voor de (ver)nieuwbouw van het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan.

Het verzoek van [verzoeker sub 3]

7.       Het verzoek van [verzoeker sub 3] kan niet inhoudelijk worden behandeld. [verzoeker sub 3] is op grond van artikel 8:82, eerste en derde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) griffierecht verschuldigd voor het door hem ingestelde verzoek om een voorlopige voorziening. Bij brief van 3 februari 2023 is [verzoeker sub 3] erop gewezen dat hij het griffierecht moet betalen en dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk op 17 februari 2023 op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State moet zijn betaald. Ook is in de brief vermeld dat, indien het verschuldigde bedrag niet op die laatste datum is ontvangen, [verzoeker sub 3] ervan moet uitgaan dat alleen al om die reden niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzoek om een voorlopige voorziening zal volgen en dat zijn verzoek dan niet inhoudelijk wordt behandeld, behalve in uitzonderlijke gevallen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [verzoeker sub 3] in verzuim is geweest. Omdat [verzoeker sub 3] het griffierecht niet heeft voldaan, is zijn verzoek niet-ontvankelijk.

De verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B]

8.       De voorzieningenrechter stelt vast dat de verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hoofdzakelijk zijn gericht tegen de mogelijkheid om evenementen in het plangebied te organiseren, gericht zijn tegen de horecavoorzieningen in het plangebied, tegen de maatvoering en bouwhoogte van de overkapping van de bestaande ijs- en wielerbaan en de onderbouwing van de gevolgen van geluid en parkeren van het bestemmingsplan.

In de hiernavolgende overwegingen zal de voorzieningenrechter een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over deze gronden geven.

Evenementen

9.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de mogelijkheden om evenementen te organiseren en het gebied waarin evenementen kunnen plaatsvinden in vergelijking met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Geleen-Oost" enorm zijn uitgebreid. Doordat de bezoekersaantallen, het aantal evenementendagen en de duur van de evenementen niet in artikel 11.2 van de planregels zijn beperkt, vrezen zij dat het plan tot meer overlast leidt dan in de huidige situatie waarin slechts één festival in het park mag plaatsvinden.

9.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat het op de weg van de planwetgever ligt om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften te stellen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is.

9.2.    Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen is op grond van artikel 11.2 van de planregels weliswaar niet als strijdig gebruik aangemerkt, maar in artikel 11.3 van de planregels zijn beperkingen gesteld aan de vergunningverlening voor evenementen. Ingevolge artikel 11.3 van de planregels zijn uitsluitend ter plaatse van de bestemmingen "Groen" en "Sport" evenementen van categorieën II en III toegestaan, met daaraan ondergeschikte ondersteunende horeca en detailhandel, mits wordt voldaan aan de voorwaarden in het artikel. Deze eisen zien op het maximale aantal evenementen per kalenderjaar, de maximale duur van een evenement, de maximale geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige objecten, de minimale periode tussen evenementen, de toegestane eindtijd van de evenementen en de muziek en de op- en afbouw van de evenementen. Gelet op de gestelde beperkingen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestemmingsplan in zoverre niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld.

9.3.    De voorzieningenrechter stelt echter ook vast dat er in artikel 11.3 van de planregels geen beperkingen zijn gesteld aan het maximaal toegestane aantal bezoekers per evenement. De raad heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat is beoogd om te voorzien in een planologische regeling om op basis daarvan het aantal en de omvang van de evenementen in het plangebied via een omgevingsvergunning te kunnen reguleren en beperken. Omdat de raad uit een oogpunt van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan van belang acht om beperkingen te kunnen stellen aan de maximaal toegestane bezoekersaantallen bij evenementen, had de raad naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet kunnen afzien van het opnemen van voorschriften over de bezoekersaantallen in het bestemmingsplan en kan niet worden volstaan met het opnemen van voorwaarden over bezoekersaantallen in een omgevingsvergunning. De beoordeling en afweging van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van evenementen op een bepaalde locatie is bovendien een andere dan die op grond waarvan, in een concreet geval, voor een evenement al dan niet een vergunning op grond van de APV wordt verleend. Regulering van evenementenvergunningen in de APV geschiedt immers met name vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde, en waarborgt niet de vereiste planologische rechtszekerheid. De omstandigheid dat de APV mogelijkheden bieden om het houden van evenementen te reguleren kan dus ook geen reden zijn een planologische regeling van evenementen in het bestemmingsplan achterwege te laten.

9.4.    Hoewel de raad in het bestemmingsplan niet heeft geregeld wat hij beoogd heeft te regelen, ziet de voorzieningenrechter hierin echter geen aanleiding om het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat in artikel 11.3 van de planregels al voorwaarden zijn gesteld aan onder meer het aantal, de duur en geluidbelasting van evenementen en muziek en dat de raad het bestemmingsplan kan repareren door in artikel 11.3 van de planregels alsnog beperkingen te stellen aan het maximaal toegestane aantal bezoekers bij evenementen. De voorzieningenrechter ziet daarom op voorhand geen aanleiding dat het bestemmingsplan, eventueel na een aanpassing, op dit punt in de bodemprocedure geen stand zou kunnen houden.

