Uitspraak 202107822/1/R4


Volledige tekst

202107822/1/R4.
Datum uitspraak: 5 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Soest,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Soest,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Chalonhof" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij A] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2022, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door S.F. Supusepa, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij B], [partij C] en [partij A], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Chalonhof" maakt de bouw van vier woningen mogelijk. Twee vrijstaande woningen en een twee-onder-één-kap-woning. [appellant] en anderen wonen in de directe omgeving van de vier geplande woningen en vrezen door de bouw van de vier woningen aangetast te worden in hun woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Publicatie Soester Courant

3.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan ten onrechte niet in het weekblad Soester Courant is gepubliceerd.

3.1.    De raad stelt dat uit de Wet elektronische publicaties volgt dat van het bestemmingsplan alleen kennis hoeft te worden gegeven langs elektronische weg, via de website www.officielebekendmakingen.nl. Dat is gebeurd. Verder heeft de raad nog steeds de gewoonte als dienstverlening om haar inwoners ook via de Soester Courant op de hoogte te stellen van nieuwe bestemmingsplannen. Door een misverstand heeft de publicatie van dit bestemmingsplan in deze krant niet plaatsgevonden. Daarmee is echter geen wettelijk voorschrift geschonden, aldus de raad.

3.2.    De beroepsgrond van [appellant] en anderen dat het bestemmingsplan ten onrechte niet in het weekblad Soester Courant is gepubliceerd gaat over een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan alleen al daarom de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan dus geen reden zijn voor de vernietiging van het bestreden besluit.

Overigens overweegt de Afdeling dat uit de artikelen 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en 3.8, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening volgt dat de bekendmaking van de vaststelling van een bestemmingsplan alleen nog langs elektronische weg dient te geschieden. De Afdeling is het dus met de raad eens dat via bekenmaking op de website www.officielebekendmakingen.nl aan de wettelijke voorschriften voor publicatie is voldaan. Dat geen publicatie in de Soester Courant of enige andere fysieke krant heeft plaatsgevonden, betekent dus niet dat het bestemmingsplan onjuist is gepubliceerd of de vaststelling van het plan onrechtmatig is.

Het betoog faalt.

Behoefte en Structuurvisie Soest 2009-2030

4.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet voorziet in woningen voor starters en ouderen, waaraan volgens de gemeente de meeste behoefte is. In de structuurvisie Soest 2009-2030 (hierna: de structuurvisie) van de gemeente staat ook dat de helft van de woningen gebouwd moet worden in het goedkopere segment. Daar voldoet het plan volgens [appellant] en anderen niet aan.

4.1.    De raad stelt dat het beleid van de gemeente, zoals onder meer neergelegd in de structuurvisie, inderdaad is om in ieder geval de helft van de nieuwe woningen te bouwen in het goedkopere segment van de markt. Daarmee focust de gemeente zich op huurappartementen en betaalbare koopwoningen, maar het doel is niet om andere type woningen uit te sluiten, aldus de raad. In de beantwoording van de zienswijze is opgemerkt dat er een noodzaak is van een mix van verschillende woningen.

4.2.    De Afdeling is van oordeel dat de omstandigheid dat er behoefte is aan starter en ouderen woningen en dat het beleid van de raad ook is om meer dan de helft van de woningen in de gemeente te bouwen in het goedkopere segment, niet betekent dat in de gemeente Soest daarnaast niet ook behoefte is aan woningen in het hogere segment, waarin het plan voorziet. Gelet op de totale woning behoefte die in het algemeen in Nederland, en ook in Soest, groot is, heeft de raad daarom mogen oordelen dat aan de vier woningen in het hogere segment, die het plan mogelijk maakt, behoefte bestaat.

Het betoog faalt.

Goede ruimtelijke ordening - stedenbouwkundige aspecten

5.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan berust op een kwalitatief onvoldoende stedenbouwkundige visie. Volgens [appellant] en anderen sluiten de vier woningen, die ieder ook van een verschillend woningtype zijn, niet aan bij de woningtypen in de directe omgeving. Daarnaast valt de zogenoemde schuurwoning stedenbouwkundig uit de toon, omdat deze verstopt staat achter andere woningen en deze schuurwoning op een onlogische wijze wordt ontsloten. Ten slotte betogen [appellant] en anderen dat onvoldoende rekening is gehouden met de hoogteverschillen van enkele tientallen centimeters in het gehele plangebied en dat in het plan extra groen moet worden opgenomen ter compensatie voor het in 2019 in het plan Beukenhof verwijderd groen.

