Uitspraak 202300638/1/R1 en 202300638/2/R1


Volledige tekst

202300638/1/R1 en 202300638/2/R1.
Datum uitspraak: 6 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D], allen wonend te Castricum, (hierna tezamen: [verzoeker] en anderen),

en

de raad van de gemeente Castricum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "De Zanderij Zuid Deelgebied 3 Castricum" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 maart 2023, waar [verzoeker B] en [verzoeker C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.H. Moraal en M. Stijkel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. K. Hollenberg en [gemachtigden], als partij gehoord.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het voormalige Kaptein Kaas-terrein in Castricum en enkele aangrenzende percelen. De bestaande opstallen op het terrein worden gesloopt en daarvoor in de plaats worden 103 woningen in een nieuw aan te leggen duinlandschap gerealiseerd. De woningen waarin het plan voorziet zijn onderverdeeld in 53 appartementen (waarvan 26 sociale huurwoningen), 49 grondgebonden woningen en één meer generatie woning.

3.       [verzoeker] en anderen wonen in de nabijheid van het plangebied, ten oosten daarvan. Zij vrezen aantasting van hun woon- en leefklimaat. In het bijzonder vrezen zij dat de zichtlijnen vanuit hun woonomgeving richting het duingebied onevenredig aangetast zullen worden door de te realiseren woningen, en dat het plan negatieve gevolgen zal hebben voor de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid in de omgeving. [partij] is de ontwikkelaar van het project.

Beroepsgronden

Kadernota

4.       [verzoeker] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de Kadernota Zanderij Zuid 2012 (hierna: de kadernota). Zij wijzen er op dat de kadernota de gewenste ontwikkeling van het gebied beschrijft en hiervoor de randvoorwaarden geeft ten aanzien van functies en beeldkwaliteit. Volgens [verzoeker] en anderen is het bestemmingsplan in strijd met de volgende passage:

"Het stedenbouwkundig plan zorgt voor een geleidelijke overgang van het dorp naar de duinen. Uitgangspunt is een golvend landschap met representatieve en alzijdige bebouwing met diversiteit als kenmerk. Het gebied behoudt voor een deel haar open karakter. Rekening wordt gehouden met de aanwezige zichtlijnen, de waterhuishouding van het gebied en het aanwezige bodemreliëf".

De motivering van de raad dat het bestemmingsplan aan voornoemde richtlijnen voldoet is misleidend en feitelijk onjuist, aldus [verzoeker] en anderen.

De raad geeft aan dat in het nieuwe bestemmingsplan sprake is van 27 woningen per hectare en dat daarom sprake is een 'dorpse dichtheid'. Dit wordt vergeleken met de buurt rondom het Bakkerspleintje waar sprake zou zijn van 36 woningen per hectare. Volgens [verzoeker] en anderen is dit misleidend omdat het begrip dorpse dichtheid in het geheel geen afwegingcriterium is in de kadernota. Er wordt gesproken over een geleidelijke overgang van dorp naar duinen en dat zou dan per definitie juist niet om dorpse dichtheid moeten gaan, maar juist een veel lagere dichtheid/aflopende woningdichtheid en toenemende transparantie. Kortom, de kadernota vraagt om een geleidelijke overgang van dicht naar steeds minder dicht, waarbij het open karakter deels behouden moet blijven en waarbij rekening moet worden gehouden met de aanwezige zichtlijnen. Daarvan is in het nieuwe bestemmingsplan volgens [verzoeker] en anderen geen sprake.

De verwijzing naar de buurt rondom het Bakkerspleintje in het centrum van het dorp is verder niet relevant en misleidend omdat deze buurt niet grenst aan het plangebied. De buurt die wel grenst aan het plangebied, tussen de Mient, de Brakenburgstraat, de Geelvinckstraat en de Burgemeester Mooijstraat, kent volgens [verzoeker] en anderen een dichtheid van minder dan 22 woningen per hectare en is kenmerkend voor het oude deel van het dorp Castricum. Van een geleidelijke overgang van dorp naar duinen is dus feitelijk geen sprake. Integendeel, er is juist sprake van verdere verdichting naar de rand. Het andere woongebied dat grenst aan het gebied van het nieuwe bestemmingsplan ligt ten westen van het NS-station Castricum. Aansluitend op de achteringang van het station ligt een ensemble van woningblokken en appartementen, tussen de Puikman en Duinpoort, met een dichtheid van 19 woningen per hectare. Daarop aansluitend en aansluitend bij het bestemmingsplangebied, gelegen tussen de Kramersweg, Westerplein, Duinpoort en Onderlangs, is sprake van 5 woningen per hectare. Dat is volgens [verzoeker] en anderen destijds zo in de kadernota bepaald om doorzichten/zichtlijnen naar het landschap te laten en om een geleidelijke overgang naar de Zanderij Noord te realiseren. Dit staat volgens [verzoeker] en anderen volledig haaks op het huidige standpunt van de raad. Van een geleidelijke overgang van dorp naar duinen is hier al helemaal geen sprake. Bovendien worden de kwaliteiten van hetgeen eerder wel volgens de kadernota is gerealiseerd, volledig teniet gedaan. Van 5 woningen per hectare naar 27 woningen per hectare is volgens [verzoeker] en anderen geen geleidelijke overgang, maar een forse verdichting.