Horeca

10.     [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de mogelijkheden voor het exploiteren van horeca ten onrechte worden uitgebreid. Daartoe voert [verzoeker sub 1] aan dat in de plantoelichting staat dat de horecavoorzieningen in het plangebied ondersteunend zullen zijn aan de sportvoorzieningen, maar dat uit verschillende stukken blijkt dat ten behoeve van de horeca een grote loungezone en een buitenterras aan de entreezijde worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet echter niet in een buitenterras, waardoor dit gebruik volgens hem niet is toegestaan. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] voeren aan dat de horeca in het plangebied uitsluitend door de bezoekers van het sport- en recreatiecentrum moet kunnen worden gebruikt. Horecavoorzieningen van deze omvang kunnen volgens hen een aantrekkende werking hebben en leiden tot nevenactiviteiten in de omgeving, zoals rally’s, fietstochten en motorritten. Verder voeren zij aan dat de horeca niet naar het parkgedeelte kan worden uitgebreid.

10.1.  De voorzieningenrechter overweegt dat in paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat dat de horeca in het plangebied momenteel een oppervlakte van ongeveer 430 m² heeft en dat deze oppervlakte in de beoogde situatie naar 315 m² wordt teruggebracht. Ook blijkt uit deze paragraaf dat in het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook verschillende loungegedeelten met een totale oppervlakte van 805 m² worden gerealiseerd die bij evenementen samen of afzonderlijk een aanvulling zijn op de horeca. De raad heeft hiermee beoogd om de horeca te concentreren in het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook, zoals nu ook het geval is.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een specifieke aanduiding voor de horecavoorzieningen en/of de loungegedeelten. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voldoende beperkingen zijn gesteld aan de horeca in het plangebied. In artikel 4.1, aanhef en onder b en c, van de planregels is bepaald dat de voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelvoorzieningen, alsmede voor ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De voor "Groen" aangewezen gronden zijn op grond van artikel 3.1 van de planregels niet bestemd voor horecavoorzieningen. Dit betekent dat op de gronden waaraan deze bestemming "Groen" is toegekend geen horecavoorzieningen, zoals een buitenterras of een loungezone, kunnen worden gerealiseerd. Omdat ondergeschikte horeca uitsluitend is toegestaan op de gronden waarop een sportbestemming rust, zijn de horecavoorzieningen bovendien geconcentreerd op een bepaald deel van het plangebied. De ondergeschikte functie van de horeca is in het bestemmingsplan gewaarborgd, omdat in artikel 1.57 van de planregels bepaald dat voor een ondergeschikte functie maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt en in artikel 1.58 van de planregels is gedefinieerd wat onder ondersteunende horeca wordt verstaan.

10.2.  Voor zover [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] vrezen dat van de horeca een zodanige aantrekkende werking uitgaat dat zij daarvan overlast ondervinden, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

De raad heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat niet kan worden uitgesloten dat de activiteiten waarin het bestemmingsplan voorziet enige aantrekkende werking hebben, maar dat aannemelijk is dat de horeca uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt door bezoekers die ook gebruik maken van de sport- en speelvoorzieningen in het plangebied. Dat is in de huidige situatie namelijk ook het geval. De horeca mag op grond van het bestemmingsplan uitsluitend ondergeschikt zijn aan de sport- en speelvoorzieningen en dus geen zelfstandige functie zijn.

Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de horeca in het plangebied niet tot zodanige overlast leidt dat het woon- en leefklimaat van de omwonenden onevenredig wordt aangetast.

De betogen over de horeca geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Maatvoering en bouwhoogte van de overkapping van de ijs- en wielerbaan

11.     [verzoeker sub 1] betoogt dat de maatvoering en bouwhoogte van de overkapping van de bestaande ijs- en wielerbaan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij voert aan dat het bestemmingsplan een overkapping met een bouwhoogte van 15 m boven het referentie(bouw)peil van 58 m +NAP, een lengte van 120 m en een oppervlakte van 19.000 m² mogelijk maakt op een afstand van ongeveer 50 m van de openbare weg en op ongeveer 65 m van de eerstelijns bebouwing in de omgeving van het plangebied. Deze afstanden zijn volgens hem niet alleen korter dan de 80 m waarvan de raad in de reactie van 1 juli 2021 is uitgegaan, maar een overkapping met deze bouwhoogte en van deze omvang is ook niet passend in de groene omgeving van het park. Daarnaast is de beoogde bouwhoogte ruimtelijk onaanvaardbaar, omdat de omwonenden zicht hebben op de constructie. De raad heeft voor de ruimtelijke beoordeling van het plan naar het advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit verwezen, maar volgens [verzoeker sub 1] staat het ontwerp voor de overkapping nog niet vast. Hij wijst erop dat uit de schetsontwerpen blijkt dat er een industriële staalconstructie van zo’n 14 m hoog wordt gerealiseerd, voorzien van zonnepanelen. Door de helling van het dak zullen de zonnepanelen volledig in het zicht liggen, wat volgens hem vanuit een ruimtelijk oogpunt onaanvaardbaar is. In dit verband verwijst [verzoeker sub 1] ook naar de brief van de omwonenden van 22 juni 2021, waarin is aangegeven dat een (natuurlijke) landschappelijke inpassing mogelijk is als de verkapping een zogenoemd groen dak krijgt, maar de raad heeft deze mogelijkheid niet meegenomen in de ruimtelijke beoordeling van het plan. Verder voert [verzoeker sub 1] aan dat in de plantoelichting staat dat de overkapping open blijft, maar dat dit niet planologisch is geborgd.

