Uitspraak 202202410/2/R2


Volledige tekst

202202410/2/R2.
Datum uitspraak: 12 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Kerkrade,

en

de raad van de gemeente Kerkrade,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Rolduckerveld" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Wonen Zuid heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek gezamenlijk met ECLI:NL:RVS:2023:1423 behandeld op de hybride zitting van 6 april 2023, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. B. Jussen, vergezeld door T. Thijssen en A.F. van der Velden, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Wonen Zuid, vertegenwoordigd door mr. J.A. Mohuddy, mr. R. Bassie, mr. M. Buitenhuis, advocaten te Breda, vergezeld door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt de herontwikkeling en de realisatie van 367 woningen in de wijk Rolduckerveld van Kerkrade mogelijk.

3.       [verzoeker] woont aan de [locatie] in Kerkrade, direct ten noorden van het plangebied. Hij kan zich niet vinden in het plan, omdat hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg hiervan en omdat er volgens hem minder belastende alternatieven zijn.

Spoedeisend belang

4.       [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht het plan te schorsen totdat op zijn beroep tegen het besluit van 26 januari 2022 is beslist. Hij heeft een spoedeisend belang hierbij. Er is een omgevingsvergunning voor de bouw van woontorens in het plangebied verleend. Met een schorsing kan [verzoeker] voorkomen dat het plan het toetsingskader vormt voor het besluit op het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning.

Strijd met goede procesorde

5.       Stichting Wonen Zuid stelt dat het verzoek van [verzoeker] zo laat is ingediend dat sprake is van strijd met de goede procesorde.

5.1.    Uit het verzoek om een voorlopige voorziening volgt dat [verzoeker] dit verzoek heeft ingediend omdat de omgevingsvergunning voor het bouwen van woontorens in het plangebied is verleend. Zoals uit de overweging onder 4 blijkt, heeft [verzoeker] een processueel belang bij de indiening van zijn verzoek, in afwachting van een uitspraak in de bodemprocedure. Stichting Wonen Zuid heeft de gelegenheid gehad op het verzoek te reageren. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de indiening van het verzoek in dit stadium van de procedure in strijd is met een goede procesorde.

Geen reactie op aanvulling zienswijze

6.       [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft gereageerd op de door hem op 24 januari 2022, daags voor de vaststelling van het bestemmingsplan, ingediende aanvulling van zijn zienswijze.

6.1.    Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpplan lag met ingang van 18 maart 2021 gedurende 6 weken ter inzage voor het indienen van zienswijzen. [verzoeker] heeft de aanvulling van zijn zienswijze ruim na afloop van de zienswijzenperiode ingediend. Dit kan de raad niet worden aangerekend. De raad heeft bovendien gesteld dat hij kennis heeft genomen van die aanvulling en bij de beraadslaging voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan op 26 januari 2022 heeft betrokken, maar dat dit niet tot wijziging van het plan heeft geleid.

Het betoog slaagt niet.

Beleid

7.       [verzoeker] betoogt verder dat het plan niet bijdraagt aan de gewenste afname van het woningbestand in Kerkrade in de periode 2017-2030 met 2.570 woningen.

7.1.    Het streven naar een afname met 2.570 woningen is vermeld in de toelichting op een ander bestemmingsplan en geldt voor een ruimer gebied, heel Kerkrade, en voor de periode van 2017 tot 2030. Die afname hoeft dus niet in dit plangebied te worden gerealiseerd. Het plan maakt het mogelijk 367 nieuwe woningen te bouwen. Beoogd is 455 verouderde woningen te slopen. Er zijn al 260 woningen gesloopt. Het woningaantal neemt dus af met 448 woningen, waarmee aan een deel van de verdunningsopgave is voldaan.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieven

8.       [verzoeker] stelt dat de beoogde woningen in de richting van Directeur Schrijnenstraat zouden moeten worden verschoven of zouden moeten worden gesitueerd binnen de mogelijkheden van het vorige bestemmingsplan.

8.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

8.2.    Uit de Nota van zienswijzen volgt dat met de herontwikkeling van het plangebied is beoogd te voorzien in een nieuwe ruimtelijke structuur om de bestaande problematiek van de woningvoorraad, de sociaal-economische situatie en de veiligheid en leefbaarheid ter plaatse te verbeteren. In de Nota van zienswijzen is vermeld dat de centraal in het plangebied gelegen 79 woningen tussen de Hertogenlaan, Directeur Schrijnenstraat, Monseigneur van Gilsstraat en Directeur Eversstraat behouden blijven en dat de hieromheen gelegen gronden worden voorzien van (woon)bebouwing en een ruime opzet met voldoende groenvoorzieningen. Volgens deze nota is een klankbordgroep geformeerd, zijn bijeenkomsten met omwonenden gehouden en verschillende varianten besproken, wat tot verschillende aanpassingen en de gewijzigde vaststelling van het plan heeft geleid. Naar aanleiding van de door [verzoeker] gestelde alternatieven heeft de raad opgemerkt dat de stedenbouwkundige opzet van het bestemmingsplan dat voorafging aan het huidige plan niet meer voldoet aan de huidige stedenbouwkundige eisen. Daarom zullen de woningen niet worden gebouwd op basis van het vorige planologische regime. Over de gestelde verschuiving van de woningen heeft de raad op de zitting gesteld dat [verzoeker] dit niet voldoende concreet heeft onderbouwd.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad hiermee toereikend gemotiveerd waarom hij niet voor de door [verzoeker] gestelde alternatieven heeft gekozen.

