Uitspraak 202207281/2/R3


Volledige tekst

202207281/2/R3.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], gevestigd te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2022 heeft het college het uitwerkingsplan "Park de Zevenloft, Zevenhuizen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 14 maart 2023, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. D. Korsse, advocaat te Almelo, en [gemachtigde C], en het college, vertegenwoordigd door mr. L.F. Eremia, B. Hertsig en J. Rings, zijn verschenen. Verder is op de zitting TN Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde D], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De voorzieningenrechter kan in dit geval niet met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak doen, omdat het college hier geen toestemming voor heeft gegeven. De voorzieningenrechter zal dus alleen beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het uitwerkingsplan maakt de bouw van 17 woningen aan de Noordelijke Dwarsweg 94-96 en de Knibbelweg 18F in Zevenhuizen mogelijk. Met dit uitwerkingsplan heeft het college uitvoering gegeven aan een uitwerkingsplicht in het bestemmingsplan "Zuidplas-West" (hierna: het bestemmingsplan). Hierin heeft het gebied vrijwel geheel de bestemming "Lintzone - Uit te werken". TN Ontwikkeling is de initiatiefnemer voor de mogelijk gemaakte woningen.

Voor de beoogde woningen zijn in het plangebied drie grote bouwvlakken aangewezen (naast enkele kleine bouwvlakken die zijn bedoeld voor parkeervoorzieningen). Het noordoostelijke bouwvlak voor woningen ligt evenwijdig aan de Knibbelweg. Aan de overkant exploiteert [verzoeker] een loonbedrijf aan de [locatie]. De afstand tussen dit bouwvlak en het perceel van [verzoeker] is ongeveer 21 m. [verzoeker] vreest dat zij door de nabijheid van de woningen zal kunnen worden belemmerd en beperkt in haar bedrijfsmogelijkheden. Zij heeft beroep ingesteld tegen het uitwerkingsplan en heeft de voorzieningenrechter gevraagd om dit plan te schorsen totdat uitspraak op het beroep is gedaan.

Spoed

3.       TN Ontwikkeling heeft al een omgevingsvergunning gevraagd voor het bouwen van woningen binnen het plangebied van het uitwerkingsplan. [verzoeker] heeft daarom een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Beoordeling verzoek

4.       [verzoeker] voert in beroep aan dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat bij de mogelijk gemaakte woningen een goed woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd. Met name heeft het college volgens haar onvoldoende rekening gehouden met de geluidbelasting als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van [verzoeker], zowel op zichzelf beschouwd als in combinatie met geluidbelasting van andere bronnen.

4.1.    De plantoelichting bij het uitwerkingsplan bevat een beoordeling van de aanvaardbaarheid van de woningen uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat. In paragraaf 4.9.1 staat dat het college zich daarbij heeft gebaseerd op de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering (2009)". Het college is uitgegaan van het omgevingstype "gemengd gebied". Voor een bedrijf in milieucategorie 3.1, waartoe het loonbedrijf van [verzoeker] behoort, geldt dan een richtafstand van 30 m. Voor die richtafstand is in dit geval het aspect geluid bepalend.

Voor situaties waarin een richtafstand niet wordt gehaald, kent de VNG-brochure een stappenplan. Kort gezegd houdt dat stappenplan in dat moet worden bepaald hoe hoog de geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zal zijn. Hoe hoger de geluidbelasting, hoe zwaarder de motiveringsplicht is om een geluidgevoelige bestemming toch in te passen. Stap 4 is de hoogste stap. Die houdt in dat als de geluidbelasting in gemengd gebied hoger is dan etmaalwaarden van 55 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden) en/of 65 dB(A) als gevolg van verkeersaantrekkende werking, inpassing doorgaans niet mogelijk zal zijn, maar dat als het bevoegd gezag toch tot inpassing wil overgaan, dit grondig moet worden onderzocht, onderbouwd en gemotiveerd. Cumulatie van al aanwezige geluidbelasting moet worden meegenomen.

4.2.    Het college heeft vastgesteld dat de afstand tussen (onder meer) het loonbedrijf van [verzoeker] en de dichtstbijzijnde nieuw mogelijk gemaakte woningen in het bouwvlak dat evenwijdig aan de Knibbelweg ligt, korter is dan 30 m. Daarom heeft het college nader bepaald welke geluidbelasting van het loonbedrijf op de nieuwe woningen is te verwachten en beoordeeld of met die geluidbelasting toch een goed woon- en leefklimaat bij die woningen kan worden gewaarborgd. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het rapport "Akoestisch onderzoek bouwplan Zevenloft Knibbelweg te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas" van 5 oktober 2022. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting vanwege het loonbedrijf van [verzoeker] op gevels van de nieuwe woningen kan oplopen tot etmaalwaarden van 54 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 80 dB(A) maximaal geluidsniveau. Zoals het college ook heeft onderkend, betekenen de berekende waarden dat voor het maximaal geluidsniveau wordt toegekomen aan stap 4 uit de VNG-brochure, en dat voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau kan worden volstaan met een minder zware motivering volgens stap 3.