11.1.  Aan de gronden waarop de ijs- en wielerbaan is gebouwd is in het bestemmingsplan de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" toegekend. Op grond van artikel 4.2.2, onder c, van de planregels bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van deze aanduiding 15 m. Met de aanduiding "maximum bouwhoogte: 15 m" is deze maatvoering ook op drie specifieke plekken aan de gronden van/ter plaatse van de ijs- en wielerbaan toegekend. Verder blijkt uit paragraaf 5.2 van de plantoelichting dat in het plangebied een hoogteverschil aanwezig is, waarbij het zuidoostelijk deel van het plangebied op ongeveer 77 m +NAP ligt en afloopt tot ongeveer 56 m +NAP in het noordwesten. De hoofdentree van het complex ligt op ongeveer 58 m +NAP.

11.2.  De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure uitsluitend de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de overkapping die het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt beoordeeld.

De voorzieningenrechter overweegt dat aannemelijk is dat de maatvoering van de overkapping moet worden afgestemd op de bestaande afmetingen van de ijs- en wielerbaan en dat in zoverre geen kleinere maatvoering kan worden aangehouden. In de Nota van Zienswijzen en het verweerschrift heeft de raad toegelicht dat de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan naar aanleiding van de bezwaren van omwonenden met 3 m is verlaagd ten opzichte van het ontwerpplan, maar dat de bouwhoogte van 15 m ruimtelijk aanvaardbaar is. Er is in het plangebied namelijk een bestaand talud aanwezig, waardoor het zicht op de overkapping van de ijs- en wielerbaan vanuit de omliggende woningen zeer beperkt zal zijn. Zo is vanuit de Irenelaan, de straat die het dichtstbij de ijs- en wielerbaan ligt, vanwege de landschappelijke inpassing nauwelijks zicht op de overkapping, omdat het sportcomplex niet boven de talud en de bomen uitkomt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen de ijs- en wielerbaan en de bebouwing aan de Irenelaan en de Kummenaedestraat 75 m respectievelijk 98 m is, zodat aannemelijk is dat het zicht op de overkapping vanuit de woningen in de directe omgeving van het plangebied beperkt zal zijn. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de maximaal toegestane bouwhoogte van 15 m aansluit bij de bebouwing in het plangebied en de bestaande bebouwing aan de Kummenaedestraat, waar hoofdgebouwen op grond van het bestemmingsplan "Geleen-Zuid 1" een maximale bouwhoogte van 11 m of 14 m mogen hebben.

De raad heeft in het verweerschrift aangegeven dat de overkapping boven de ijs- en wielerbaan uitsluitend boven het schaats- en wielerdeel zal zijn gesloten en dat de overkapping open blijft boven het middenterrein van de ijs- en wielerbaan. Ook de zijwanden van de overkapping zullen open zijn. Daargelaten hoe de constructie exact wordt uitgevoerd, heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op het bovenstaande op het standpunt kunnen stellen dat de overkapping waarin het bestemmingsplan voorziet ruimtelijk aanvaardbaar is.

De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overkapping die het bestemmingsplan mogelijk maakt ruimtelijk aanvaardbaar is.

Het betoog geeft geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Geluidsoverlast

12.     [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen dat het bestemmingsplan  onevenredige geluidsoverlast veroorzaakt. Daartoe voert [verzoeker sub 1] aan dat het bestemmingsplan niet voldoet aan de richtafstand voor geluid, zoals bedoeld in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering", editie 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), omdat veel woningen in de directe omgeving van het plangebied binnen een afstand van 200 m van de ijs- en wielerbaan liggen. In het akoestisch onderzoek industrielawaai is volgens hem niet onderzocht of de gehele ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt onevenredige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden, terwijl het bestemmingsplan voorziet in een overkapping over de ijs- en wielerbaan en meer en grotere activiteiten, niet zijnde evenementen, toestaat in sport- en recreatiecentrum. Dat de vastgestelde overschrijding van de richtwaarde voor geluid volgens het akoestisch onderzoek samenhangt met de bestaande activiteiten in het plangebied, betekent volgens [verzoeker sub 1] niet dat de geluidbelasting van de ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet op zichzelf niet hoeft te worden beoordeeld. Daarnaast voert hij aan dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat de geluidbelasting door de overkapping over de ijs- en wielerbaan wordt verminderd, omdat de effecten van de overkapping in het akoestisch onderzoek zijn gemodelleerd zonder het daadwerkelijke ontwerp daarbij in acht te nemen. Dat de raad aanneemt dat de geluidbelasting vermindert door de overkapping, is volgens [verzoeker sub 1] tegenstrijdig aan de verwachting dat de activiteiten die op de ijs- en wielerbaan zullen plaatsvinden tot een hogere geluidbelasting leiden voor de bewoners van de Irenelaan en de Hendriklaan. Hij wijst erop dat de geluidinstallaties bij de ijs- en wielerbaan momenteel al geluidsoverlast veroorzaken. Verder voert [verzoeker sub 1] aan dat de geluidbelasting van de horecafaciliteiten in het plangebied niet is onderzocht, terwijl het plan voorziet in een groot terras aan de voorzijde van het sport- en recreatiepark aan de Kummenaedestraat.

[verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] voeren aan dat bij de geluidgrenswaarden in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de etmaalwaarde van 10 dB(A) en dat de straffactoren voor muziekgeluid en geluiden met een tonaal en/of impulsachtig karakter gehandhaafd hadden moeten worden. Daarnaast vinden zij dat de evenementen tot onevenredige geluidsoverlast leiden.

12.1.  De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat sport - en recreatiecentrum Glanerbrook tot milieucategorie 4.2 behoort en dat het plangebied in een gemengd gebied ligt, waarvoor in de VNG-brochure voor de ijs- en wielerbaan een richtafstand van 200 m wordt aanbevolen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verzekeren. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet aan deze richtafstand wordt voldaan.

12.2.  De raad heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren om vast te stellen of na uitvoering van het plan in de directe omgeving van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij de beoordeling van de geluidbelasting aansluiting is gezocht bij het toetsingskader voor geluid in paragraaf B5.3, stappen 2 en 3, van de VNG-brochure. Daarnaast is bij de beoordeling van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau van het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook aansluiting gezocht bij de geluidbelasting van de bedrijfsactiviteiten, zoals in 1999 vergund. Voor zover in de milieuvergunning uit 1999 beperkingen zijn gesteld aan de openingstijden en de geluidbelasting van de sport- en speelfaciliteiten, evenementen en horeca, zijn die dan ook in de berekeningen betrokken. In het akoestisch onderzoek is verder de geluidbelasting als gevolg van de beoogde wijzigingen meegenomen. De zomersituatie is in het akoestisch onderzoek als worst case scenario beschouwd. In de zomer zijn de ijshal, sporthal, binnenzwembad, buitenzwembad en de wielerbaan namelijk in gebruik en zijn er kleinschalige activiteiten in het park. De nadruk ligt in het akoestisch onderzoek op de geluidbelasting van de gebouwinstallaties en buitenactiviteiten.

12.3.  In het akoestisch onderzoek is - kort samengevat - geconcludeerd dat de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) in stap 2 van de VNG-brochure in beperkte mate wordt overschreden. De overschrijding treedt vooral op ten noorden van het sportpark aan de Op de Vey en Beekhoverstraat, waar ook de richtwaarde van 55 dB(A) uit stap 3 van de VNG-brochure lijkt te worden overschreden. Uit een nadere analyse van de rekenresultaten is echter gebleken dat de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-brochure ter plaatse van vier woningen aan de Beekhoverstraat en Op de Vey in de dagperiode als gevolg van het gebruik van het buitenzwembad met ligweide wordt overschreden. Doordat deze sportaccommodatie onderdeel uitmaakt van de bestaande situatie, zal de herinrichting van het sportpark volgens het akoestisch onderzoek niet leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de betreffende woning(en). Bij de woning aan de Kummenaedestraat 64 wordt de richtwaarde in stap 2 van de VNG-brochure in de avondperiode met 1 dB overschreden door de voertuigen en stemgeluid op het parkeerterrein voor de entree. Als het stemgeluid buiten de toetsing wordt gelaten, wordt volgens het akoestisch onderzoek voldaan aan de richtwaarde voor geluid in stap 2 van de VNG-brochure en is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij alle woningen wordt overigens voldaan aan de richtwaarde voor geluid in stap 3 van de VNG-brochure.

Verder staat in het akoestisch onderzoek dat ter plaatse van de woning aan de Parklaan 28 in de nachtperiode op de zuidgevel een maximaal geluidsniveau tot 63 dB(A) kan optreden door het sluiten van autoportieren op het parkeerterrein. Hierdoor wordt de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-brochure overschreden. Dit is echter uitsluitend het geval als de auto’s zijn gepositioneerd op de grootst mogelijke afstand tot de ingang. In de praktijk zal deze situatie zich beperkt voordoen. Ondanks de overschrijding van de grenswaarde voor geluid in stap 2 van de VNG-brochure is volgens het akoestisch onderzoek daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ter plaatse van de andere gevels van de woningen en andere omliggende bestemmingen wordt aan de grens- en richtwaarde voor geluid voldaan.