Het betoog slaagt niet.

Verkeer

9.       [verzoeker] stelt dat het plan leidt tot verkeersoverlast, vooral door het kruispunt dat bij zijn woning is voorzien. Op de zitting heeft hij toegelicht dat de koplampen van de auto’s vanaf dat kruispunt in zijn woning zullen schijnen.

9.1.    In de Nota van zienswijzen is inzichtelijk gemaakt dat de wegen de te verwachten extra verkeersgeneratie aan kunnen. De berekende verkeersintensiteiten liggen ruim onder de toelaatbare grens voor erftoegangswegen van 4.000 mvt/etmaal. Daarbij komt dat na de sloop van een aantal woningen, het verkeer naar verwachting zal afnemen.

Ter hoogte van de woning van [verzoeker] is een kruispunt voorzien dat zal dienen als ontsluiting op de Directeur van der Mühlenlaan van een deel van het verkeer dat in het noordelijke deel van het plangebied is voorzien. Wat betreft de door [verzoeker] gestelde lichthinder van koplampen van auto’s heeft de raad onweersproken op de zitting naar voren gebracht dat dit naar verwachting meevalt omdat de U-vormige ontsluitingsroute geen doorlopende weg is maar een weg voor bestemmingsverkeer. Er is ook, zo blijkt uit de verbeelding van het bestemmingsplan, voor het bestemmingsverkeer voorzien in twee ontsluitingen op de Directeur van der Mühlenlaan. Gelet hierop ligt onevenredige overlast door het inschijnen van koplampen niet in de rede. Niet valt in te zien dat geen maatregelen kunnen worden getroffen, als blijkt dat de lichthinder groter is dan verwacht.

De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat realisering van het plan zal leiden tot onevenredige verkeersoverlast.

Groen

10.     [verzoeker] stelt dat de door de raad beoogde groene wig als verbinding tussen het Berenbos en Stadspark niet kan worden gerealiseerd omdat de verbinding aan beide kanten wordt afgesneden door bebouwing en wegen en omdat in de wig een appartementengebouw met ten hoogste 10 bouwlagen is voorzien.

10.1.  Uit de verbeelding volgt dat tussen de bouwvlakken ten noorden en in het midden van het plangebied een strook grond met de bestemming "Groen" is opgenomen welke strook van west naar oost breder uitloopt, richting het Berenbos. De breedte van die groenstrook bedraagt ongeveer 45 tot 90 meter. Anders dan [verzoeker] stelt, maakt het plan het dus mogelijk van west naar oost een groene wig in het plangebied te realiseren. De raad heeft dit laatste ook op de zitting bevestigd, waarbij hij heeft verwezen naar de relatief geringe voetafdruk van het bouwvlak dat betrekking heeft op het in de groene wig voorziene appartementengebouw met ten hoogste 10 bouwlagen. Met de raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze voetafdruk in relatie tot het oppervlak van de te realiseren groene wig zodanig beperkt is dat niet gezegd kan worden dat dat zal leiden tot het tenietgaan van die wig.

Het betoog van [verzoeker] slaagt niet.

Bomen

11.     Tot slot betoogt [verzoeker] dat herplant van bomen niet is geborgd in de planregels.

11.1.  Op grond van artikel 6.4.1, aanhef en onder d, van de planregels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning diepwortelende of hoogopgaande bomen of beplantingen te rooien. Vast staat dat op 21 december 2022 een omgevingsvergunning is verleend voor het rooien van 32 bomen voor de realisatie van het plan, dat in de omgevingsvergunning een herplantplicht is opgenomen en dat de vergunninghouder, de gemeente Kerkrade, op de hoorzitting in bezwaar van 15 februari 2023 over die omgevingsvergunning heeft verklaard dat er voor elke gekapte boom twee zullen worden herplant, waarmee de gemeente Kerkrade verder gaat dat wat in de omgevingsvergunning staat. Onder deze omstandigheden hoefde de raad de herplantplicht niet in de planregels te borgen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat de raad in de Nota van zienswijzen heeft opgemerkt dat het aantal bomen dat voor het plan zal moeten wijken zo laag mogelijk is gehouden en dat het plan juist fors meer ruimte creëert voor groen dan onder het voorgaande regime. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is de afstand tussen de nieuwe en bestaande woningen vergroot, waardoor hier een meer robuuste groene zone van enkele tientallen meters breed ligt. Daar is volgens de raad de aanplant van een diversiteit aan nieuwe bomen voorzien.

Het betoog slaagt niet.

Verwijzing naar zienswijze

12.     [verzoeker] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van zijn zienswijze. De raad is hierop ingegaan in de Nota van zienswijzen. [verzoeker] heeft in het verzoekschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in de Nota van zienswijzen onjuist zou zijn.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

13.     Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, niet verwacht dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden, bestaat geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.

14.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. De Vlieger-Mandour
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023

615