Uitspraak 202006605/1/R2


Volledige tekst

202006605/1/R2.
Datum uitspraak: 5 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak respectievelijk tussenuitspraak in het geding tussen:

1.       [appellante], gevestigd te Oosterhout,

2.       ThemaPark B.V. (hierna: ThemaPark), gevestigd te Oosterhout,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Oosterhout,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterhout-Zuid 2020 ([locatie 1])" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en ThemaPark beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2022, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Ensink, advocaat te Breda, en vergezeld door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], ThemaPark, vertegenwoordigd door mr. R.M. Königel, advocaat te Etten-Leur, en vergezeld door [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door P.C.H. van der Made en ing. R.K. Janssen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij uitspraak van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2904, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 16 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterhout-Zuid 2017", voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van de oostelijke zijde van het pand van [appellante] aan de [locatie 1] in Oosterhout, vernietigd en de raad opgedragen om een nieuw besluit te nemen voor dit plandeel.

2.       De raad heeft bij besluit van 22 september 2020 het plan vastgesteld voor het gehele perceel [locatie 1] en [locatie 2] in Oosterhout (hierna ook: het plangebied). Het plan maakt met een functiewijziging nader gedefinieerde grootschalige detailhandel mogelijk in het bestaande bedrijfsgebouw in het plangebied, waar een autoshowroom was gevestigd. Bij de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg & vulstation’ is de bestaande functie van verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG behouden. Het bouwvlak is aangepast aan de bestaande situatie. De locaties waar de LPG-voorzieningen zijn toegestaan, zijn op de verbeelding van het plan vastgelegd.

3.       [appellante] is eigenaar van het LPG-tankstation en van het bedrijfsgebouw in het plangebied (hierna: het bedrijfsgebouw). Zij heeft beroep tegen het besluit van 22 september 2020 ingesteld omdat zij de begripsomschrijving van de bestemming "Detailhandel 3" niet ruim genoeg acht. De mogelijkheden voor exploitatie van het bedrijfsgebouw zijn volgens [appellante] te beperkt, waardoor dit leeg blijft staan.

4.       Aan het plangebied grenst de woonboulevard "De Meerstoel". ThemaPark, gevestigd aan de Meerpaal 13 in Oosterhout, is projectontwikkelaar en eigenaar van onroerend goed in en bij De Meerstoel. ThemaPark kan zich niet verenigen met het toestaan van grootschalige detailhandel en een LPG-punt in het plangebied.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

6.       De toepasselijke regelgeving staat deels in de bijlage bij deze uitspraak.

Beroep [appellante]

7.       [appellante] betoogt dat de begripsbepaling van de bestemming "Detailhandel - 3" in artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels te beperkt is. Volgens [appellante] is verruiming van die bepaling tot meer van vormen van grootschalige detailhandel mogelijk, gelet op de uitgangspunten voor De Meerstoel zoals beschreven in paragraaf 2.2.4 van de "Detailhandelsvisie Oosterhout 2017" (hierna: de gemeentelijke detailhandelsvisie) en op de "Detailhandelsvisie West-Brabant 2014" (hierna: de regionale detailhandelsvisie). Volgens [appellante] volgt uit laatstgenoemde visie dat op of direct grenzend aan De Meerstoel ook detailhandel mogelijk is van grootschalige artikelen zoals zonwering, speeltoestellen of zwembaden. Zij stelt dat de raad ten onrechte haar voorstel om na de woorden "Detailhandel grootschalig" de woorden "onder andere" toe te voegen, heeft verworpen.

7.1.    Artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels luidt als volgt: "De voor ‘Detailhandel - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. Detailhandel grootschalig in auto’s en motoren, auto-onderdelen en banden, grootschalige kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers, en boten), (inbouw)keukens, sanitair, woninginrichting (meubels) al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met stoffering;"

Ingevolge artikel 1.22 van de planregels wordt onder "detailhandel grootschalig" verstaan: "detailhandel in goederen met uitzondering van: food, traditionele warenhuizen, juweliers en mode, op een bedrijfsvloeroppervlak met een minimale afmeting van 1.000 m²."

