Uitspraak 202300725/2/R4


Volledige tekst

202300725/2/R4.
Datum uitspraak: 6 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 december 2022 in zaak nr. 21/4848 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2020 heeft het college het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen onder andere de geluidhinder van het gebruik van twee padelbanen op het perceel van tennispark "De Oude Eik", Ammonslaantje 37 te Wassenaar (hierna: het perceel), afgewezen.

Bij besluit van 11 juni 2021 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de motivering van het besluit van 17 november 2020 aangepast.

Bij uitspraak van 22 december 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 juni 2021 vernietigd, voor zover bij dit besluit het verzoek om handhavend op te treden tegen de niet-naleving van de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot het geluidsniveau veroorzaakt door de padelbanen op het tennispark "De Oude Eik" te Wassenaar is afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat het college binnen zes weken na de datum van verzending van de uitspraak een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

Tevens heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2023, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.D.N. Prevoo, ing. P. Zonneveld en B. Pruijssers, bijgestaan door mr. R. Olivier, advocaat te Den Haag, en [wederpartij] en [partij], bijgestaan door ing. E. Roelofsen, deskundige, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Op het tennispark "De Oude Eik" (hierna: het tennispark) op het perceel zijn twee padelbanen aangelegd. Voor de padelbanen is bij besluit van 24 oktober 2017 een omgevingsvergunning afgegeven. Deze omgevingsvergunning is sinds de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746, onherroepelijk.

[wederpartij] woont op het perceel [locatie] in Wassenaar. De achtertuin van dit perceel grenst direct aan de padelbanen. De kortste afstand tussen de padelbanen en de gevel van de woning van [wederpartij] is ongeveer 48 m.

3.       Bij besluit van 17 november 2020 is het verzoek om handhavend op te treden tegen onder andere de geluidhinder op het perceel van [wederpartij] afkomstig van de padelbanen op het tennispark afgewezen.

Bij besluit van 11 juni 2021 heeft het college het bezwaar van [wederpartij], voor zover dat betrekking had op het aspect geluidhinder, gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft de motivering van de afwijzing aangepast. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het geluidrapport van de Omgevingsdienst Haaglanden van 3 november 2020, aangepast op 8 juni 2021, dat is gebaseerd op een geluidsmeting op 12 oktober 2020. Uit dit rapport volgt dat volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 een toeslag voor impulsachtig geluid van 5 dB bij de gemeten waarde dient te worden opgeteld. Op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt voor de avondperiode op de gevel van een gevoelig gebouw een normwaarde voor het langtijdgemiddelde geluidniveau van 45 dB(A). Het langtijdgemiddelde geluidsniveau voor de avondperiode is vastgesteld op 48 dB(A), inclusief de toeslag voor impulsachtig geluid. Het college heeft zich, onder verwijzing naar het door hem gevoerde handhavingsbeleid, de Landelijke Handhavingsstrategie, op het standpunt gesteld dat deze overschrijding van 3 dB(A) niet leidt tot het opleggen van een last onder dwangsom. Volgens het college is er sprake van een beperkte overschrijding van de geluidsnormen in de avondperiode. Het is volgens het college aannemelijk dat het tennispark zich niet bewust is geweest van de overtreding. Uit het gevoerde handhavingsbeleid volgt volgens het college dat het tennispark eerst de gelegenheid moet worden geboden tot herstel alvorens tot handhaving wordt overgegaan. Er is daarom een waarschuwingsbrief aan het tennispark verzonden en het verzoek om handhavend op te treden, is afgewezen.

De aangevallen uitspraak

4.       Uit de aangevallen uitspraak volgt dat de rechtbank met het oog op de beoordeling van het beroep wat het aspect geluidhinder betreft de Stichting advisering bestuursrechtspraak (hierna: de Stab) als deskundige heeft benoemd. De Stab komt tot de conclusie dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat in de avondperiode sprake is van een grotere overschrijding van het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie, op de gevel van de woning van [wederpartij], dan op basis van de rapportage van de Omgevingsdienst Haaglanden is aangenomen. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen. Zij heeft, overeenkomstig het verslag van de Stab, overwogen dat er ten tijde van de meting geen sprake was van een representatieve bedrijfssituatie. De rechtbank volgt het standpunt van het college niet. Dat standpunt komt erop neer dat bij de beoordeling van de vraag in hoeverre het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt overschreden, uitsluitend zou moeten worden uitgegaan van de feitelijke situatie zoals deze was ten tijde van de geluidsmeting op 12 oktober 2020.

