Uitspraak 202300466/2/R3


Volledige tekst

202300466/2/R3.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Drachten, gemeente Smallingerland,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Smallingerland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsweg - de Tuinen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting Accolade heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 14 maart 2023, waar [verzoeker], [verzoeker A] en [verzoeker B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.D. Boscha en T.J. de Ruijter, zijn verschenen. Verder is op de zitting Stichting Accolade, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. K.B. Post, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De voorzieningenrechter kan in dit geval niet met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak doen, omdat [verzoeker] en anderen hier geen toestemming voor hebben gegeven. De voorzieningenrechter zal dus alleen beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plangebied bestaat uit twee op elkaar aansluitende locaties: de locatie Stationsweg en de locatie De Tuinen. Het bestemmingsplan maakt op deze locaties binnen aangewezen bouwvlakken sociale huurwoningen mogelijk. Stichting Accolade is de initiatiefnemer.

Op de locatie De Tuinen gaat het om 17 grondgebonden woningen. Het is de bedoeling dat er ten zuiden van deze woningen een strook groen komt, en daarachter 21 parkeerplaatsen voor de bewoners. Die parkeerplaatsen komen in een strook langs een doodlopend deel van de weg De Tuinen, die nu nog bestaat uit heggen en struiken.

[verzoeker] en anderen hebben bedrijven aan [locatie 1] en [locatie 2]. Deze bedrijven maken onderdeel uit van een kleinschalig bedrijventerrein met loodsen aan de overkant van waar de woningen en parkeerplaatsen zijn voorzien. Het gaat om bedrijven in milieucategorie 2. [verzoeker] en anderen zijn het er niet mee eens dat de woningen op kortere afstand dan 30 m van hun bedrijfspercelen mogelijk worden gemaakt. Ook zijn zij het niet eens met de beoogde parkeerplaatsen langs De Tuinen. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd om in afwachting van een uitspraak op hun beroep een voorlopige voorziening te treffen.

Spoed

3.       Stichting Accolade heeft aangegeven dat zij al aanvragen om omgevingsvergunning voor de woningen heeft ingediend. [verzoeker] en anderen hebben daarom een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Beoordeling verzoek

4.       De voorzieningenrechter zal een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestemmingsplan geven. Dat wil zeggen dat de voorzieningenrechter een inschatting maakt van de kans van slagen van de aangevoerde beroepsgronden in de bodemprocedure. Als de voorzieningenrechter in die beroepsgronden redenen vindt voor gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in stand zal kunnen blijven, kan dat aanleiding zijn om het bestemmingsplan te schorsen.

De afstand tussen de bedrijfspercelen en de woningen

5.       [verzoeker] en anderen voeren in beroep aan dat de raad zich niet heeft gehouden aan de minimale afstand van 30 m die hij had moeten aanhouden tussen hun bedrijfspercelen en de dichtstbij gelegen woningen. Die afstand is volgens hen nodig om te voorkomen dat bewoners in de toekomst hinder ondervinden van hun bedrijfsactiviteiten. [verzoeker] en anderen voegen hier aan toe dat zij plannen hebben om hun bedrijven uit te breiden.

5.1.    Bij de beoordeling of de afstand tussen de nieuwe woningen en de bestaande bedrijven uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, heeft de raad zich gebaseerd op de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering (2009)". De raad is uitgegaan van het omgevingstype "rustige woonwijk". Dan geeft de VNG-brochure voor bedrijven in milieucategorie 2 een richtafstand van 30 m tot woningen. Bij die afstand wordt aangenomen dat geen onaanvaardbare hinder van de bedrijfsactiviteiten in de vorm van geluid, geur, stof of gevaar is te verwachten, zodat in zoverre een goed woon- en leefklimaat bij de woningen gewaarborgd.

De kortste afstand tussen de bedrijfspercelen van [verzoeker] en anderen en de mogelijk gemaakte woningen aan de overkant van De Tuinen is ongeveer 25 m, dus minder dan de richtafstand van 30 m. De raad heeft in paragraaf 4.4 van de plantoelichting gemotiveerd waarom hij deze kortere afstand in dit geval toch aanvaardbaar vindt. Kort weergegeven heeft hij daar een aantal redenen voor gegeven:

- De eerste meters van de bedrijfspercelen langs De Tuinen worden gebruikt voor parkeren bij de bedrijven. Er vinden hier geen of weinig bedrijfsactiviteiten plaats. Daarom kan worden uitgegaan van een iets grotere daadwerkelijke afstand tussen de woningen en de bedrijfsactiviteiten.