7.2.    In de plantoelichting is vermeld dat uitsluitend grootschalige detailhandel in het plangebied wordt toegestaan die aansluit bij de functies op en rondom woonboulevard De Meerstoel en past binnen de gemeentelijke detailhandelsvisie, die geen negatieve gevolgen heeft op de leegstand in de binnenstad en die niet gepaard gaat met een achteruitgang van de externe veiligheidssituatie door de aanwezigheid van het LPG-tankstation. Volgens  de raad is in het plangebied slechts ruimte voor grootschalige detailhandel in de traditionele branches van perifere detailhandel (hierna: PDV). Andere vormen van detailhandel in het plangebied zijn uitgesloten, onder meer omdat deze ook in andere panden met de bestemming "Detailhandel" kunnen worden gevestigd, met onaanvaardbare effecten op de leegstand. De raad verwijst verder naar het rapport "Oosterhout, Onderbouwing brancheringsmaatregelen [locatie 1], Dienstenrichtlijn" van BRO, bijgesloten bij de plantoelichting.

7.3.    In paragraaf 2.2.4 van de gemeentelijke detailhandelsvisie is vermeld dat De Meerstoel de enige PDV-locatie in Oosterhout is, ook in de toekomst, voor traditionele PDV-winkels (woonbranche, bouwmarkten, doe-het-zelfzaken en tuincentra) en winkels die door het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of aard en schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van bestaande winkelcentra (minimum is 1.000 m² bvo). Nieuwe vestigingen, waaronder verplaatsingen, van grootschalige winkels binnen de traditionele PDV-branches worden volgens de gemeentelijke detailhandelsvisie op of direct aansluitend aan De Meerstoel geaccommodeerd. Detailhandel met een minimale afmeting van 1.000 m² bvo mag zich vestigen in De Meerstoel, met uitzondering van food, traditionele warenhuizen, juweliers en mode. Bij concrete initiatieven van grootschalige nieuwvestigers of verplaatsers in de branches ‘in en om huis’ (plant en dier, bruin- en witgoed, auto en fiets) kunnen de brancheringsmogelijkheden verbreed worden, mits dit geen negatieve effecten voor andere winkelgebieden met zich meebrengt.

7.4.    BRO heeft geadviseerd een bestemmingswijziging te faciliteren die ziet op grootschalige detailhandel binnen de traditionele PDV-branches, dat wil zeggen wonen, bouwmarkten, doe-het-zelf en tuincentra.

7.5.    De Afdeling stelt vast dat het besluit van de raad om uitsluitend de vormen van grootschalige detailhandel toe te staan als opgesomd in artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels een beperking inhoudt ten opzichte van het advies van BRO. Uit de gemeentelijke detailhandelsvisie volgt niet dat een beperking tot juist deze vormen van grootschalige detailhandel passend of noodzakelijk is. In de plantoelichting ontbreekt een motivering voor de keuze om binnen het segment grootschalige detailhandel binnen de traditionele PDV-branches nog weer een nadere beperking aan te brengen. [appellante] heeft daar terecht op gewezen. Ter zitting heeft de raad ook niet kunnen motiveren waarom deze nadere beperking uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aangewezen is terwijl hij niet heeft bestreden dat [appellante] bij het achterwege laten van deze nadere beperking belang heeft. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat dus op dit punt een motiveringsgebrek. Niet is gebleken dat de door de raad gekozen nadere beperking tot vormen van grootschalige detailhandel als genoemd in artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels noodzakelijk is.

Het betoog van [appellante] slaagt.

Beroep ThemaPark

Strijd met Detailhandelsvisie

8.       ThemaPark stelt dat de raad ten onrechte is afgeweken van de Detailhandelsvisie West-Brabant 2014-2020 door zonder overleg in de regio het plan vast te stellen, terwijl dit verplicht is bij een uitbreiding van de detailhandelsfunctie met 2.500 m² bvo.

8.1.    Het plan maakt onder meer grootschalige detailhandel mogelijk binnen een bestaand pand van 3.400 m² bvo. Volgens de plantoelichting zijn de regiogemeenten voorafgaand aan de vaststelling van het plan in de gelegenheid gesteld een standpunt in te nemen over het planvoornemen, gelet op het "Afsprakenkader Detailhandelsontwikkelingen West-Brabant". Uit het uitblijven van reacties heeft de raad afgeleid dat de regiogemeenten geen bezwaren hebben tegen het planvoornemen. Gelet op deze toelichting, die ThemaPark niet heeft bestreden, wordt de stelling over het ontbreken van vooroverleg niet gevolgd.

Het betoog slaagt niet.