5.1.    De raad stelt dat de locaties van één vrijstaande woning en de te bouwen twee-onder-een-kapper in het verlengde liggen van de andere al aan de weg Chalonhof gelegen woningen ter plaatse. Daaraan liggen ook hoofdzakelijk geschakelde en twee-onder-een-kap woningen. Het plan maakt de ontwikkeling rond de Chalonhof aan deze zijde van De Eng volgens de raad mooi af met op de kop een verbijzondering in de vorm van een vrijstaande woning.

De tweede vrijstaande woning die het plan mogelijk maakt, de zogenoemde schuurwoning, ligt achter twee ten noorden daarvan, aan de Chalonhof, gelegen woningen en kan via een doorgang tussen de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] worden ontsloten. Ook aan de zuid(westelijke)zijde van deze woning liggen woningen, die zijn gelegen aan de Beukenlaan. De schuurwoning ligt dus tussen de woningen gelegen aan de Chalonhof en die aan de Beukenlaan. Echter, op dit tussenliggende terrein zijn ten noordwesten van de schuurwoning al andere woningen gerealiseerd. De schuurwoning ligt aan het einde van de tussen deze woningen gerealiseerde straat. In die zin is de schuurwoning stedenbouwkundig aanvaardbaar gesitueerd, zo stelt de raad.

Daarnaast stelt de raad dat bij de planvorming rekening is gehouden met de hoogteverschillen op het terrein. Bij de uiteindelijke aanlevering van de ontwerpen voor de woningen voor de vergunningverlening zal daarmee rekening gehouden worden, aldus de raad.

5.2.       Gezien de hierboven weergegeven toelichting van de raad is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend is in de omgeving. De twee-onder-een-kapper en een vrijstaande woning liggen in het logische verlengde van de weg Chalonhof ter plaatse en passen bij de al aan die weg gerealiseerde woningen. De vrijstaande woning is de laatste woning aan deze weg en heeft daarom een bijzonder karakter. Het plan sluit dus aan bij de massa en bebouwingsopzet zoals die aan de Chalonhof nu aanwezig is.

De schuurwoning ligt weliswaar tussen twee bebouwingslinten in, maar wordt aan de westzijde begrensd door andere woningen die ook tussen deze twee bebouwingslinten in liggen. Daarom heeft de raad ook de ligging van deze woning stedenbouwkundig aanvaardbaar mogen achten.

Het plan maakt de ontsluiting van de schuurwoning zowel op de Chalofhof ten noordwesten (tussen de woningen op de [locatie 1] en [locatie 2]) als wel op de weg gelegen oostelijk van dit perceel, mogelijk. Beide gronden hebben namelijk de bestemming "Tuin", waarbinnen, gezien artikel 3.1, onder b, van de planregels realisatie van een ontsluiting mogelijk is. In beide gevallen vindt ontsluiting op bestaande wegen plaats. Gelet daarop en mede gelet op de breedte van de tussen de woningen op de [locatie 1] en [locatie 2] gelegen gronden heeft de raad een ontsluiting tussen deze twee woningen vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar hoeven achten.

De hoogteverschillen in het terrein zijn verder niet zodanig dat daar in het plan onvoldoende rekening mee is gehouden. Ten slotte hebben [appellant] en anderen niet onderbouwd dat de raad de verplichting had extra groen in het plan op te nemen ter compensatie voor het met het plan Beukenhof verwijderd groen.

Het betoog faalt.