Ten aanzien van de indirecte geluidhinder is in het akoestisch onderzoek vastgesteld dat woningen in de directe omgeving van de toegang tot het parkeerterrein aan de Kummenaedestraat een geluidbelasting van meer dan 50 dB(A) kunnen ondervinden als gevolg van bestemmingsverkeer. De overschrijding van de grenswaarde voor geluid zal vooral optreden tijdens dagen waarop de faciliteiten in het plangebied maximaal worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een wedstrijd. De geluidbelasting door indirecte hinder voldoet overigens wel aan de richtwaarde uit stap 3 van de VNG-brochure.

12.4.  Een bestuursorgaan mag, indien een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

De voorzieningenrechter ziet in de betogen van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] geen concrete aanknopingspunten dat aan de juistheid van de conclusies of volledigheid van het uitgevoerde akoestisch onderzoek moet worden getwijfeld. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat bij de beoordeling van de geluidbelasting in de toekomstige situatie in het akoestisch onderzoek mocht worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. In paragrafen 2.2, 2.3 en 3.1 van het akoestisch onderzoek is ook ingegaan op de geluidbelasting van de horeca en de evenementen in het plangebied. Verder heeft de raad op de zitting toegelicht dat in de berekeningen van de geluidbelasting de gebruikelijke geluidnormen zijn gehanteerd en dat het bestemmingsplan niet voorziet in een wijziging van de geluidnormen waarin in de huidige omgevingsvergunningen wordt uitgegaan. Op pagina 3 van het akoestisch onderzoek staat daarnaast dat bij de beoordeling van de geluidbelasting rekening is gehouden met de etmaalwaarde van +5 dB in de avondperiode en +10 dB in de nachtperiode.

12.5.  Voor zover [verzoeker sub 1] aanvoert dat niet is onderbouwd dat de geluidbelasting van de ijs- en wielerbaan afneemt door de overkapping, overweegt de voorzieningenrechter dat in het akoestisch onderzoek staat dat voor de geluidbelasting van de ijsbaan de huidige geluidemissie van 93 dB(A) als uitgangspunt is genomen. Bij de beoordeling van de geluidemissie in de toekomstige situatie is uitgegaan van een overkapping boven de banen met een open middenterrein en open galerijen aan de buitenzijde. Om de emissie van de nieuwe constructie te kunnen bepalen, is uitgegaan van de vergunde situatie en is het equivalent geluidniveau ter plaatse van de open zijkant en het dak bepaald. Uit indicatieve berekening blijkt dat de geluidemissie van het gebruik van de ijs- en wielerbaan ongeveer 52 dB(A) bedraagt. In het onderzoek is echter uitgegaan van een geluidsniveau van ongeveer 60 dB(A) in het worst case scenario. Daargelaten hoe de overkapping eruit komt te zien, vermindert de geluidemissie van het gebruik van de ijs- en wielerbaan dus door de overkapping en kan worden voldaan aan de geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de geluidbelasting van de ijs- en wielerbaan door de overkapping afneemt.

12.6.  Gelet op het voorgaande stelt de voorzieningenrechter vast dat de raad zich voor de beoordeling van de gevolgen van het plan voor de geluidbelasting op woningen in de omgeving van het plan mocht baseren op het akoestisch onderzoek. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad op basis van dat onderzoek mogen vaststellen dat het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar negatieve gevolgen van het plan door geluid zal ondervinden.

De betogen geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Parkeeroverlast

13.     [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen dat de parkeerdruk onevenredig zal toenemen als gevolg van het plan. Daartoe voeren zij aan dat in het verkeer- en parkeeronderzoek geen rekening is gehouden met het gebruik en de openstelling van het parkeerterrein bij het sportcomplex en de overloop vanuit het stadscentrum. Bij het complex kan gratis worden geparkeerd, waardoor het parkeerterrein veelvuldig wordt gebruikt door de bezoekers van het stadscentrum van Geleen en ook veelvuldig wordt gebruikt op dagen dat er geen evenementen worden georganiseerd. [verzoeker sub 1] wijst in dit verband erop dat de voertuigen dichtbij de inrit van het parkeerterrein parkeren, wat momenteel tot overlast leidt. Hij meent dat die overlast als gevolg van de ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet zal verergeren. Er zijn volgens hem bovendien slechts maximaal 165 parkeerplaatsen beschikbaar als het overloop-parkeerterrein gedurende de dag of avond wordt afgesloten. Daarnaast voert [verzoeker sub 1] aan dat de berekening van de benodigde parkeerruimte in het onderzoek is beperkt tot de topwedstrijden van de Eaters en dat de parkeerdruk aan de hand van de huidige bezoekersaantallen is bepaald. Het plan voorziet echter in een (top)sportaccommodatie waar (inter)nationale wedstrijden kunnen worden georganiseerd, zodat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat de uitbreiding van de planlocatie niet tot meer parkeeroverlast leidt. Het is volgens [verzoeker sub 1] onvoldoende om met een vergunningstelstel te voorkomen dat evenementen en topsportwedstrijden samenvallen, omdat in het verkeerskundig onderzoek staat dat enige overlast niet is te voorkomen.