Behoefte

9.       ThemaPark betoogt dat er geen behoefte is aan de extra detailhandel die het plan mogelijk maakt. ThemaPark stelt dat er meer dan voldoende panden met die bestemming zijn en dat het plan leidt tot meer overbodige vierkante meters aan detailhandel, mede omdat het plan het mogelijk maakt om het gebouw ter plaatse te verhogen. Volgens ThemaPark tast de verdere leegstand die het gevolg zal zijn van het plan het ondernemersklimaat aan.

9.1.    De raad heeft toegelicht dat het plan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, dat alleen sprake is van een functiewijziging en niet van nieuwe bebouwing, en dat plan niet zal leiden tot verdere leegstand. Volgens de raad is op en rond De Meerstoel geen sprake van leegstand en valt daarvoor vanwege de functiewijziging naar volumineuze detailhandel in het PDV-cluster op deze locatie ook niet te vrezen. Hij wijst op het onderzoek van BRO, dat hiervoor steun biedt.

9.2.    ThemaPark heeft hier niets anders tegenover gesteld dan dat uit navraag op het bedrijventerrein en uit haar eigen inzichten volgt dat er geen behoefte is aan extra detailhandel. Haar stelling ter zitting dat thans één winkel in De Meerstoel leegstaat heeft de raad weersproken. Volgens de raad heeft De Meerstoel ongeveer 14 winkels en staat geen daarvan nu leeg. Daarbij komt dat, ook als wel sprake zou zijn van leegstand, daaruit nog niet volgt dat geen behoefte bestaat aan de met het plan mogelijk gemaakte grootschalige detailhandel ter plaatse. Uit het gegeven dat het bedrijfspand van [appellante] thans leegstaat volgt dit evenmin. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan leidt tot ongewenste leegstand dan wel tot een uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar gebruik van ruimte.

Verkeer en parkeren

10.     ThemaPark betoogt dat de bezoekers van het gebouw de openbare weg alleen kunnen bereiken en verlaten via het tankstation en dat dit niet verkeersveilig is. Volgens ThemaPark is er geen veilige in- en uitrit en leidt bovendien de verkeerstoename ten gevolge van het plan tot onveilige situaties bij het kruispunt. Ook betoogt ThemaPark dat het plan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen.

10.1.  In de plantoelichting heeft de raad gemotiveerd dat het plangebied bereikbaar zal blijven via de in- en uitgang op de Europaweg van het bestaande tankstation (paragraaf 2.1 van de plantoelichting). Omdat de ontsluiting in de huidige situatie verkeerstechnisch gezien niet tot problemen heeft geleid en er geen sprake is van een verkeerstoename ten gevolge van het plan, zal het plan volgens de raad niet leiden tot verkeersproblemen. ThemaPark heeft geen enkele onderbouwing aangereikt voor haar stelling dat sprake zal zijn van een verkeerstoename en dientengevolge een verslechtering van de verkeersveiligheid ter plaatse. Zij heeft geen aanknopingspunten aangereikt die kunnen doen twijfelen aan de toelichting van de raad. Datzelfde geldt voor het gestelde tekort aan parkeerplaatsen, dat ThemaPark geen handen en voeten heeft gegeven. De raad heeft toegelicht dat er 34 parkeerplaatsen zijn rond het gebouw, en dat er gelet op het maximaal toegestane aantal bezoekers voldoende parkeergelegenheid is. Het betoog van ThemaPark biedt ook hier geen aanknopingspunt voor twijfel aan dit standpunt van de raad.

Externe veiligheid

11.     ThemaPark betoogt dat de externe veiligheid in het plan ten gevolge van het LPG-tankstation onvoldoende is gegarandeerd. Volgens ThemaPark leidt de in het plan toegestane detailhandel tot een toename van de personendichtheid. De raad kon volgens ThemaPark niet zonder nader onderzoek uitgaan van het kengetal 1 persoon per 100 m² en had rekening moeten houden met de bezoekers van het LPG-tankstation, waaronder de passagiers van autobussen die daar tanken, en met de drie parkeerterreinen die in het invloedsgebied van het LPG-tankstation liggen.

Het plan is volgens ThemaPark ook in strijd met de gemeentelijke "Beleidsvisie Externe Veiligheid. Gemeente Oosterhout" van 5 september 2017 (hierna: de Beleidsvisie), omdat het plan een groter bebouwingspercentage mogelijk maakt, terwijl de Beleidsvisie voorschrijft dat de personendichtheid niet mag toenemen.

