Uitspraak 202300606/1/V2


Volledige tekst

202300606/1/V2.
Datum uitspraak: 30 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 29 december 2022 in zaak nr. NL22.1231 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 30 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 29 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 december 2021 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.A.P. Heesterbeek, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.

Overwegingen

1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 26 januari 2023. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Iedema
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023

915