Verder voeren [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] aan dat de raad de verkeers- en parkeerdruk van de bezoekers van het evenement "Mama’s Pride" niet heeft onderzocht. De inschatting van de gemeente Sittard-Geleen is dat het evenement verspreid over meerdere dagen ongeveer 7.000 bezoekers aantrekt, maar zij betwijfelen dit omdat de straten rondom het plangebied tijdens het evenement volstaan met geparkeerde voertuigen. Nu het plan de organisatie van evenementen met meer dan 5.000 bezoekers mogelijk maakt, moeten volgens hen beperkingen worden gesteld of maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de omwonenden overlast ondervinden.

13.1.  De voorzieningenrechter overweegt dat de raad een verkeerskundig onderzoek naar de parkeercapaciteit, verkeersgeneratie en -stromen heeft uitgevoerd. Uit het rapport "Sportpark Glanerbrook" van Royal HaskoningDHV van 15 maart 2021 blijkt dat voor de parkeerbalans de gemeentelijke parkeernormen zijn gehanteerd, en in aanvulling daarop, de normen in het handboek "Toekomstig parkeren", publicatie 381 van de CROW.

In het rapport is geconcludeerd dat na de herinrichting van het sportpark in de reguliere situatie, waarin er geen sportwedstrijden op het sportcomplex worden georganiseerd, op basis van de gehanteerde uitgangspunten in de zomerperiode 229 parkeerplaatsen, in de lente- en herfstperiode 296 parkeerplaatsen en in de winterperiode 340 parkeerplaatsen nodig zijn om aan de parkeernormen te voldoen. Op basis van het te verwachten aantal bezoekers van 450.000 op jaarbasis, is de parkeerbehoefte volgens het rapport 275 plaatsen. Omdat de totale capaciteit van het parkeer- en overloopterrein aan de zuid- en westzijde bij het sportcomplex uit 472 parkeerplaatsen bestaat, wordt volgens het rapport in de reguliere situatie voldaan aan de geldende parkeernormen.

Tijdens drukke (sport)evenementen, waarbij een ijshockeywedstrijd maatgevend is, zijn er 312 parkeerplaatsen nodig. Als de overige sportfaciliteiten op de helft van de parkeercapaciteit zitten, waarvoor ongeveer 170 parkeerplaatsen zijn benodigd, wordt de maximale parkeercapaciteit (inclusief het overloopgebied aan de westzijde van het plangebied) van 472 parkeerplaatsen bereikt. In het rapport staat dat ervan mag worden uitgegaan dat de overige sportvoorzieningen minder druk bezet zijn als (sport)wedstrijden plaatsvinden, maar desondanks wordt aangeraden om het aantal gelijktijdige sportwedstrijden op jaarbasis in een vergunning te limiteren.

13.2.  De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bestuursorgaan bij de beoordeling van de vraag of in voldoende parkeerruimte wordt voorzien alleen rekening hoeft te houden met de parkeerbehoefte als gevolg van het plan. Dit betekent dat de raad met het bestemmingsplan niet de parkeeroverlast hoeft op te lossen die de verzoekers ondervinden van de huidige activiteiten in het plangebied.

De voorzieningenrechter overweegt dat parkeervoorzieningen op grond van artikel 5.1, onder b, van de planregels zijn toegestaan op de gronden met de bestemming "Verkeer-Parkeren". Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt dat aan de zuidzijde en de westzijde van het plangebied geparkeerd kan worden, zodat het bestemmingsplan voor de beoogde ontwikkeling voorziet in voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Doordat in artikel 10.4.3 van de planregels naar de parkeernota van de gemeente Sittard-Geleen is verwezen, moet bij de verlening van een omgevingsvergunning bovendien worden getoetst of aan de gemeentelijke parkeernormen is voldaan.

13.3.  Anders dan [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen, is in hoofdstuk 2 van het rapport de huidige verkeer- en parkeersituatie bij het plangebied toegelicht. Hierin staat onder meer dat bij het sportcentrum gratis geparkeerd kan worden en dat het parkeerterrein bij sportpark Glanerbrook ook beperkt wordt gebruikt als overloopgebied voor bezoekers van het centrum van Geleen. Naast het parkeerterrein bij het sportpark is er ook een overloopterrein waarbij het gebruik minder duidelijk is. Hoewel op de borden is aangegeven dat het parkeerterrein uitsluitend gebruikt kan worden bij evenementen en op zaterdagen tussen 9 uur en 18 uur, staat in het rapport dat dit overloopterrein in de praktijk altijd open is. Omdat er normaliter geen tekort aan parkeerplaatsen is, wordt het overloopterrein niet of nauwelijks gebruikt. De raad heeft op de zitting toegelicht dat niet kan worden uitgesloten dat het parkeerterrein ook wordt gebruikt door mensen die uitsluitend het stadscentrum bezoeken, maar dat vanuit de gemeente niet is geconstateerd dat het parkeerterrein veelvuldig door deze groep bezoekers wordt gebruikt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het gebruik en de openstelling van het overloopterrein daardoor voldoende betrokken in de beoordeling van de parkeercapaciteit. Uit het plan volgt dat zowel de parkeerplaats als het overloopterrein beschikbaar zijn voor parkeren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om uit te gaan van de beschikbaarheid van maximaal 165 plaatsen.