4.3.    Het college heeft hier invulling aan gegeven door in paragraaf 4.9.2 van de plantoelichting een motivering op te nemen. Hierin staat dat er al sprake is van een overschrijding van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op andere, al bestaande woningen. Die overschrijding is hoger dan de overschrijding op de nieuwe woningen. Verder staat in deze motivering, samengevat, dat er een grote behoefte aan nieuwe woningen is en dat één van de locaties waar een toevoeging van het woningbestand kan plaatsvinden de Lintzone is, waar wonen via een uitwerkingsverplichting al mogelijk is gemaakt. De initiatiefnemer zal er bij de realisatie van de woningen met extra voorzieningen, zoals extra gevelwerende maatregelen, voor zorgen dat op een duurzame manier een goed woon- en leefklimaat binnen de woningen wordt bereikt. Het college heeft er op gewezen dat artikel 6.2.6 van de planregels daarover een voorwaardelijke verplichting bevat, zodat het college een aanvraag om omgevingsvergunning voor de woningen daar aan kan toetsen. Verder is in de motivering betrokken dat voor onder andere het loonbedrijf van [verzoeker] een maatwerkvoorschrift is vastgesteld, op grond waarvan hogere geluidbelastingen vanwege de bedrijfsactiviteiten (vooral in- en uitrijdend verkeer) op de gevels van woningen zijn toegestaan dan is bepaald in artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op grond hiervan acht het college de nieuwe woningen aanvaardbaar.

4.4.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter schiet de bovenstaande motivering tekort. Dat geldt zeker nu volgens stap 4 uit de VNG-brochure een grondig onderzoek en grondige onderbouwing en motivering zijn vereist om de woningen te kunnen toestaan. De voorzieningenrechter verwacht daarom niet dat het uitwerkingsplan op dit punt in de bodemprocedure stand zal houden. De voorzieningenrechter licht dit hieronder nader toe.

4.5.    In het akoestisch rapport staan berekeningen voor meetpunten op de rand van het bouwvlak in het uitwerkingsplan. Daarbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid om woningen tot buiten het bouwvlak vergunningsvrij uit te breiden, waardoor gevels nog dichterbij het loonbedrijf van [verzoeker] kunnen komen te liggen. Zoals het college op de zitting heeft erkend, had dat wel gemoeten.

4.6.    Ook is in het akoestisch rapport en de plantoelichting geen aandacht besteed aan de gevolgen van de geluidbelasting in de tuinen bij de woningen, met name de achtertuinen tegenover het loonbedrijf van [verzoeker]. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2177), kan de geluidbelasting in tuinen van belang zijn voor de vraag of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan het college niet volstaan met de overweging dat bewoners geen gebruik hoeven te maken van de achtertuin, en bij geluidhinder desgewenst ook bijvoorbeeld in de voortuin kunnen zitten, zoals het op de zitting naar voren heeft gebracht.

4.7.    Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat in de plantoelichting geen aandacht is besteed aan cumulatie van aanwezige geluidbelasting. Het college heeft op de zitting erkend dat dit in stap 4 voor het maximale geluidniveau wel had gemoeten. Weliswaar heeft het college zich daarbij op het standpunt gesteld dat die cumulatie maar tot een beperkte toename ten opzichte van de berekende geluidbelasting zal leiden, maar het college heeft daarover geen gegevens overgelegd. Hier komt bij dat uit wat hiervoor onder 4.5 is overwogen volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau hoger kan zijn dan het college heeft aangenomen. Een beperkte toename kan er mogelijk al toe leiden dat ook voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt toegekomen aan stap 4. Dan zal ook daarvoor gelden dat aandacht moet worden besteed aan cumulatie van aanwezige geluidbelasting.

4.8.    De voorzieningenrechter voegt hier nog aan toe dat het college naar voorlopig oordeel in zijn motivering ten onrechte betekenis heeft toegekend aan de omstandigheid dat in de omgeving van het loonbedrijf bestaande woningen aanwezig zijn waar het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau al hoger is dan het berekende niveau voor de nieuwe woningen. Dat is niet van betekenis voor de vraag of in nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Bovendien staat dit los van het maximaal geluidsniveau, waarvoor het college juist aan stap 4 is toegekomen.

Ook heeft het college naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in zijn motivering ten onrechte betekenis toegekend aan de omstandigheid dat wonen in de Lintzone via de uitwerkingsverplichting al mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan "Zuidplas-West". De voorzieningenrechter stelt namelijk vast dat artikel 19, lid 19.5.1, onder c, van de planregels van dat plan de volgende voorwaarde bevat:

"voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;".

Conclusie

5.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en het uitwerkingsplan in afwachting van de behandeling van het beroep in de bodemprocedure te schorsen. De voorzieningenrechter beperkt deze schorsing tot het bouwvlak dat evenwijdig aan de Knibbelweg ligt. De andere bouwvlakken liggen op beduidend grotere afstand van het loonbedrijf van [verzoeker]. In wat [verzoeker] tegen het uitwerkingsplan heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen reden om de schorsing ook tot deze bouwvlakken uit te breiden.

6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas van 1 november 2022 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Park de Zevenloft, Zevenhuizen", voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" en een bouwvlak dat betrekking heeft op de percelen die zijn gesitueerd langs de Knibbelweg te Zevenhuizen;

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas aan [verzoeker] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Knol
voorzieningenrechter

w.g. Witsen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

727