Verder betoogt ThemaPark dat de raad het advies van de brandweer over de externe veiligheid ten onrechte niet heeft meegenomen. Volgens ThemaPark had de raad dan ook een voorwaardelijke verplichting moeten opnemen dat grootschalige detailhandel pas is toegestaan als het LPG-punt is gesloten. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zowel haar kantoor als haar vastgoed in De Meerstoel in het invloedsgebied van het LPG-tankstation liggen.

11.1.  De Afdeling begrijpt het betoog van ThemaPark aldus dat zij stelt dat door het toestaan van detailhandel ter plaatse sprake zal zijn van toename van de personendichtheid waardoor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico onaanvaardbaar toeneemt. Dit is relevant omdat niet in geschil is dat het hele plangebied is gelegen in het toepasselijke invloedsgebied van het LPG-tankstation en de plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 over het bedrijfsgebouw ligt waarin het plan grootschalige detailhandel mogelijk maakt. De raad heeft in de plantoelichting met verwijzing naar de als bijlage gevoegde Notitie externe veiligheid uiteengezet hoe in het plan is geborgd dat de maximale personendichtheid niet zal toenemen, dat is voldaan aan de geldende grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en dat het groepsrisico niet toeneemt. Daarbij is getoetst aan de gemeentelijke Beleidsvisie.

11.2.  Het is tussen partijen niet in geschil dat wanneer de personendichtheid blijft onder de 1 persoon per 100 m² bruto vloeroppervlak de externe veiligheid niet aan het plan in de weg staat. De vraag die hen verdeeld houdt, is of het plan daaraan voldoet. Daarbij moet worden voorop gesteld dat het, anders dan ThemaPark suggereert, niet gaat om de personendichtheid in het gehele invloedsgebied van het tankstation, maar om, in dit geval, die van het bedrijfsgebouw in het plangebied, exclusief het tankstation. Dit volgt - kort gezegd - voor het plaatsgebonden risico uit de definities van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in samenhang met artikel 9.1.1. van de planregels en voor het groepsrisico uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (hierna: de Handreiking). Noch de aanwezigen bij het tankstation zelf, noch de bezoekers van de parkeerterreinen van de Praxis, Boerenbond en de Woonboulevard of de verkeersdeelnemers op de openbare weg moeten dus bij de berekening van de personendichtheid worden betrokken.

11.3.  In artikel 4.4.1 van de planregels is een specifieke gebruiksregel opgenomen over de toegestane personendichtheid. De bepaling luidt als volgt: "De personendichtheid binnen het gebied met de bestemming Detailhandel-3 mag niet meer bedragen dan 1 persoon per 100 m² bruto vloeroppervlak van een gebouw." Omdat de bruto vloeroppervlakte van het bedrijfsgebouw volgens de plantoelichting 3.400 m² bedraagt, betekent dit dat er maximaal 34 personen tegelijkertijd in het bedrijfsgebouw aanwezig mogen zijn. Aldus is in de planregels ook geborgd dat de personendichtheid niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, omdat die blijkens de Handreiking gelijk is aan de gemiddelde personendichtheid van de huidige bedrijfsbestemming. Er is dus ook geen strijd met het uitgangspunt in de Beleidsvisie dat de personendichtheid niet mag toenemen. Dat het plan een verruiming van het bebouwingspercentage mogelijk maakt, maakt dit niet anders, omdat in alle gevallen aan de eis moet worden voldaan dat maximaal 34 personen tegelijkertijd in het gebouw aanwezig mogen zijn.

11.4.  ThemaPark heeft nog aangevoerd dat artikel 4.4.1. van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid omdat deze niet handhaafbaar is. Dat is echter, zoals de raad terecht heeft opgemerkt, een kwestie van de uitvoerbaarheid van het plan. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de raad er op voorhand van had moeten uitgaan dat geen effectieve controle zou kunnen worden uitgevoerd op het aantal tegelijkertijd in het gebouw aanwezige personen.

11.5.  ThemaPark heeft haar stelling dat de raad het advies van de brandweer (lees: de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant) niet heeft overgenomen, niet van een feitelijke onderbouwing voorzien. De raad heeft het bestuur van de Veiligheidsregio in verband met het groepsrisico verzocht een advies uit te brengen als bedoeld in artikel 13, derde lid, van het Bevi. De raad heeft het advies van de Veiligheidsregio van 20 mei 2020 als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. In het advies heeft de Veiligheidsregio geconcludeerd dat de door de raad doorgevoerde aanpassingen de veiligheid verbeteren en het groepsrisico op een acceptabeler niveau houden en dat daarom wordt ingestemd met deze aanpassingen. De enkele stelling van ThemaPark is onvoldoende voor het oordeel dat de raad voorbij is gegaan aan het advies van de Veiligheidsregio.