De raad stelt voorts dat het vastgestelde landschapsinrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan aantonen dat bouwen in de dichtheden zoals in de plannen is aangegeven, wel degelijk kunnen samengaan met de realisatie van een golvend duinlandschap. De maximale "footprint" van 7.000 m² is vastgelegd in de kadernota, zo stelt de raad, en wordt volgens de raad niet overschreden. Volgens [verzoeker] en anderen is dit juist maar is dat geen argument om andere belangrijke criteria uit de kadernota los te laten. De raad stelt dat de kadernota in dit deelgebied het herstel van de duinrand als leidraad neemt en niet zozeer het behoud van doorzichten. Deze werden volgens de raad meer gezien vanuit het NS-station. Dat laatste is volgens [verzoeker] en anderen onjuist en staat niet in de kadernota. Voor zover de raad stelt dat desondanks een zichtlijn in oost-west richting is geïntroduceerd die samenvalt met de ligging van de fiets- en voetverbindingen en waterverbinding in de planontwikkeling, zijn [verzoeker] en anderen het daar niet mee eens. Het gebied wordt volgens [verzoeker] en anderen letterlijk tot de rand toe gevuld. Van zichtlijnen en open ruimten is volgens [verzoeker] en anderen geen sprake. [verzoeker] en anderen voeren aan dat ten onrechte de suggestie wordt gewekt van een bijzonder duinmilieu waarin ook nog eens gewoond wordt in lage dichtheden. Het beeldkwaliteitsplan schetst een beeld dat hier niet gerealiseerd kan en zal worden, aldus [verzoeker] en anderen.

Volgens [verzoeker] en anderen bagatelliseert de raad verder de toegenomen toegestane bouwhoogte ten opzichte van het oude bestemmingsplan. De toegestane bouwhoogte was 10 m. In het nieuwe bestemmingsplan worden gebouwen met appartementen met een hoogte van 13,5 m toegestaan. Deze hoogten komen niet voor in de direct omliggende buurten. De raad gaat volgens [verzoeker] en anderen bovendien geheel voorbij aan het feit dat de bebouwingshoogte ook weer in strijd is met het creëren van een geleidelijke overgang van dorp naar de duinen.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat voor het gebied De Zanderij in 2008 een gebiedsvisie is opgesteld en dat de raad in 2012 voor de nadere uitwerking van het zuidelijke deel de kadernota heeft vastgesteld. Het onderhavige bestemmingsplan betreft deelgebied 3, ook wel Kaptein Kaas-terrein genoemd naar het voormalige bedrijf dat hier gevestigd was.

Na vaststelling van de kadernota is op 5 maart 2020 een nieuw kaderstellend besluit door de raad vastgesteld. Dit kaderstellend besluit betreft volgens de raad een actualisering van het beleid zoals neergelegd in de gebiedsvisie van 2008 en de kadernota van 2012. Het kaderstellend besluit van 2020 biedt een nader gedefinieerd ruimtelijk kader voor de verdere uitwerking van deelgebied 3 in een bestemmingsplan en de nog te sluiten anterieure overeenkomsten. Hiertoe wordt in het besluit van 5 maart 2020 ook opdracht gegeven.

De raad heeft toegelicht dat de nadere uitwerking heeft geresulteerd in het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan, die op 22 april 2021 als aanvullend ruimtelijk kader door de raad zijn vastgesteld. De raad heeft er op gewezen dat er op 2 juli 2020 een informatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden over bovengenoemde ontwikkeling waarbij omwonenden uitgenodigd waren. De participatie ten aanzien van het beeldkwaliteitsplan en landschapsinrichtingsplan heeft plaatsgevonden in 2021. De raad is dan ook van oordeel dat het bestemmingsplan getoetst dient te worden aan het meest recente beleid van de raad voor dit gebied, namelijk het kaderstellend besluit van 2020 en het later vastgestelde landschapsinrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan uit 2021.