- Tussen de loodsen en de woningen is een brede groenstrook en parkeerstrook voorzien, waardoor de loodsen aan het zicht worden onttrokken. Er zal vanuit de woningen geen direct zicht op de loodsen zijn. Ook de tuinen bij de woningen liggen op een afstand van zo'n 25 m.

- De bedrijfsactiviteiten, verkeersbewegingen en het geluid van laden en lossen zijn niet zodanig, dat geen goed woon- en leefklimaat in de woningen kan worden bereikt. Het bedrijfsterrein is ook niet geschikt voor bedrijfsactiviteiten met grotere negatieve effecten.

De raad heeft hierbij ook opgemerkt dat de bedrijven door de woningen niet extra zullen worden belemmerd in hun ontwikkeling, want onder het voorgaande bestemmingsplan was al bouw voor een milieugevoelige functie toegestaan op nog kortere afstand van de bedrijven. In het verweerschrift heeft de raad hier nog aan toegevoegd dat de bestaande bedrijfsgebouwen tot op grens van het bouwvlak langs De Tuinen liggen, en dus niet zullen kunnen uitbreiden in de richting van de woningen.

5.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat richtafstanden uit de VNG-brochure niet hard zijn. De raad heeft de ruimte om van de richtafstand af te wijken, zolang een goed woon- en leefklimaat bij de woningen maar gewaarborgd is. De raad moet dan wel motiveren waarom dat volgens hem zo is. Dat heeft de raad ook gedaan. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen reden waarom deze motivering in de bodemprocedure geen stand zal houden. De raad hoefde geen rekening te houden met uitbreidingsplannen van [verzoeker] en anderen, omdat het bestemmingsplan dat op hun percelen van toepassing is geen uitbreiding in de richting van de woningen toestaat. Voor zover [verzoeker] en anderen doelen op uitbreidingsplannen waarvoor dat bestemmingsplan moet worden gewijzigd, had de raad daar alleen rekening mee hoeven te houden als die uitbreidingsplannen concreet waren en bij de raad bekend waren. Dat was hier niet het geval. Toen de raad het bestemmingsplan voor de nieuwe woningen vaststelde, hadden [verzoeker] en anderen juist nog andere plannen, namelijk om het bedrijventerrein te herontwikkelen om ook daar woningbouw te realiseren. De voorzieningenrechter verwacht dan ook niet dat het beroep op dit punt in de bodemprocedure zal slagen.

Parkeerplaatsen

6.       [verzoeker] en anderen betogen dat de raad de parkeerplaatsen langs De Tuinen niet had mogen toestaan. De weg wordt al gebruikt voor laad- en losactiviteiten bij de bedrijven, waarbij de vrachtwagens ook achteruit rijden. Nu is dat nog geen probleem, maar als er parkeerplaatsen komen, zullen die tijdens het laden en lossen worden geblokkeerd en neemt het verkeer op deze weg toe, wat verkeersonveilige situaties kan opleveren. Bovendien kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan als spelende kinderen vanuit het woongebied de weg op komen. [verzoeker] en anderen stellen daarom voor de parkeerplaatsen alsnog te verplaatsen naar een gebied ten oosten van de woningen.

6.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat De Tuinen een openbare weg is. Het is [verzoeker] en anderen weliswaar niet verboden om de openbare weg te gebruiken voor laad- en losactiviteiten, maar dat betekent niet dat zij daar het recht aan kunnen ontlenen dat de weg niet ook door andere gebruikers en voor andere doeleinden mag worden gebruikt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hoefde de raad hier dan ook niet naar oplossingen te zoeken om andere gebruikers van de weg zoveel mogelijk te weren. Het is aan degene die op de openbare weg laadt en lost om rekening te houden met andere gebruikers, waarbij [verzoeker] en anderen op de zitting overigens nog hebben toegelicht dat er de ene dag drie vrachtwagens laden en lossen en de andere dag niet een, en die laad- en losactiviteiten per keer circa een half uur duren. Dat de doodlopende weg kan worden gebruikt door spelende kinderen is evenmin reden om tot een andere uitkomst te komen. Als gebruikers van de openbare weg zijn vrachtwagenchauffeurs die naar of van de loodsen van [verzoeker] en anderen rijden gehouden om zorgvuldig op te treden, met aandacht en zorg voor alle andere gebruikers.

Ook op dit punt verwacht de voorzieningenrechter dan ook niet dat het beroep in de bodemprocedure zal slagen.

Conclusie

7.       De voorzieningenrechter heeft in de beroepsgronden geen redenen gevonden voor gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in stand zal kunnen blijven. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Dat betekent dat het bestemmingsplan nu in werking treedt.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Knol
voorzieningenrechter

w.g. Witsen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

727