Goede ruimtelijke ordening - gevolgen van het plan voor de aanwezige bomen

6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan de ter plaatse aanwezige bomen onvoldoende beschermd. Daarbij wijzen [appellant] en anderen erop dat de schuurwoning op meer dan 10% van de wortels kan worden gebouwd van de zogenoemde boom 3 (zoals te zien op afbeelding 5 van het rapport "Bomen Effect Analyse, 4 bomen plangebied Chalonhof in Soest", (hierna: het boomrapport) van het boomtechnisch ingenieursbureau Treevision van 13 februari 2020, dat bij de toelichting van het plan is gevoegd). Uit het boomrapport volgt volgens [appellant] en anderen dat maar 10% van een wortelgebied bebouwd mag worden. Ook hebben de gronden onder de boomkruinen ten onterechte de bestemming "Wonen" gekregen. [appellant] en anderen voeren ook aan dat de boomkruinen te klein zijn weergegeven op de verschillende tekeningen.

6.1.    De raad stelt dat uit het boomrapport volgt dat het plan geen gevolgen heeft voor de aanwezige bomen. De daarin opgenomen foto’s en tekeningen geven de situatie van destijds aan en geven dan ook nog steeds een goede indicatie van de situatie ten tijde van het vaststellen van het plan.

6.2.    In het boomrapport zijn op afbeelding 5 de bomen 1, 2, 3 en 4 te zien. In het boomrapport wordt toegelicht dat de conditie van boom 1, 2 en 3 goed is. Boom 4 verkeert in een mindere staat. Wel is de mechanische staat van de bomen 1, 3 en 4 aangetast. Bomen 1 en 3 lijden aan plakoksel en boom 4 lijdt aan rotting in de stamvoet. Op basis van deze onderzoeksresultaten zullen de bomen 1 en 4 een sterk verminderde toekomstverwachting hebben en binnen 5 tot 10 jaar uit vallen. De verwachting van boom 3 is, ondanks de plakoksel, voldoende (uitval binnen 10 jaar niet verwacht). Boom 2 heeft een goede toekomstverwachting (tenminste 15 jaar).

Het boomrapport licht toe dat de invloed van de bouw(werkzaamheden) op de bomen zeer beperkt is, omdat de te bouwen woningen zich buiten de kwetsbare zone van de bomen bevinden. Het handhaven van de bomen bij uitvoering van het bestemmingsplan wordt door het rapport dan ook mogelijk geacht, indien de in het boomrapport genoemde beschermende maatregelen worden opgevolgd en een zeer beperkte snoei bij boom 3 plaatsvindt.

6.3.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] en anderen geen aanknopingspunten hebben gegeven voor het oordeel dat het boomrapport zodanige gebreken of leemten in kennis bevat dat de raad deze analyse niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. Zo is niet gebleken dat de foto’s en tekeningen van de bomen die zijn opgenomen in het boomrapport zodanig afwijken van de werkelijkheid dat de raad niet van dit rapport mocht uitgaan. De raad heeft via dit rapport bij de vaststelling van het plan dus voldoende onderzoek laten doen naar de aanwezige bomen. Uit dat onderzoek blijkt niet dat deze bomen dusdanig van belang zijn (monumentale of waardevolle bomen) dat de raad ze in het plan een afzonderlijke aanduiding of bestemming had moeten geven. De raad heeft aan de gronden met de bomen de bestemming "Wonen" mogen geven en hoefde niet, zoals [appellant] en anderen wensen, de bestemming "Tuin" toe te kennen. Dit mede gelet op de conditie van de bomen en omdat de raad bij de situering van de bouwvlakken rekening heeft gehouden met deze bestaande bomen. Uit de boomeffectanalyse blijkt ook dat het bebouwen van deze bouwvlakken de bomen niet aantast.

Het betoog faalt.

Water

7.       [appellant] en anderen betogen dat in het bestemmingsplan ten onrechte geen regeling is opgenomen voor de opvang van het hemelwater en het water dat vanaf "De Eng" naar de lager gelegen Beukenlaan, via het plangebied, stroomt. In het onderzoek is geen rekening gehouden met huidige regenbuien en met bestratingen. De huidig aanwezige Water Afvoer Drainage en Infiltratie faciliteit (hierna: wadi) is ten onrechte niet in het plan opgenomen.

7.1.    In de toelichting bij het plan is opgenomen dat het terrein nu bijna volledig onverhard is en door de ontwikkeling van vier woningen de verharding dus zal toenemen. Voor de woningen is, gelet op deze verharding,  een totale waterberging van 9,16 m³ nodig. Gezien de huidige grondwaterstand van meer dan 1,6 m onder maaiveld en de zandige bodem is natuurlijke infiltratie mogelijk en kan gebruik worden gemaakt van infiltratiekratten, aldus de toelichting bij het plan. De raad stelt dat binnen het bestemmingsplan dus afdoende maatregelen mogelijk zijn om wateroverlast te voorkomen.