13.4.  De voorzieningenrechter overweegt dat in de hoofdstukken 3.1 en 3.2 van het rapport staat dat de parkeerbehoefte bij evenementen met (veel) publiek apart is berekend en dat de wedstrijden van ijshockeyclub Eaters Geleen daarvoor maatgevend zijn. Anders dan [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] betogen, hoefde de raad niet de parkeerbehoefte en -druk van elk specifiek (sport)evenement in het plangebied te berekenen. In het rapport staat ook dat vanwege het bovenregionale karakter van evenementen met zo’n grote omvang niet de minimale, maar een gemiddelde parkeernorm voor een stadion is gehanteerd. De maximale parkeercapaciteit van het parkeer- en overloopterrein bij het sportcomplex wordt uitsluitend bereikt als een grootschalig (sport)evenement wordt georganiseerd en de helft van de parkeercapaciteit op hetzelfde moment in gebruik is door de overige sportfaciliteiten. Omdat in het rapport ook staat dat ervan kan worden uitgegaan dat de overige sportvoorzieningen minder druk zijn bezet als zulke grootschalige (sport)evenementen plaatsvinden, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de maximale parkeercapaciteit slechts in uitzonderlijke situaties wordt bereikt. De raad kan overigens met een vergunningenstelsel reguleren of, en welke,  (sport)evenementen op hetzelfde moment in het plangebied plaatsvinden en  door het stellen van voorschriften voor deze evenementen voorkomen dat een onevenredige parkeerdruk ontstaat bij het sportpark.

De betogen geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

De overige gronden

14.     De voorzieningenrechter ziet ook in wat [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] aanvoeren over inspraak- en participatiemogelijkheden, de zorgvuldigheid van de besluitvorming, de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan, het ontbreken van een onderzoek naar alternatieve locaties en de gevolgen voor het park geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie

15.     Het verzoek van [verzoeker sub 3] is niet-ontvankelijk.

De verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] om het treffen van een voorlopige voorziening moeten worden afgewezen.

16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het verzoek van [verzoeker sub 3] niet-ontvankelijk;

II.       wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.J.A. Pellegrom, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Pellegrom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023

975

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 8:41, zesde lid, luidt:

"Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."

Artikel 8:82, eerste en derde lid, luidt:

"1. Van de verzoeker wordt door de griffier een griffierecht geheven.

[...]

3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen."

Het bestemmingsplan "Burgemeester Damenpark en Glanerbrook"

Artikel 1.57 (ondergeschikte functie) van de planregels luidt:

"Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt."

Artikel 1.58 (ondersteunende horeca) luidt:

"Gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder."

Artikel 4.1, aanhef en onder b en c, luidt:

"De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

b. sport- en speelvoorzieningen overeenkomstig:

  • zwembaden
  • ijshockeyhal
  • sporthallen
  • overdekte wieler- en schaatsbaan

alsmede voor

c. ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van de onder b genoemde doeleinden."

Artikel 4.2.2, onder a en c, luidt:

"a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" is opgenomen gerekend vanaf het peil.

[...]

c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" bedraagt de bouwhoogte 15 m."

Artikel 5.1, aanhef en onder b, luidt:

"De voor "Verkeer - Parkeren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

b. parkeervoorzieningen."

Artikel 10.4.1 luidt:

"De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en/of in stand gehouden."

Artikel 10.4.2. luidt:

"Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen van de gemeente Sittard-Geleen."

Artikel 10.4.3 luidt:

"Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan het parkeer(normen)beleid van de Raad, getiteld "Nota Parkeernormen Sittard-Geleen Parkeernormensystematiek", zoals vastgesteld op 15 maart 2012 en in werking getreden d.d. 9 mei 2012, met inbegrip van de daarin opgenomen ontheffingsmogelijkheden. Indien het parkeer(normen)beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, is sprake van voldoende parkeergelegenheid wanneer aan dit gewijzigde beleid wordt voldaan."

Artikel 11.2 van de planregels luidt:

"Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend."

Artikel 11.3 luidt:

"Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning ter plaatse van de bestemmingen "Groen" en "Sport" "evenementen, categorie II" en "evenementen, categorie III" toegestaan, met daaraan ondergeschikte ondersteunende horeca en detailhandel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Een "evenement, categorie II" is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1. het aantal evenementen, categorie II bedraagt niet meer dan twee per kalenderjaar;

2. de maximale duur van een evenement, categorie II bedraagt niet meer dan drie aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het totaal aantal evenementdagen per kalenderjaar niet meer bedraagt dan 5 dagen exclusief op- en afbouwdagen;

3. de geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige objecten bedraagt niet meer dan 70 dB(A) (LAeq) dan wel 84 dB(C) (LCeq). Minimale meetperiode 15 minuten. Bij het verrichten van een meting moeten reflecties in achterliggende objecten/gevels worden vermeden, of worden gecorrigeerd.

b. Een "evenement, categorie III" is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1. Het aantal evenementen, categorie III bedraagt niet meer dan acht per kalenderjaar;