11.6.  Gelet op het voorgaande kan de Afdeling het standpunt van de raad volgen dat de veiligheidssituatie aanvaardbaar is. Voor het oordeel dat de raad een voorwaardelijke verplichting had moeten opnemen dat de grootschalige detailhandel pas is toegestaan als het LPG punt is gesloten, bestaat geen grond.

11.7.  Het betoog van ThemaPark over externe veiligheid slaagt niet.

Overige beroepsgronden

12.     ThemaPark heeft nog aangevoerd dat in het plan ten onrechte niet is geborgd dat iedere afzonderlijke winkel ten minste 1.000 m³ groot moet zijn. Dit berust op een onjuiste lezing van de plandefinitie van grootschalige detailhandel in artikel 1.22 van de planregels, zoals weergegeven onder 6.1. Het bedrijfsgebouw op het perceel heeft een bruto vloeroppervlak van 3.400 m², zodat aan de oppervlakte-eis is voldaan. Dat [appellante] een verruiming nastreeft van de in het plan toegestane vormen van grootschalige detailhandel betekent verder - anders dan ThemaPark heeft gesteld - niet dat bij voorbaat duidelijk is dat het beoogde gebruik anders is dan wordt toegestaan. Ook hetgeen ThemaPark verder nog heeft aangevoerd, maar niet van een onderbouwing heeft voorzien, kan niet leiden tot de conclusie dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen.

Tussenuitspraak beroep [appellante] - bestuurlijke lus

13.     De Afdeling ziet in het onder 7.5 geconstateerde motiveringsgebrek in het kader van het beroep van [appellante] aanleiding om de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen binnen een termijn van zestien weken het geconstateerde gebrek te herstellen, bijvoorbeeld door artikel 4.1, aanhef onder a, van de planregels alsnog toereikend te motiveren dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen.

14.     Voor [appellante] is deze uitspraak dus nog niet het einde van de procedure, maar doet de Afdeling een tussenuitspraak. In de einduitspraak zal ten aanzien van het beroep van [appellante] nog worden beslist over haar proceskosten en vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.

Einduitspraak beroep ThemaPark

15.     Het beroep van ThemaPark is ongegrond.

16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        draagt de raad van de gemeente Oosterhout in het kader van het beroep van [appellante] op om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van overweging 7.5 het daarin omschreven gebrek in het besluit van 22 september 2020 tot vaststelling van bestemmingsplan "Oosterhout-Zuid 2020 ([locatie 1])" te herstellen;

- de Afdeling en de partijen de uitkomst mee te delen en een  eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen;

II.       verklaart het beroep van ThemaPark B.V. ongegrond.

Aldus vastgesteld op 30 maart 2023 door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.

w.g. Van Diepenbeek
voorzitter

w.g. De Vlieger-Mandour
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023

615

BIJLAGE

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

&1 Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

b. beperkt kwetsbaar object:

(…)

b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

(…)

g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

(…)

l. kwetsbaar object:

(…)

c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval       behoren:

1º. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of

2º. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en    waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt,          hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

(…)

Planregels

4.4. Specifieke gebruiksregels

Artikel 4.4.1 Toegestane personendichtheid

De personendichtheid binnen het gebied met de bestemming Detailhandel-3 mag niet meer bedragen dan 1 persoon per 100 m² bruto vloeroppervlak van een gebouw.

(…)

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Veiligheidszone - LPG

Artikel 9.1.1

a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de beperking van het externe veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid van een verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG.

b. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe functies worden opgericht of gebruikt waar regelmatig minder zelfredzame personen kunnen verblijven.

c. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende regels:

1. Er mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

2. Bestaande kwetsbare objecten en bestaande beperkt kwetsbare objecten mogen niet worden uitgebreid.

3. Het gebruik van een beperkt kwetsbaar object mag niet zodanig wijzigen dat het object als kwetsbaar object moet worden aangemerkt.

4. Het gebruik van een object dat niet als een beperkt kwetsbaar object wordt aangemerkt mag niet zodanig wijzigen dat het object als een beperkt kwetsbaar object moet worden aangemerkt.