Ook is in de plantoelichting gekeken naar lokale wateroverlast. Daaruit blijkt dat er twee flinke stroombanen op de planlocatie uitkomen. De buioverlast in het plangebied neemt bij een forse bui flink toe. Eventueel dienen daarom wel maatregelen te worden genomen om toekomstige wateroverlast in tuinen en woningen in het plangebied te voorkomen. Dat zal bij de te verlenen omgevingsvergunningen nader aan de orde moeten komen. Bij de omgevingsvergunning hoort dan ook een onderbouwing van de concrete wijze waarop het water zal worden vastgehouden en conform waterschaps- en gemeentelijke eisen zal worden afgevoerd, aldus de raad.

Voort stelt de raad dat de wadi niet op de verbeelding aangegeven is omdat deze geen aparte bestemming heeft. De wadi wordt volgens de raad niet of niet volledig gehandhaafd om te voorkomen dat er een groot gat achter in de achtertuin komt te liggen. Wel zullen, onder andere op deze locatie, wateropvangvoorzieningen worden geplaatst om mogelijke wateroverlast tegen te gaan. Hierdoor wordt de wadi overbodig, aldus de raad.

7.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad met bovenstaande toelichting bij het plan voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de opvang van hemelwater op het perceel niet aan het bebouwen en verharden van delen van het plangebied in de weg staat. Met de opvang van hemelwater in verband met het bebouwen en verharden van het plangebied is dus bij het vaststellen van het plan voldoende rekening gehouden.

Wel blijkt uit de plantoelichting dat het perceel, mede door de ter plaatse aanwezige hoogte verschillen, kwetsbaar is voor wateroverlast via afstromend water bij grote regenval. Daarvoor zullen maatregelen nodig zijn, zo staat in de toelichting te lezen. De raad heeft echter niet uitgelegd waarom in het plan geen nadere regels nodig zijn ter voorkoming van onaanvaardbare wateroverlast en in het plan is ook niet geborgd dat de eventueel noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van onaanvaardbare wateroverlast zullen worden genomen. Dit had, naar het oordeel van de Afdeling, in dit geval wel op de weg van de raad gelegen, gelet op het gestelde in de toelichting van het plan. Hierbij neemt de Afdeling in ogenschouw dat de nu aanwezige wadi zal verdwijnen. Gelet op het voorgaande overweegt de Afdeling dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er in het plan ter voorkoming van onaanvaardbare wateroverlast geen aanvullende regels zijn opgenomen. In dit opzicht is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.

Het betoog slaagt.

Bedrijvenlijst en bouwtermijn

8.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan aangevuld had moeten worden met de in zijn zienswijzen genoemde bedrijven die geluidshinder veroorzaken.

8.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad de drie door [appellant] en anderen in hun zienswijze genoemde bedrijven toegevoegd heeft aan de bedrijvenlijst in de plantoelichting van het bestemmingsplan om een actueel beeld van de omgeving te krijgen. Het betoog mist daarom feitelijke grondslag.

Het betoog faalt.

8.2.    [appellant] en anderen betogen dat in het plan had moeten worden opgenomen dat het project in 14 kalendermaanden moet worden uitgevoerd. Dit om de overlast tijdens de bouw zoveel mogelijk te minimaliseren.

8.3.    De Afdeling merkt op dat eventuele overlast tijdens de bouw niet over het plan zelf gaat, maar over de uitvoering ervan. In een bestemmingsplanprocedure kunnen deze uitvoeringsaspecten niet aan de orde komen. Het is daarom niet mogelijk in een bestemmingsplan een regel op te nemen over de maximale bouwtijd.

Het betoog faalt.

Toegang tot de achtertuinen van [locatie 1] en [locatie 2]

9.       [appellant] en anderen betogen dat in het bestemmingsplan ten onrechte niet de toegang naar de achtertuinen van de [locatie 1] en [locatie 2] is geregeld.