2. de maximale duur van een evenement, categorie III bedraagt niet meer dan drie aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het totaal aantal evenementdagen per kalenderjaar niet meer bedraagt dan 17 dagen exclusief op- en afbouwdagen;

3. in afwijking op het bovenstaande is voor het winterevenement een aaneengesloten periode van 31 dagen toegestaan;

4. de geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige objecten bedraagt niet meer dan 55 dB(A) (LAeq) dan wel 69 dB(C) (LCeq). Minimale meetperiode 15 minuten. Bij het verrichten van een meting moeten reflecties in achterliggende objecten/gevels worden vermeden, of worden gecorrigeerd.

c. De minimale periode tussen evenementen bedraagt één week met daarin minimaal een weekend, met dien verstande dat twee keer per kalenderjaar de minimale tussenliggende periode vier dagen mag bedragen onder de voorwaarde dat daarbij gebruikgemaakt wordt van (een deel van) dezelfde opgebouwde tijdelijke bouwwerken.

d. De toegestane eindtijd voor alle evenementen en muziek bedraagt op doordeweekse dagen en op zondag 23.00 uur en in het weekend (vrijdag en zaterdag) 01.00 uur. Voor evenementen en muziek voor evenementen met meer dan 5.000 bezoekers bedraagt de toegestane eindtijd op doordeweekse dagen en zondag 01.00 uur en in het weekend (vrijdag en zaterdag) 02.00 uur. Voor dagen die gevolgd worden door een nationale feestdag gelden de sluitingstijden van het weekend. In verband met de openbare orde en voor een goede/rustige afwikkeling van het verkeer geldt bij evenementen met meer dan 5.000 bezoekers dat de muziek 45 minuten voor sluitingstijd uit moet zijn en dat de drankverstrekking 30 minuten voor sluitingstijd beëindigd moet zijn.

e. Tijdelijke bouwwerken ten behoeve van de evenementen zoals tribunes en podia zijn toegestaan. Tijdelijke bouwwerken mogen niet langer in stand blijven dan het aantal toegestane dagen per evenement en één dag voorafgaand aan het evenement en één dag na het betreffende evenement. Deze periode is exclusief op- en afbouwen, waarvoor geldt dat dit (met uitzondering van de nacht direct na afloop van het evenement) niet in de nachtperiode mag plaatsvinden. Per afzonderlijk evenement zullen nadere regels worden gesteld over het opbouwen en afbreken.

f. In afwijking op het bepaalde onder f. mogen tijdelijke bouwwerken in stand blijven tot en met het volgende evenement, mits het daaropvolgende evenement binnen vier dagen plaatsvindt en gebruikt gemaakt wordt van (een deel van) dezelfde tijdelijke bouwwerken.

g. Instructies aan de organisatoren van Evenementen:

1. Het meten en berekenen van de geluidniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, met dien verstande dat voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast, geen verhoging met 10 dB vanwege het duidelijk hoorbare muziekkarakter wordt toegepast, maar wel meteocorrectie wordt toegepast, voordat wordt getoetst aan de normen uit de regeling.

2. Het geluidniveau, dat wordt voortgebracht door de geluidapparatuur, moet gedurende het gehele evenement door een geluidtechnicus worden gemonitord. Hiervoor moet bij iedere mengtafel een geluidniveaumeter aanwezig zijn, die geschikt is voor geluidmetingen van het dB(A) en dB(C) geluidniveau. Ter plaatse van iedere mengtafel moeten de van toepassing zijnde geluidgrenswaarden duidelijk worden vermeld (bijvoorbeeld door het vastplakken op de mengtafel van een geplastificeerde kaart, waarop de geluidgrenswaarden zijn vermeld). De geluidtechnicus moet de aanwijzingen van de politie of van een namens de vergunningverlener controlerende instantie voor een wijziging van de instellingen van de apparatuur stipt en onmiddellijk opvolgen en tot nader order uitvoeren. Met behulp van technische hulpmiddelen (een zogenaamde cardioïde opstelling van de basboxen) wordt het basgeluid zoveel als technisch mogelijk gericht naar de bezoekers en niet naar de omgeving.

3. Er mag uitsluitend muziek ten gehore worden gebracht vanaf 12.00 uur tot de maximaal toegestane eindtijd uit deze regeling.

h. Per evenement gelden daarnaast de volgende regels:

1. Omwonenden en bedrijven in de directe omgeving van het evenemententerrein worden minimaal 1 week voorafgaand aan een evenement schriftelijk geïnformeerd over de aard, omvang en duur van het evenement. Hierbij wordt tevens een telefoonnummer vermeld dat gedurende 24 uur per dag bereikbaar is voor eventuele meldingen van ongeregeldheden."

Brochure "Bedrijven en Milieuzonering", editie 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Paragraaf B5.3, stap 2 van de VNG-brochure luidt:

"Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal:

• 50 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

• 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden)

• 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking;

buitenplanse inpassing is mogelijk."

Paragraaf B5.3, stap 3 van de VNG-brochure luidt:

"Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal:

• 55 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

• 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden)

• 65 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking;

buitenplanse inpassing is mogelijk."