De raad stelt in het bestreden besluit vast dat het bestemmingsplan een planologische vertaling is van het kaderstellend besluit uit 2020 en het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan uit 2021. Het bestemmingsplan is volgens de raad in overeenstemming met het kaderstellend besluit van 2020, het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan uit 2021.

De raad heeft ter zitting voorts toegelicht dat de door [verzoeker] en andere genoemde uitgangspunten van de kadernota niet letterlijk in de kadernota zijn opgenomen. Het woord "geleidelijke" komt niet voor in de kadernota. Het woord "overgang" wordt alleen gebruikt in de context van het spoor. Over een gedeeltelijk behoud van de openheid binnen het deelgebied wordt niet gesproken. Er wordt alleen gesproken over behoud van een zichtlijn op de bosrand. Deze zichtlijn is zowel in de bestaande als volgens de kadernota gedachte herontwikkeling niet of slechts ten dele aanwezig. Door zoveel als mogelijk doorzicht tussen de losstaande bebouwing door te behouden is hier evengoed invulling aan gegeven. Bovendien is een oost-west gerichte lijn met doorzicht gerealiseerd als zichtlijn over de spoorwegovergang aan de noordzijde van het perron. De zichtlijn wordt in de kadernota overigens genomen vanaf het station. Wat onder station moet worden verstaan blijkt niet. Mogelijk kan hieronder ook het perron worden verstaan, maar vanaf het uiterste punt hiervan is de zichtlijn in de huidige situatie zeer beperkt.

De raad wijst er op dat de kadernota Zanderij Zuid uitnodigt tot een transformatie en kwaliteitsverbetering van het Zanderijgebied. Het kaderstellend besluit uit 2020 en het beeldkwaliteitsplan en landschapsinrichtingsplan uit 2021 geven hier nadere invulling aan. Conform de kadernota wordt het bedrijf Kaptein Kaas met zijn storende bebouwing gesaneerd en wordt er woningbouw in een nieuw aan te leggen duinlandschap gerealiseerd. Bij de uitwerking van het plan is volgens de raad dichtbij de oorspronkelijke uitgangspunten uit de kadernota gebleven. Recht is gedaan aan de hoofduitgangspunten ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Invulling wordt gegeven aan de ontwerpprincipes ten aanzien van de deelonderwerpen (1) "Poort naar de duinen", (2) "Golvend landschap: gestileerd en opgetild maaiveld geïnspireerd op duin reliëf", (3) "Doorzichtbaar en open", (4) "Doordringbaar en publiek" en (5) "Representatief en alzijdig georiënteerd". Ook is volgens de raad maximaal uitwerking gegeven aan de kaderstelling voor het betreffende deelgebied als opgenomen in hoofdstuk 5 van de kadernota ten aanzien van (1) functie, (2) structuur, (3) beeldkwaliteit en (4) Bouwen met het landschap: een voorbeeld.

De raad heeft verder uiteengezet dat de kadernota veel ongekwantificeerde ontwerprichtlijnen bevat en wat dat betreft de nodige flexibiliteit biedt in de uitwerking. Getalsmatig worden voor dit deelgebied alleen m² toegekend aan de maximale footprint van de bebouwing, zijnde 7.000 m². Een maximum aantal woningen is, net als de hoogte van de bebouwing in meters, niet gekwantificeerd in de kadernota. Er is alleen aangegeven dat de bebouwingshoogte volgens de kadernota één laag met een kap is en incidenteel drie lagen met kap, op het glooiende maaiveld. Het aantal woningen is op basis van de kadernota bepaald door de maximale footprint in te vullen en deze in geval van appartementen in hoogte maximaal te gebruiken.