Verder volgt de rechtbank het verslag van de Stab, dat er kort gezegd op neerkomt, dat wanneer wordt uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie, waarin vier geoefende spelers continu van de banen gebruik maken, er sprake zal zijn van een grotere overschrijding van de geluidgrenswaarde voor de avondperiode dan de 3 dB(A) waarvan het college is uitgegaan bij de beslissing op het handhavingsverzoek. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de geluidsmeting van de Omgevingsdienst Haaglanden die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Gelet op de door de Stab berekende geluidsniveaus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanzienlijke overschrijding van het toegestane langtijdgemiddelde geluidsniveau voor de avondperiode en niet van een beperkte overschrijding zoals door het college is vastgesteld. Daarom kon het college volgens de rechtbank niet in redelijkheid volstaan met het geven van een waarschuwing, maar had het, gelet op de beginselplicht tot handhaving, direct handhavend moeten optreden.

Beoordeling van het verzoek

5.       Het college verzoekt om schorsing van de aangevallen uitspraak, omdat het zich op het standpunt stelt dat deze uitspraak verplicht tot het opleggen van een last onder dwangsom aan het tennispark. Het college is echter van mening dat het daartoe niet bevoegd is. Gelet op de inhoud van de uitspraak, de bedoeling die de rechtbank met de uitspraak lijkt te hebben gehad, de rekenmethode van de Stab die de rechtbank heeft overgenomen en de aan de uitspraak ontleende verwachtingen van de verzoekers om handhavend op te treden, ziet het college geen ruimte om de uitspraak zo te interpreteren dat het handhavingsverzoek over het aspect geluid, voor zover dat verder strekt dan het geven van een waarschuwing, als bedoeld in het gevoerde handhavingsbeleid, kan worden afgewezen, zonder daarmee in strijd met de uitspraak van de rechtbank te handelen.

5.1.    De voorzieningenrechter begrijpt de uitspraak van de rechtbank zo dat het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen en dat het daarbij moet uitgaan van het door de Stab berekende geluidsniveau en niet van feitelijke geluidsmetingen. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat een handhavingsbesluit kan worden gebaseerd op een berekend geluidsniveau in plaats van op een feitelijk ter plaatse gemeten geluidsniveau, en ziet daarin reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangevallen uitspraak. De voorzieningenrechter zal daarom de uitspraak van de rechtbank schorsen op een wijze als in het dictum van deze uitspraak is aangegeven en een voorziening treffen die ertoe strekt dat het college een nieuw besluit neemt, op grond van een nieuw uit te voeren meting bij de woning van [wederpartij] van het geluid afkomstig van het tennispark en de daarvan deel uitmakende padelbanen. Zoals op de zitting ook aan de orde is geweest, moet die meting worden uitgevoerd met in achtneming van de Handleiding meten en rekening industrielawaai 1999 en moet die meting plaatsvinden op zodanige momenten en bij een zodanig gebruik van ook de padelbanen dat het geluid bij de woning van [wederpartij] in verband met een voor het tennispark representatief te achten bedrijfssituatie wordt gemeten. Voordat de meting wordt uitgevoerd, moet [wederpartij] in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. Bij het te nemen nieuwe besluit moet het college ook acht slaan op een impulstoeslag en eventuele correcties, zoals de bedrijfsduurcorrectie, en wat de Stab verder in dat verband in haar deskundigenverslag heeft opgemerkt. Nadat de meting heeft plaatsgevonden moet het college [wederpartij] in de gelegenheid stellen om op de resultaten ervan, inclusief de terzake toegepaste toeslagen en correcties, te reageren. Vervolgens moet het college een nieuw besluit nemen.

Als ten tijde van het nieuw te nemen besluit het aan het tennispark vergunde geluidsscherm van 3 m hoog is geplaatst, dan moet daarmee worden rekening gehouden. Datzelfde geldt voor eventueel aangepaste openingstijden van de padelbanen. Het college dient het nieuwe besluit uiterlijk binnen 3 maanden na bekendmaking van deze uitspraak te nemen.

Conclusie

6.       Het verzoek wordt toegewezen. De voorzieningenrechter zal de navolgende voorlopige voorziening treffen.

7.       Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 december 2022 in zaak nr. 21/4848, voor zover daarin is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar binnen zes weken na de datum van verzending van die uitspraak een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van die uitspraak;

III.      bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 17 november 2020.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter

w.g. Kamphorst-Timmer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023

776