9.1.    De raad stelt dat de woning aan de [locatie 1] een zijuitgang heeft op de gronden gelegen tussen [locatie 1] en [locatie 2]. Het plan maakt deze zijuitgang niet onmogelijk. Dat geldt ook voor [locatie 2]. Verder is het een privaatrechtelijke kwestie tussen de grondeigenaren.

9.2.    De Afdeling stelt vast dat het plan aan de gronden gelegen tussen de [locatie 1] en [locatie 2] de bestemming "Tuin" geeft. Deze bestemming maakt een toegang naar de achtertuinen van deze woningen planologische mogelijk. Verder moet de toegang van de achtertuinen van de [locatie 1] en [locatie 2] via een recht van overpad privaatrechtelijk geregeld worden. Dat valt buiten deze bestuursrechtelijke procedure. Ter zitting is overigens gebleken dat [partij A] en [appellant] in gesprek zijn over het vestigen van een recht van overpad voor [appellant] en [partij A] voornemens is met [appellant] hierover iets af te spreken zodra hij zekerheid heeft dat hij de woningen mag gaan bouwen.

Het betoog faalt.

Uitvoerbaarheid - aantasting flora en fauna

10.     [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is, omdat een rapport over de aantasting van de flora en fauna nog niet afgerond was ten tijde van de besluitvorming. Er dient volgens [appellant] en anderen onderzoek gedaan te worden naar de voorkomende soorten dagvlinders, nachtvlinders, vleermuizen, hommels, bijen en wespen, kartuizer anjers en korstmossen.

10.1.  De raad wijst op het rapport "Quickscan ecologie, Nieuwbouw [locatie 2]-[locatie 3] Soest" (hierna: de quickscan) van Lievense Milieu B.V., van 7 november 2019, dat bij de toelichting van het plan is gevoegd, waaruit volgt dat de aanwezige flora en fauna niet in de weg staat aan uitvoerbaarheid van het plan.

10.2.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

10.3.  In de quickscan is onderzoek naar beschermde diersoorten en plantensoorten vastgelegd. In de quickscan staat dat het plangebied mogelijk een essentiële functie heeft voor beschermde planten (kartuizer anjer) en dat daarvoor nader onderzoek moet plaatsvinden, waarop een ontheffing voor soortenbescherming van de Wnb kan worden aangevraagd voor planten. Het plangebied biedt verder mogelijk een niet-essentiële functie voor beschermde grondgebonden zoogdieren (eekhoorn), vleermuizen en jaarrond beschermde broedvogels (huismus). Voor deze soortgroepen hoeft volgens de quickscan geen nader onderzoek plaats te vinden. Als de werkzaamheden uitgevoerd worden conform de in de quickscan nader genormeerde zorgplicht, wordt geen probleem verwacht.

Naar aanleiding van de quickscan heeft de raad nader onderzoek naar de beschermde planten laten doen. Uit dat onderzoek naar de kartuizer anjer aan de Chalonhof/Beukenlaan te Soest van 4 augustus 2020 (hierna: kartuizer anjer onderzoek) door FF Solutions R-1 Buitenbouw B.V., volgt dat er geen kartuizer anjers zijn waargenomen binnen de projectlocatie.

10.4.  De Afdeling overweegt dat [appellant] en anderen geen concrete gegevens hebben overgelegd waaruit volgt dat de quickscan of het kartuizer anjer onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten dat de raad die onderzoeken niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen.  Verder waren deze onderzoeken afgerond ten tijde van de vaststelling van het plan. Gelet hierop heeft de raad zich, met verwijzing naar die onderzoeken, op het standpunt mogen stellen dat de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog faalt.

Conclusie

11.     Gelet op wat onder 7.2 is overwogen, ziet de Afdeling in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 14 oktober 2021 is genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.

Het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 14 oktober 2021 is gegrond, zodat het besluit van 14 oktober 2021 en daarmee het gehele bestemmingsplan dient te worden vernietigd.

12.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

13.     De raad moet de proceskosten van [appellant] en anderen (reiskosten) vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Soest van 14 oktober 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chalonhof" gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Soest van 14 oktober 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chalonhof";

III.      draagt de raad van de gemeente Soest op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Soest tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,38, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Soest aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Loo
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023

418-993