De raad wijst er verder op dat de gronden in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Castricum " een bedrijfsbestemming hadden. Binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen mogelijk met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 10 m hoog. De bedrijfsbestemming voorziet in bedrijven tot en met milieucategorie 2 met alle aspecten van dien, waaronder zwaar transport. Er is een bouwvlak van 7.300 m2, dat is meer dan de 7.000 m2 die in het bestemmingsplan is opgenomen. De omliggende gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik. Met het vaststellen van het bestemmingsplan is volgens de raad een situatie ontstaan die vele voordelen biedt. Het gebruik van de gronden als bedrijf en agrarisch gebied wordt omgezet naar wonen, waardoor sprake is van een significante verbetering van de woonkwaliteit in de omgeving. De nieuwe woonwijk krijgt een open karakter, terwijl in de huidige situatie alles omheind en ontoegankelijk is. In het vastgestelde bestemmingsplan zijn overwegend groenbestemmingen opgenomen in plaats van volledige woonbestemmingen op de uit te geven woonpercelen en omliggende gronden. Dit is gedaan om volledig afgescheiden tuinen met hoge schuttingen en (vergunningvrije) mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken onmogelijk te maken. Door het verdwijnen van bedrijfsbebouwing zal er geen zwaar transport meer van en naar bedrijven plaatsvinden.

De raad is van mening dat er een ruimtelijk en stedenbouwkundig verantwoord plan ligt met meerwaarde voor de gemeente Castricum in het algemeen en de omgeving Zanderij in het bijzonder. Met de ontwikkeling worden 103 gedifferentieerde woningen aan het woningbestand van de gemeente toegevoegd, wat volgens de raad zeer wenselijk is gezien de tekorten aan woningen in de regio. Storende bedrijfsbebouwing verdwijnt en daarvoor in de plaats komt een woonlandschap. De ontwikkeling leidt al met al tot een enorme kwaliteitsverbetering in het gebied.

Voor zover het door [verzoeker] en anderen te verwachten overlast betreft en zij het aantal woningen te groot en de drie appartementengebouwen te hoog vinden, merkt de raad op dat het bestemmingsplan een planologische uitwerking is van de laatst vastgestelde ruimtelijke kaders waaronder het landschapsinrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan. De appartementengebouwen, waar de bewoners van [locatie 1] zicht op hebben, hebben een maximale hoogte van 10,5 m, terwijl het voorheen geldende bestemmingsplan een hoogte van 10 m toestond. Voorts zijn de appartementengebouwen gelegen op ongeveer 65 m van [locatie 1]. Verder wijst de raad er op dat de bewoners van [locatie 2] zicht hebben op woningen van maximaal 10 m hoog, waartussen ook twee wegen en een spoorlijn zijn gelegen. Volgens de raad leidt het bestemmingsplan dan ook niet tot een onevenredig nadelige ruimtelijke situatie voor [verzoeker] en anderen. Ook merkt de raad op dat in de kadernota van 2012 geen zichtlijn was opgenomen vanaf de woningen van [verzoeker] en anderen naar de bosrand en dat de footprint van bebouwing in een vergelijk tussen de oude en de nieuwe situatie niet toeneemt.

Nu [verzoeker] en anderen enkel verwijzen naar de kadernota uit 2012 en niet ingaan op de toetsing van het bestemmingsplan aan het kaderstellend besluit van 2020, het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan uit 2021, kan het door hen aangevoerde volgens de raad niet leiden tot het vernietigen van het bestreden besluit.

4.2.    De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan een uitwerking zijn van de uitgangspunten van de kadernota. Dit blijkt ook uit de besluiten van de raad van 5 maart 2020 en 22 april 2021. De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook terecht getoetst aan het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan en heeft gemotiveerd uiteengezet dat het bestemmingsplan hiermee in overeenstemming is.

Dat het bestemmingsplan in strijd is met de kadernota is niet gebleken. De door [verzoeker] en anderen vermelde passage is niet ontleend aan de kadernota, maar is opgenomen in een samenvatting van de kadernota, die als bijlage bij het beeldkwaliteitsplan is opgenomen. De kadernota bevat geen gekwantificeerde richtlijnen of uitgangspunten met betrekking tot de bebouwingsdichtheid, het aantal woningen of de hoogte daarvan, afgezien van de footprint van 7.000 m² en het aantal bouwlagen, waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming is. Dit laatste is door [verzoeker] en anderen ook niet betwist. De uitgangspunten van de kadernota zijn uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan en het landschapsinrichtingsplan. De raad heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met deze plannen. [verzoeker] en anderen hebben niet betoogd dat de raad zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld.

Het door [verzoeker] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan in strijd is met de kadernota of de uitwerking daarvan in het beeldkwaliteitsplan en landschapsinrichtingsplan.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersafwikkeling

5.       [verzoeker] en anderen betogen dat de ontsluitingsweg aan de noordzijde een zeer onlogische plek is. Uit alle verkeeronderzoeken die afgelopen decennia zijn uitgevoerd, ook door Goudappel Coffeng, blijkt volgens [verzoeker] en anderen dat de verkeersstroom dominant plaatsvindt tussen de Amsterdamse regio en IJmond en Castricum en omgekeerd. Het is volgens hen daarom opmerkelijk dat deelgebied 3 op enkele woningen na, aan de noordzijde is ontsloten. Het meeste verkeer zal structureel moeten omrijden. Dit belast het lokale wegennet onnodig en zorgt voor extra uitstoot van uitlaatgassen. De aansluiting aan de noordzijde van het plan op de Geversweg is bovendien om meerdere redenen problematisch. In de eerste plaats ontstaat er een ingewikkelde verkeerssituatie met drie aansluitingen op zeer korte afstand: 1. de t-splitsing Kramersweg-Geversweg, 2. de hoofdontsluitingsweg van het nieuwe plan en 3. de t-splitsing Geversweg-Oude Schulpweg. In de tweede plaats is een nieuwe ontsluiting op de Geversweg volgens [verzoeker] en anderen ongewenst vanuit recreatief oogpunt. Zij wijzen er op dat de Geversweg een 4,3 m brede klinkerweg is waar voetgangers, fietsers en automobilisten samen gebruik van maken. Castricum beschikt over populaire en druk bezochte natuurgebieden en stranden. De Geversweg is een hondenlosloopgebied en druk gebruikte wandel- en fietsroute. Een nieuwe aansluiting op deze weg brengt veel risico met zich mee. Het is volgens [verzoeker] en anderen in alle opzichten beter om een volwaardige ontsluiting aan de zuidzijde van het plan te maken.

5.1.    De raad heeft zich, onder verwijzing naar het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng van 16 juni 2022, op het standpunt gesteld dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en dat de wegen die moeten zorgen voor de verkeersafwikkeling, voldoende restcapaciteit hebben om het extra verkeer ten gevolge van de woningbouw op te vangen. De raad is van oordeel dat hij mocht uitgaan van de juistheid van het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng. De raad heeft er op gewezen dat [verzoeker] en anderen niet, bijvoorbeeld met een tegenonderzoek, aannemelijk hebben gemaakt dat het verkeersonderzoek zodanige gebreken of leemten bevat dat de raad zich bij het vaststellen van het bestemmingsplan hier niet op had mogen baseren.

De raad heeft er verder op gewezen dat aan de zuidzijde ook een volwaardige ontsluiting zal worden gerealiseerd, die in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Hierover is overeenstemming bereikt tussen de gemeente, de ontwikkelaar en de eigenaren van de westelijk gelegen gronden. Bij de noordelijke ontsluiting zal één wegversmalling worden aangebracht en bij de zuidelijke ontsluiting zullen twee wegversmallingen worden aangebracht en het plangebied zal als woonerf worden ingericht. Dit betekent volgens de raad dat ritten richting het zuiden ook van de zuidelijke aansluiting gebruik zullen maken. In de rapportage van Goudappel is als uitgangspunt gehanteerd dat 50% richting het noorden rijdt en 50% richting het zuiden. Daarbij dient in acht te worden genomen dat 36% van de woningen rechtstreeks op de Kramersweg ontsluit. Dit betekent dat 64% van de voertuiggeneratie van 693, zijnde 444 voertuigenbewegingen, door het plan rijdt. Voor de Geversweg betekent dit dat er op etmaalbasis 222 autoritten van deze weg gebruik zullen maken vanuit de woningen op het Kaptein Kaas-terrein. Indien de aangenomen verdeling van 50/50 niet overeenkomt met de realiteit en er meer verkeer gericht is op het zuiden, dan zullen deze aantallen nog lager liggen. Bij dergelijke intensiteiten zijn voetgangers en fietsers op de weg geen probleem. Ook de geringe afstand tussen de kruispunten is bij een dergelijke intensiteit geen probleem. In het drukste uur bedraagt het verkeer maximaal 10% van de etmaalintensiteit en dat betekent in het geval van de Geversweg 22 auto's in het uur. Dit betekent om de ongeveer 3 minuten één auto op het drukste moment van de dag.

Het door [verzoeker] en anderen aangevoerde biedt, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel dat de raad het besluit van 8 december 2022 op het punt van de verkeersafwikkeling in strijd moest achten met een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog slaagt niet.

Overig

6.       Voor zover [verzoeker] en anderen verzoeken de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, wordt overwogen dat in de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [verzoeker] en anderen hebben in beroep geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter

w.g. Kos
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023

580